Dit zijn de aantekeningen van de hoorcolleges van het vak Estate Planning. Ik heb de colleges zelf teruggeluisterd en vervolgens aantekeningen gemaakt.
Estate planning is het geheel van maatregelen dat de omvang en de samenstelling van een
nalatenschap beïnvloedt, waarbij optimaal rekening wordt gehouden met de civiel en fiscaal
rechtelijke positie van een aspirant erflater en diens toekomstige erfgenamen.
Huwelijk
Op grond van artikel 1:80b BW zijn de titels 6 7 en 8 van boek 1 BW ook van toepassing op
het geregistreerd partnerschap en fiscaal wordt het geregistreerd partnerschap gelijkgesteld
met het huwelijk op grond van artikel 2 lid 6 AWR.
Er zijn ook maatschappelijke en ethische aspecten bij estate planning.
Estate planning is niet alleen voor mensen met enorm veel geld, ook op het moment dat het
vermogen niet zo groot is kan je best fiscale besparing bereiken. De vrijstelling die je hebt in
de SW voor erfbelasting zijn los van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de echtgenoten
vrijstelling niet enorm genereus. Dus het effect dat je kan bereiken is procentueel veel groter
op het moment dat het vermogen dichter in de buurt van de vrijstelling komt. Als je 100
miljoen hebt en je wil een schenkingsplan, kan je wel adviseren dat iemand jaarlijks 10.000
vrij kan schenken maar dat is voor zo een persoon niks, terwijl iemand die een vermogen
heeft van 600.000 is zo een vrijstelling juist wel leuk.
Estate planning is meer dan fiscale optimalisatie, je structureert het ook civielrechtelijk. Je
bepaalt namelijk bij welke erfgenamen je je vermogen achterlaat en wellicht onder
beperkingen. Zijn er bijv. personen die je absoluut wil uitsluiten etc. Dat is ook een belangrijk
element en dat is niet per sé afhankelijk van het bezitten van een groot vermogen.
Huwelijk
Het huwelijk is geregeld in boek 1, Artikel 1:30 t/m 1:80 regelt het huwelijk. Het
geregistreerd partnerschap wordt gelijkgesteld met het huwelijk o.g.v. artikel 1:80b BW.
Vermogensrechtelijke aspecten van het huwelijk staan in artikel 1:81 -1:143 BW.
Fiscaal is het van belang dat er ook een gelijkstelling is van het geregistreerd partnerschap
met het huwelijk o.g.v. artikel 2: lid 6 AWR. Het feit dat de gelijkstelling in de AWR staat
impliceert dat het ook doorwerkt in alle belastingwetten.
Huwelijksvermogensrecht civiel
Artikel 1:81 – 92a BW gaat over de rechten en verplichtingen van echtgenoten. Wat wel
interessant is, is dat er een tweetal bepalingen zijn (artikel 1:81 die regelt dat echtgenoten
elkaar het nodige moeten verschaffen en artikel 1:84 over de kosten van de huishouding) die
in zichzelf ook een basis kunnen dienen voor een betaling tussen de echtgenoten.
Je kunt vrij snel de vraag stellen als je een vermogensverschuiving ziet tussen de echtgenoten
en kijken of er een titel of schenking is. Maar zelfs als de huwelijksvoorwaarden dan wel de
,gemeenschap van goederen in zichzelf niet een basis bieden voor de betaling hoeft niet per se
sprake te zijn van een schenking, omdat de algemene rechten en verplichtingen die het
huwelijk voor de echtgenoten met zich brengt ook kunnen impliceren dat er onderling
vermogensverschuivingen plaatsvinden.
Dus niet iedere betaling tussen de echtgenoten is meteen fiscaal een enorm groot probleem.
Vergoedingsrechten 1:87 BW
Toestemmingsvereiste 1:88/89 BW; de ene echtgenoot behoeft bij het verrichten van bepaalde
rechtshandelingen, bijv. het vervreemden of bezwaren van de echtelijke woning of het
verrichten van giften voor zover ze niet gebruikelijk en bovenmatig zijn, toestemming van de
andere echtgenoot en als je die toestemming niet hebt kan de andere echtgenoot de
rechtshandeling vernietigen binnen bepaalde grenzen. Dat impliceert vanuit de rol als notaris
dat als je iemand tegenkomt die een dergelijke rechtshandeling wil plegen en zegt dat hij
eigenaar is van de echtelijke woning en die wil verkopen aan een derde, dan moet je jezelf
afvragen of die persoon getrouwd is en geeft de echtgenoot daar toestemming voor die moet
daar namelijk voor meetekenen.
