Methoden van professioneel handelen (SOWPSB1PS12N)
Summary
Samenvatting Methoden van professioneel handelen, inclusief tentamenvragen en oefententamen met antwoorden
5 views 1 purchase
Course
Methoden van professioneel handelen (SOWPSB1PS12N)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Dit document is voor de B1 Psychologie cursus: Methoden van Professioneel handelen (SOW-PSB1PS12N).
Het document bevat aantekeningen van de hoorcolleges, een samenvatting van de literatuur, wekelijkse zelfstudie opdrachten met antwoorden, per week een voorbeeld tentamenvraag met antwoorden en e...
Methoden van professioneel handelen (SOWPSB1PS12N)
All documents for this subject (9)
Seller
Follow
suzannesteenbreker
Reviews received
Content preview
WEEK 1 ALGEMENE INTRODUCTIE EN BESLISKUNDE
Literatuur:
Assessment = gericht op het oplossen van problemen door het testen van hypothesen.
Diagnose lastig door co-morbiditeit.
→ Gebruik maken van meerdere lenzen (bio-psychosociaal), alle hypotheses bekijken.
→ En psychologische kennis normaal/abnormaal gedrag.
Psychometrische validiteit = gebruik van theorie en onderzoek om te bepalen welke
constructen gemeten moet worden, welke manier van meten en conclusie trekken.
- Psychometrie is een wetenschap die zich bezighoudt met de technieken van het
meten van psychologische fenomenen zoals kennis, vaardigheden, attitudes,
eigenschappen en persoonskenmerken.
- Validiteit is meten wat je wilt weten en meten.
Naar alle lenzen kijken en niet op een perspectief focussen, biopsychosociale model.
● Neurobiologische perspectief
● Ontwikkelingsperspectief
● Psychologisch perspectief
● Sociologische perspectief
● Culturele perspectief
Gericht op probleem van de cliënt, niet op stellen van diagnose. Openstaan voor alles wat
cliënt zegt. Kijken naar zowel persoon als omgeving. Comorbiditeit bij diagnose.
Twee manieren verklaren bij assessment
1. Inductief verklaren = van specifieke observatie naar bredere generalisatie. Op basis
hiervan geen goede beslissingen, enkel manier van verkennen. Chronische
depressie → langdurige depressie, angst en omstandigheden. Smal → breed.
2. Deductief verklaren = van algemeen idee naar conclusie op basis van observatie.
Meer gestructureerde manier van verklaren, beter beslissing te maken. langdurige
depressie, angst en omstandigheden → chronische depressie. Breed → smal.
→ Samen gebruikt: inductie om hypothese te vormen, deductie om deze te testen.
Twee manieren diagnose stellen
1. Intuïtief = snel en automatisch gekeken, minimale cognitieve inspanning, patronen
herkennen. Vooral gebruikt bij genoeg correcte informatie. Inductief proces.
2. Analytisch = langzaam, op veel regels gebaseerd, meer cognitieve moeite en tijd.
Deductief proces. Disconformatieve informatie zoeken.
→ Beide gevoelig voor fouten, intuïtieve manier meer. Beide systemen samen gebruikt.
Deductief begint met info van inductiefsysteem, dus fouten herkennen in beide belangrijk.
Vijf biasen/vertekeningen bij stellen diagnose
1. Representativiteit bias = een mentale snelkoppeling die we gebruiken om de
waarschijnlijkheid van een gebeurtenis te beoordelen. De assessor trekt overhaaste
conclusies over iets of iemand op basis van hoe representatief het specifieke geval
is. Verbinding maken die voor de hand liggend is maar niet perse klopt → student in
een pak is een rechtenstudent. Iemand met een slecht postuur heeft depressie.
, 2. Beschikbaarheidsbias = als informatie die het makkelijkst toegankelijk is of het
gemakkelijkst kan worden opgeroepen, de beslissing overmatig beïnvloedt → bij
meer autodiefstal in het nieuws denken mensen dat er uberhaupt veel autodiefstal is.
- Voorrang bias (primacy bias) = als eerst gepresenteerde info best onthouden.
- Nieuwheid bias (recency bias) = meest recente info, best onthouden.
3. Achteraf gezien bias (hindsight bias) = wanneer een assessor de waarschijnlijkheid
van een een diagnose overschat, als een persoon al aangeeft gediagnosticeerd te
zijn. Foute diagnose wordt doorgegeven → “ik wist het al die tijd al”.
4. Berouw bias (regret bias) = snel handelen door overschatting ernstigheid stoornis,
geen volledige assessment en wellicht verkeerde diagnose → suïcidaal gedrag:
fouten hebben hoge kosten, dus snelle diagnose.
