1. Wat is ongelijktijdige communicatie?
A. Je verwerkt een mediaboodschap wanneer je er als ontvanger zelf aan toe bent.
B. Je bent op een andere plek dan dat de communicatie plaatsvindt.
C. Sprekers en luisteraars bevinden zich in dezelfde tijd en plaats
D. Dit is een kritische leeshouding
2. Wat is niet waar?
a. De point-to-point communication werd broadcast communication
b. Door de tweede mediarevolutie is gelijktijdige communicatie tussen zender en ontvanger
versterkt
c. Er waren kritische geluiden tegen de boekdrukkunst
d. Door de opkomst van de boekdrukkunst werd kritisch denken gestimuleerd
3. Welke uitvinding was niet belangrijk in de derde mediarevolutie?
a. Film
b. Fotografie
c. Telefonie
d. Typemachine
4. Wat is een kenmerk van Web 1.0?
a. Multimediale sites
b. De gebruiker kreeg veel mogelijkheden om eigen input te geven
c. Digitale vertaling van de klassieke media
d. De rol van zender en ontvanger ligt steeds dichter bij elkaar.
5. Wat betekent het begrip convergentie?
a. Media afstemmen op behoefte doelgroep
b. Het ineenvloeien van informatiedragers, informatiekanalen en communicatiemedia
c. Het tegelijktijdig inzetten van media om je boodschap te verspreiden
d. Crossmediaproductie- de boodschap wordt over meerdere media verspreid
6. Wat is een typografisch discours?
a. Afspraken over de kwaliteit van beeld en tekst
b. Afspraken over het gebruik van lettertype
c. Afspraken binnen de journalistiek over argumentatie, overzicht feiten en meningen en
ordering van informatie
d. Afspraken binnen de media over inzet owned, payed, earned en shared media
7. Wat is geen gevolg van crossmedialiteit?
a. Mogelijkheid om meer publieksgroepen te bereiken
b. Synergie tussen de verschillende media-uitingen
c. Traditionele media sterven uit
d. Het bedrijf wordt aantrekkelijker gemaakt voor adverteerders
8. Waarvoor wordt merkkennis gebruikt?
a. Om de houding en voorkeur te meten ten aanzien van het merk
b. Om de identiteit van het merk te meten
c. Om te zorgen dat het merk onderscheidend en makkelijk herkenbaar is
d. Om te meten of de merkbelofte en het image goed doorkomen
9. Wat is godsdienst voor een kenmerk?
a. Geografisch
b. Psychografisch
c. Socio-economisch
d. Algemeen
10. Wat is het verschil tussen eufuncties en disfuncties wanneer het gaat over mediafuncties?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Noaveldmaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.38. You're not tied to anything after your purchase.