Voor de heffing van erf en schenkbelasting geldt het woonplaatsbeginsel. Het woonplaatsbeginsel
knoopt aan bij de woonplaats van de erflater of schenker. Erf en schenk belasting wordt slechts
geheven als degene VAN WIE wordt verkregen op het tijdstip van de verkrijging in Nederland
woonde, of geacht werd te wonen.
Als de erflater of schenker ten tijde van het overlijden of de schenking in Nederland woont, dan zijn
de verkrijgers belasting verschuldigd over hetgeen zij krachtens erfrecht of schenking verkrijgen.
De woonplaats van de VERKRIJGER is niet van belang, het is ook niet van belang waar de
verkregen goederen zijn gelegen.
Situsgoederen: Goederen die vanuit NL standpunt een zodanige binding hebben met ons land, dat
Nederland zich ook bevoegd acht tot heffing van belasting daarover als de erflater of schenker in
het buitenland woonde bij diens overlijden c.q. de schenking.
De rechtsgrond van de erf en schenkbelasting wordt gevonden in het draagkrachtbeginsel. In NL
wordt elk subject belast met IB. Deze heffing knoopt aan bij de subjectieve draagkracht
vermeerdering.
Voor de heffing van de erf of schenkbelasting geldt dat de erflater of schenker op het tijdstip van
het overlijden of de schenking in Nederland woont o.g.v. artikel 1 lid 1 onder 1 en 2 SW.
Woonplaatsbegrip: Artikel 4 lid 1 AWR, waar iemand woont of waar een lichaam is gevestigd moet
naar omstandigheden worden beoordeeld.
Op grond van artikel 4 lid 2 AWR, worden schepen en luchtvaartuigen die in NL hun thuishaven
hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van NL beschouwd.
Dus als ten tijde van het overlijden of schenken de woonplaats van iemand in NL was, wordt er erf
of schenkbelasting geheven, ongeacht je nationaliteit. De woonplaats is immers bepalend voor de
heffingsbevoegdheid.
In de SW speelt de nationaliteit slechts een rol voor de toepassing van artikel 3 lid 1 SW.
Als Nederland niet de feitelijke of fictieve woonplaats van de erflater of schenker was/is kan geen
erf of schenkbelasting worden geheven.
Op grond van artikel 2 lid SW wordt de vestigingsplaats van een rechtspersoon als diens
woonplaats aangemerkt voor de heffing van schenkbelasting. Als vestigingsplaats geldt dan de
plaats waar de feitelijke leiding zich bevindt.
Artikel 2 lid 1 SW bevat een woonplaatsfictie voor diplomaten en dergelijke personen. Een buiten
NL verblijf houdende Nederlander wordt voor de toepassing van de Successiewet geacht tijdens
zijn buitenlands verblijf in NL te wonen.
Indien de woonplaatsfictie op een Nederlander van toepassing is geldt deze ook voor zijn partner
en zijn kinderen, mits zij jonger zijn dan 27 jaar en zij in belangrijke mate door hem worden
onderhouden in de zin van artikel 1.5 wet IB 2001. o.g.v. artikel 1a SW.
De fictie geldt niet meer als de Nederlander niet langer deel uitmaakt van een vertegenwoordiging
van de genoemde diensten of organisaties. Als hij dan in het buitenland blijft wonen gaat de 10 -
jaars termijn van artikel 3 lid 1 SW lopen op het moment waarop hij NL feitelijk heeft verlaten
(Besluit 15 oktober 2014)
,Artikel 3 SW heeft tot doel om heffing van erf en schenkbelasting te ontkomen door emigratie. Op
grond van artikel 3 lid 1 SW wordt de Nederlander die binnen 10 jaar na zijn vertrek uit Nederland
komt te overlijden of een schenking doet, geacht op het tijdstip van zijn overlijden of de schenking
in Nederland te wonen. De persoon die door deze gebeurtenis verkrijgt is schenk of erfbelasting
verschuldigd vanwege de FICTIEVE Nederlandse woonplaats van de erflater of schenker.