5. Bevestigende vertekening (confirmatory bias) = als een assessor meer aandacht
geeft aan bewijs dat zijn hypothese bevestigd en bewijs dat het ontkracht negeert.
6. Diagnostic bias = als de diagnose van een assessor “gebiased” is. Altijd zoeken
naar een diagnose. Doorverwezen of zelf diagnose vanuit cliënt, neiging om deze
aan te nemen. “Iemand die verdrietig is moet depressief zijn”.
Manieren om besluitvormingsfouten te minimaliseren
1. Ervaring = beginners vaak deductief, meer ervaring inductief maar experts
gebruiken allebei. Meer ervaring zorgt voor beter begrip verschillende diagnosen en
fouten weerstaan. Nadelen ervaring: te zelfverzekerd, aanraking 1 specifieke
diagnose → oplossing: mentorschap.
2. Decision-making training = bewust maken van fouten om invloed te beperken.
Verteld hoe vaak een ziekte eigenlijk voorkomt.
3. Training in base-rate analysis = voorbeeld van decision-making training. Inschatten
hoe groot kans is op bepaalde diagnose, en dat symptomen bij een diagnose
passen. Breed kijken naar oorzaken, hypothesen, etc.
- base rate = hoe vaak een stoornis voorkomt in de praktijk.
- Specificiteit test = de maat waarin een meetinstrument true negatives geeft.
- Sensitiviteit test = de maat waarin een meetinstrument een true positive geeft.
Bijv. 80% true positive bij een test, dan is sensitiviteit 0,8.
4. “Situation assessment” i.p.v. “diagnostic decision-making assessment” & zowel
bevestigende als niet-bevestigende informatie meenemen in beslisproces.
Suggesties assessor
1. Kennis en ervaring opdoen door vele casussen.
2. Kennis hebben van veel domeinen door brede training.
3. Mentor hebben en feedback krijgen.
In de assessment setting / richtlijnen assessment.
1. Complete geschiedenis factoren d.m.v. biopsychosociaal model.
2. Doel van gesprek onthouden: hypothese ontwikkelen, niet diagnose stellen.
3. Base rate voor context bekijken en opschrijven.
4. Base rate symptomen bekijken, invloed aan/afwezigheid symptomen op diagnose.
5. Extra informatie patiënt opslaan (niet van testen, bijv. uiterlijke kenmerken).
6. Valide instrumenten gebruiken, specificiteit en sensitiviteit bekend.
7. Tijdens gebruik testscores statistische info en base rate erbij houden. Verzamelde
gegevens evalueren.
, 8. Al het bewijs bekijken en afwegen (zowel voor als tegen een hypothese).
Vijf stappen empirische cyclus
1. Observatie = wat is het probleem? verzamelen informatie.
2. Inductie = van observatie naar hypothesen: algemeen, concreet en te testen.
3. Deductie = van hypothesen naar voorspelling/conclusie.
4. Testen = kijken of voorspellingen kloppen of niet (replicatie belangrijk).
5. (Resultaat) = conclusie van testen, komt uitkomst overeen voorspelling hypothese.
6. Evaluatie = wat betekenen resultaten en aanbevelingen (subjectieve component).
→ Bij elke stap is er een stap van reflectie.
Zelfstudie opdrachten:
1
A. Welke aspecten van een detective die van toepassing zijn op de rol van assessor worden
in het hoofdstuk van Suhr genoemd?
B. Benoem van elk aspect dat je bij A. genoemd hebt waarom dit belangrijk is voor een
assessor.
- “Bewijs zien door de lens van een vergrootglas”, een assessor moet ook door
verschillende “lenzen” kijken naar de gegevens om te zien wanneer iets beter
onderzocht moeten worden of klinisch relevant is.
- Goede wetenschappelijke detective, de wetenschap van veel deelgebieden in de
psychologie kennen. Die kennis weer gebruiken om door de verschillende lenzen te
kijken (meerdere hypotheses).
- Een assessor moet zich bewust zijn van de verschillende biasen en hoe die dit kan
aanpakken.
- Beoordelingsproces is dynamisch, het bewijs richting een hypothese kan veranderen.
2. Noem de aspecten die bijdragen aan de ‘wickedness’ van het probleem van diagnostische
decision making en leg uit hoe deze aspecten precies bijdragen aan de ‘wickedness’.
- Psychologische besluitvorming heeft geen “gouden standaarden” voor de
nauwkeurigheid van diagnostische beslissingen.