In de praktijk worstelen ze met huwelijkse voorwaarden. Stel dat 1 partner het huis heeft en
eigenaar van het huis is en met de huwelijkse voorwaarden enig rechthebbende van het huis is
en vervolgens wordt geconfronteerd met het feit dat hij toestemming nodig heeft van zijn
partner of bij het doen van schenkingen van zijn eigen bankrekening. Hoe zit dat dan.
Onthoud goed dat het toestemming vereiste LOS staat van het feit of je bent gehuwd in de
gemeenschap van goederen of huwelijkse voorwaarden. Geldt ook voor het GP.
Deze bepalingen gelden allemaal ongeacht het huwelijksgoederenregime.
-Bestuursbevoegdheid artikel 1:90 BW
De vraag wie van de echtgenoten de mogelijkheid heeft om te beschikken over de goederen,
dat is met name van belang ook in de gemeenschap. De bestuursbevoegdheid kan doorwerken
in de fiscale gevolgen in de IB , dus dat heeft meer dan alleen civielrechtelijke relevantie.
Sinds de wijziging van de bestuursregeling komt het vaker voor dat echtgenoten samen het
bestuur hebben.
Vergoedingsrechten civiel
De vergoedingsrechten zijn een reactie op de jurisprudentie van de HR, die betrekking heeft
op de situatie dat de ene echtgenoot vanuit zijn privévermogen investeert in het privé
vermogen van de andere echtgenoot of als je investeringen ziet tussen het prive vermogen en
de huwelijksgemeenschap.
De vraag is dan; stel dat je echtgenoot een huis heeft dat 500.000 waard is en je betaalt 30.000
mee voor de verbouwing van dat huis en op een gegeven moment ga je uit elkaar en is het
huis inmiddels 1.000.000 waard. Waar heb je dan recht op? Heb je dan recht op 30.000 euro
of recht op een evenredig deel van de waarde?
,De HR heeft de lijn gevolgd dat je het nominale bedrag terugkrijgt, dus als je 30.000 hebt
geïnvesteerd krijg je dat ook terug. Maar de omstandigheid dat het goed waarin je de
investering hebt gedaan twee keer zoveel waard is geworden komt puur toe aan de
echtgenoot. Dat wringt, zeker als de waardestijging substantieel is.
Daarom is de hoofdregel van de vergoedingsrechten van artikel 1:87 BW dat als je een
investering doet in het goed van een ander, dat de vergoeding meebeweegt met de waarde van
het onderliggende vermogensbestanddeel. Dus stel je echtgenoot koopt het huis en jij
financiert ¼ van de koopsom uit je privévermogen ben je gerechtigd tot 25% van die waarde
en dat impliceert dat als het huis in waarde stijgt dat jouw aandeel ook in waarde stijgt en dus
dat je een deel krijgt van de waardestijging. Maar als de woning in waarde daalt, daalt jouw
vergoedingsrecht ook in waarde.
Daar is een uitzondering op en dat is namelijk het geval op het moment dat jouw echtgenoot
zonder jouw toestemming jouw geld gebruikt om te investeren in zijn huis, dat de waarde van
de vergoedingsvordering nooit lager kan zijn dan nominaal, zo wordt je dus beschermd tegen
een eventuele waarde daling van de woning. En er is nog een regeling voor consumptieve
bestedingen.
Het lastige is de toepassing wel bewerkelijk kan zijn, je kan discussie hebben over wat de
omvang van het vergoedingsrecht is. Als je kijkt naar de tekst van de wet zie je twee opties
namelijk artikel 1:87 lid 2 sub a BW dat zegt dat als je investeert krijg je een evenredig deel
van de waarde van het goed op het moment dat je de investering doet. Het alternatief is dat als
je een stukje van een schuld aflost dan suggereert de wet dat je een vergelijking moet maken
tussen de omvang van de aflossing en de waarde van het goed waarop die financiering
betrekking heeft op het moment dat je aflost. Dat je vervolgens kijkt naar de parlementaire
geschiedenis. De wetgever maakt een onderscheid tussen: je lost een deel van de
oorspronkelijke schuld af of er wordt een nieuwe schuld aangegaan op een later moment als
het goed al in waarde gestegen is.
Voorbeelden staan in het boek.