Voor de toepassing van artikel 3 lid 1 SW is het vereist dat de emigrant zowel bij zijn vertrek uit
Nederland als op het tijdstip van zijn overlijden of de schenking de Nederlandse nationaliteit had.
Als iemand met een buitenlandse nationaliteit vanuit NL is geëmigreerd is artikel 3 lid 1 niet van
toepassing. Dat is ook het geval als die persoon de Nederlandse nationaliteit pas heeft verworven
na zijn vertrek uit ons land. ( Besluit 15 oktober 2014)
In artikel 3 lid 2 is een fictieve woonplaats geïntroduceerd voor iedereen die in NL heeft gewoond
en binnen 1 jaar na het verlaten van het land een schenking doet. Lid 2 is alleen van toepassing
voor de schenkbelasting, de nationaliteit doet echter niet ter zake.
Op grond van artikel 1 lid 9 SW wordt een schenking onder opschortende voorwaarde geacht tot
stand te zijn gekomen op het moment dat de voorwaarde in vervulling gaat.
Als iemand vermoedelijk is overleden vangt de termijn van artikel 3 aan op de dag waarop volgens
de verklaring van vermoedelijk overlijden dat overlijden waarschijnlijk heeft plaatsgevonden en dus
niet op de datum van afgifte van die verklaring.
Een ingevolge artikel 1:88 BW verleende toestemming tot de gift mag men niet als een
MEDEWERKING aan de gift aanmerken. De gift blijft een gift van de echtgenoot die heeft
gegeven, zij wordt in de onderlinge verhouding in beginsel uitsluitend aan de gever toegerekend.
De verklaring van iemand vermoedelijke overlijden wordt voor de toepassing van de successiewet
gelijkgesteld met diens werkelijke overlijden. Op grond van artikel 4 SW geldt als overlijdensdatum
de dagtekening van de verklaring van vermoedelijk overlijden.
Partnerschap
Indien de partner van de erflater de verkrijger is, geldt voor hem de partnervrijstelling van artikel 32
lid 1 onderdeel 4. Ook is het tarief van tarieftabel 1 van toepassing op grond van artikel 24 lid 1
SW.
In artikel 5a AWR is het basispartnerbegrip opgenomen. In artikel 1a SW zijn daarop aanvullingen
en beperkingen aangebracht.
Als partners ongehuwd samenwonen en onderling een wederzijdse zorgverplichting zijn
overeengekomen, vastgelegd bij notariële akte, bestaat er geen twijfel over de intentie van partijen
en is de fiscale behandeling als partner gerechtvaardigd.
Echtgenoten worden altijd als partner aangemerkt, tenzij zij zijn gescheiden van tafel en bed. Het
is niet vereist dat ze een gezamenlijke huishouding voeren. Echtgenoten die een
echtscheidingsverzoek hebben ingediend worden ook als partners aangemerkt (anders in de IB).
Pas indien het huwelijk formeel door echtscheiding of door overlijden is ontbonden, dan wel sprake
is van een scheiding van tafel en bed, worden de gehuwden niet meer als zodanig aangemerkt. In
artikel 2 lid 6 AWR, is het geregistreerd partnerschap gelijkgesteld aan het huwelijk en wordt
daardoor voor alle rijksbelastingen gelijkgesteld aan de echtgenoot.
Op grond van artikel 1a lid 1 kan iedere schenker of erflater max. 1 partner hebben. Indien een
erflater of schenker meer echtgenoten heeft bepaalt artikel 5a lid 5 AWR dat alleen de echtgenoot
uit de oudste verbintenis als partner wordt aangemerkt. Zolang de erflater/schenker gehuwd is
maar hij niet samenwoont met de partner maar met iemand anders, kan degene met wie hij een
gezamenlijke huishouding voert niet als partner worden aangemerkt.