- Psychische stoornissen zijn comorbide. Het stellen van 1 diagnose is soms dus te
weinig omdat er meerdere stoornissen voorkomen bij een persoon.
- Beoordeling beslissingen moeten vaak genomen worden onder tijd- en middelen
druk.
3
A. Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen inductie en deductie. Inductie begint met
een specifieke observatie en dit wordt gegeneraliseerd. Potentiële patronen en verklaringen
vinden. Van specifiek naar breed. Deductie begint met brede concepten of ideeën en gaat
naar specifieke conclusies. Van breed naar smal.
B. Wat is de link tussen inductie versus deductie en intuïtief versus analytisch? Inductie
hoort bij intuitief en deductie hoort bij analytisch. Het intuïtieve systeem is meestal snel,
automatisch en reflexief en vereist minimale cognitieve inspanning (in feite gebeurt het vaak
op een onbewust niveau), en vaak wordt aangenomen dat patroonherkenning/matching de
belangrijkste manier van werken is - een inductief proces. Het analytische systeem
daarentegen is traag, deductief, weloverwogen, op regels gebaseerd en lineair in zijn
redenering. Dit systeem vereist veel cognitieve inspanning en tijd.
, C. Hoe vullen inductie en deductie elkaar aan in het diagnostisch proces? De onderzoekers
toonden aan dat clinici doorgaans een beperkt aantal (drie tot vijf) initiële hypothesen
formuleren op basis van specifieke observaties, met behulp van inductief redeneren, en
deze hypothesen vervolgens in overweging nemen bij het verkrijgen van aanvullend klinisch
bewijs, waarbij ze deductief redeneren om de hypothesen te verfijnen totdat een definitieve
diagnose is gesteld. Ze vullen elkaar dus aan.
4.
A. Beschrijf in je eigen woorden de zes biases die in het boek genoemd worden.
B. Geef per bias aan welke heuristiek hieraan ten grondslag ligt en waarom deze heuristiek
handig is in ons dagelijks leven.
- Representativeness bias = een mentale snelkoppeling die we gebruiken om de
waarschijnlijkheid van een gebeurtenis te beoordelen. De assessor trekt overhaaste
conclusies over iets of iemand op basis van hoe representatief het specifieke geval
is.
- Availability bias = als informatie die het makkelijkst toegankelijk is of het
gemakkelijkst kan worden opgeroepen, de beslissing overmatig beïnvloedt.
- Hindsight bias = wanneer een assessor de waarschijnlijkheid van een een diagnose
overschat, als een persoon al aangeeft gediagnosticeerd te zijn. Foute diagnose
wordt doorgegeven.
- Regret bias = als een assessor de base rate van een diagnose overschat omdat die
bang is de verkeerde diagnose te maken en de verkeerde behandeling te geven die
ernstige gevolgen kan hebben.
- Confirmatory bias = als een assessor meer aandacht geeft aan bewijs dat zijn
hypothese bevestigd en bewijs dat het ontkracht negeert.
- Diagnostic bias = als de diagnose van een assessor “gebiased” is.
5. Aan het eind van hoofdstuk 2 wordt een aantal aspecten genoemd die belangrijk zijn voor
assessors om biases in decision making tegen te gaan. Leg in eigen woorden uit waarom de
volgende aspecten belangrijk zijn om mee te nemen in het beslisproces:
● De ervaring van de assessor = te veel ervaring gaat af op intuïtie dus ook niet altijd
goed. Weinig en veel ervaring maakt geen verschil als beoordelaar.
● De base rates van stoornissen/diagnoses en de base rates van symptomen/sets van
symptomen = het moet niet over- en niet onderschat worden hoevaak iets algemeen
gezien voorkomt in de populatie.
● Een ‘situation assement’ in plaats van een ‘diagnostic decicion making assement’ =
het is belangrijk gericht te zijn op de symptomen en problemen van een cliënt om
daar hypotheses uit te halen. In plaats van gericht te zijn op een diagnose moeten
stellen.
● Bevestigende en niet -bevestigende informatie = beide bewijs dat hypotheses
bevestigd en ontkracht moeten meegenomen worden in het beslisproces
(conformatory bias).
Base rate = natuurlijk voorkomende snelheid van een fenomeen in een populatie.
TENTAMENVRAAG 1
Vraag: Besluitvorming in de dagelijkse praktijk is een dynamisch proces waarbij vaak wordt
afgewisseld tussen deductief en inductief redeneren. Beide methoden van redeneren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller suzannesteenbreker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.91. You're not tied to anything after your purchase.