Afwijkende afspraken zijn ook mogelijk op grond van artikel 1:87 lid 4 BW.
Vergoedingsrechten fiscaal
Op het moment dat je vergoedingsrechten hebt en dat fluctueert in waarde mee met de
waardestijging van het goed waarin je geïnvesteerd hebt, dan heb je een zekere mate van
economisch belang bij die woning. Dan kan je afvragen of dat economisch eigendom is of is
dat een zodanig economisch belang dat dat fiscale consequenties heeft. Bij de
overdrachtsbelasting bijv. is de verkrijging van economische eigendom ook een belastbaar feit
of als je kijkt naar de AB regeling is dat gebaseerd in de basis op bezit van aandelen of
daarmee vergelijkbare rechten maar als jij een aanspraak hebt die jouw uitsluitend recht geeft
op voordelen uit die aandelen dan is dat ook iets dat als aanmerkelijk belang kan kwalificeren
en in box 2 kan vallen.
Uiteindelijk is via een besluit en in artikel 5E AWR opgenomen dat vergoedingsrechten of
verplichtingen niet leiden tot een fiscaal relevant belang bij het onderliggende
vermogensbestanddeel. Dus dat is behulpzaam. Dit geldt expliciet niet voor de afwijkende
, regeling die je zou kunnen treffen dus daar zou je nog steeds moeten afvragen als je een
afwijkende regeling treft of dat kan leiden tot een fiscaal redelijk belang, heeft dat fiscale
gevolgen. Dat zou je kunnen adresseren door terug te gaan naar de nominalliteitsleer want dan
is het eigenlijk gewoon een vordering die onafhankelijk is van de waarde van het goed waarin
geïnvesteerd wordt, dus dan is de band tussen de vordering en het goed zodanig ruim
geworden dat daardoor geen fiscale gevolgen aan kan zijn.
Als je wil dat er sprake is van een sterke waardestijging bij de echtgenoot die die financiering
verstrekt kan de rente een manier zijn om te bewerkstellingen dat daar een vermogens
aangroei optreedt ongeacht de waardeontwikkeling van het goed waarin de investering heeft
plaatsgevonden.
Zijn de vermogensrechten bruto of netto? Een mooi voorbeeld is het AB. Stel je hebt een AB
en dat AB is voor 100% gefinancierd uit het privé vermogen van de andere echtgenoot. Dus
de facto komt hem daarmee 100% van de waarde toe. De verkrijgingsprijs is 0 de waarde van
de aandelen zijn 100.000 euro, maar dat is dus wel voor de belasting er zit een latente
belastingclaim van 26.9%. dus is het vergoedingsrecht 100k of 73k? Dat blijkt niet uit de wet.
Gemeenschap van goederen
De huidige gemeenschap van goederen is de beperkte gemeenschap van goederen 1:94 BW en
omvat:
De gezamenlijke voorhuwelijkse goederen en schulden (ongeacht de verhouding. En
nahuwelijks verkregen goederen met uitzondering van:
- Erfenissen/giften (tenzij er sprake is van een insluitingsclausule).
- Bepaalde pensioenrechten en erfrechtelijke aanspraken
- Verknochte goederen en schulden, behoudens als verknochtheid zich niet verzet
- Vruchten van goederen buiten gemeenschap
Bij het gezamenlijk voorhuwelijkse vermogen en schulden zit nog wel een aandachtspunt;
mensen willen graag samenwonen en kopen samen een huis. De ene heeft meer geld dan de
ander, dat zou je kunnen oplossen door onderling een geldlening te constateren of door te
zeggen dat een een stuk meer van de bankfinanciering draagt dan de ander die meer eigen
geld had.
Stel de woning is 50/50 want dat is gunstig voor de overdrachtsbelasting, maar de schuld is
70/30. Op het moment dat ze gaan trouwen valt zowel de schuld als de woning in de
gemeenschap en wordt alles 50/50. Dus dat wil zeggen dat er een vermogensverschuiving
optreedt op het moment dat het huwelijk op dat moment zou eindigen tussen degene die een
kleine schuld had en degene die een grote schuld had.
Daar zit ook een fiscale begeleiding in, die is geformuleerd in het besluit 29 maart 2018: De
staatssecretaris keurt goed dat je onder bepaalde voorwaarden, een huwelijkse voorwaarde
mag opstellen waarbij je de schuld buiten de gemeenschap van goederen houdt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hertog97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.