, Samenwoners
Volgens artikel 1a SW is een samenwoner een partner als is voldaan aan de voorwaarden van
artikel 1a lid 1 of 3. Het partnerbegrip voor ongehuwd samenwonenden omvat nog steeds twee
categorieën:
-ongehuwd samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract(artikel 1a lid 1 SW)
-De vijf-jaars samenwoners (artikel 1a lid 3 SW)
Op grond van artikel 1a lid 1 zijn ongehuwden elkaars partner indien zij ten minste gedurende zes
maanden (voor de schenkbelasting geldt een termijn van 2 jaar) meerderjarig zijn en ingeschreven
hebben gestaan op hetzelfde aders in de BRP en zij een notariële akte hebben laten opmaken
waarin een wederzijdse zorgverplichting is opgenomen.
Daarnaast is men op grond van artikel 1a lid 3 SW partner van elkaar indien men gedurende
tenminste vijf jaar tot het tijdstip van overlijden of schenking op hetzelfde woonadres in de
gemeentelijke basisregistratie staat ingeschreven..
De samenwoners dienen minimaal zes maanden VOOR het overlijden van een van hen een
notariële akte te hebben laten opmaken waarin de verzorgingsverplichting is vastgesteld. Bij
amendement is echter een uitzondering op dit notariële contract opgenomen voor samenwoners
die gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf kalenderjaren staan ingeschreven op
hetzelfde woonadres (artikel 1a lid 3 SW). Alle andere eisen gelden wel voor deze samenwoners.
Artikel 1a lid 1 onderdeel c vereist dat een wederzijdse zorgverplichting is aangegaan bij een
notariële akte. Onder zorgplicht wordt verstaan, de verplichting om in elkaars levensonderhoud te
voorzien. Een wederzijdse verzorgingsverplichting welke ten minste inhoudt dat ieder naar eigen
vermogen of inkomen bijdrage aan de gemeenschappelijke huishouding.
Bloed en aanverwanten in de rechte lijn kunnen het partnerregime vanaf 1 januari 2010 niet meer
deelachtig worden.
In artikel 5a lid 7 AWR j.o artikel 1a lid 5 SW is voorzien in de situatie dat inschrijving op hetzelfde
woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis
vanwege medische redenen of ouderdom van een van de partners. In dat geval blijft het
partnerschap bestaan zolang geen van beide partners een andere fiscale partner heeft. Het
partnerschap kan worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de
inspecteur waarin een van de partner te kennen geeft niet langer als partner aangemerkt te willen
worden.
Erfrechtelijke verkrijgers zijn erfgenamen, legatarissen en lastbevoordeelden. Indien de erflater
is overleden zonder dat hij een testament heeft gemaakt zijn de erfgenamen ieder voor een gelijk
deel gerechtigd tot de nalatenschap op grond van artikel 4:10 lid 1 BW. Als een kind is
vooroverleden treden door plaatsvervulling DIENS kinderen in zijn plaats o.g.v. artikel 4:10 lid 2
(dus de kleinkinderen van de erflater).
Als de erflater ten tijde van zijn overlijden was gehuwd en een of meer kinderen heeft geldt van af
1 januari 2003 de wettelijke verdeling. Dat houdt in dat de kinderen hun erfdeel verkrijgen in de
vorm van een vordering op de langstlevende ouder (4:13 BW).
Indien in het testament aan een van de erfgenamen de last wordt opgelegd om de nalatenschap
op een bepaalde wijze te verdelen, kan worden verdiend dat daarmee wel rekening moet worden
gehouden voor de erfbelasting. De lastBEVOORDEELDE verkrijgt krachtens erfrecht en de
UITVOERDER van de last kan met de verplichting rekening houden op grond van artikel 5 lid 1
SW.
Als de erflater bij testament heeft beschikt over zijn nalatenschap kunnen er naast een of meer
erfgenamen ook legatarissen en/of lastbevoordeelden zijn. Een legaat is een testamentaire
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hertog97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.