Deze samenvatting bevat de hoofdstukken: 4, 8, 9 en 10. Voor o.a. het vak 'Financieel Management 2' van Sportkunde - leerroute SM&O aan de HvA. Leerjaar 1, blok 2. 2022/2023
4.1 Kostenindeling en kostprijs
Een onderneming is een bedrijf dat streeft naar winst en continuïteit op lange termijn. De winst blijft
over nadat de kosten van de opbrengsten zijn afgetrokken. Continuïteit houdt in dat de onderneming
de winst gedurende een aantal jaren kan behalen om de verstrekkers van het vermogen een beloning
te kunnen geven. Kosten ontstaan bij het opofferen van de productie. De onderneming moet van
tevoren een keuze maken op welke manier zij de producten willen gaan voorbrengen. Bij de
productiemethode heeft de onderneming ook gelet op beschikbaarheid van personeel, kosten,
kwaliteit, snelheid en de technische mogelijkheden van machines.
De gekozen productiemethode bepaalt de verhouding arbeid, natuur, kapitaalgoederen en de
ondernemersactiviteiten. De onderneming offert deze productiefactoren op. De doelmatig gebrachte
offers zijn kosten. De onderneming moet effectief en efficiënt met de productiefactoren omgaan.
Kosten zijn de voorziebare en onvermijdbaar opgeofferde productiefactoren.
De ondernemingsleiding wil inzicht hebben in de omvang en samenstelling van de kosten. Om inzicht
te krijgen zijn de kosten op verschillende manieren in te delen. Voor elk verschillend doel heb je een
andere indeling. Bij het onderscheid in constante en variabele kosten kijken we hoe de kosten reageren
op een verandering van het aantal stuks zoals de productieomvang en de afzet.
Constante kosten reageren binnen een gegeven productiecapaciteit niet op een verandering van de
productieomvang. Variabele kosten reageren wel op een verandering van de geproduceerde
hoeveelheid. De variabele kosten zijn proportioneel als deze even snel veranderen als de
productieomvang. Maar de variabele kosten kunnen ook minder snel of sneller veranderen als de
hoeveelheid verandert. Dan zijn de variabele kosten niet-proportioneel. Semi-variabele kosten of
gemengde kosten komen het meest voor en zijn een combinatie van variabele en constante kosten.
Als de onderneming bij het ontstaan van de kosten wil weten voor welk product de kosten gemaakt
zijn, verdeelt ze de kosten in directe en indirecte kosten. De kosten die ze rechtstreeks aan een product
kan toerekenen, zijn directe kosten. De overige kosten zijn indirect, maar moeten natuurlijk wel in de
kostprijs van een bepaald product worden doorberekend. Dit is het probleem van
kostenverbijzondering.
Bij een categorale indeling zijn de kosten ingedeeld naar de productiefactoren die de kosten
veroorzaken. Dit geeft de ondernemingsleiding meer inzicht in de totale kosten, en hoe en door wie
deze kosten het best beheerst kunnen worden. Je onderscheidt: kosten van grond – grondstoffen en
hulpstoffen – arbeid – duurzame productiemiddelen – diensten van derden en kosten met betrekking
tot belastingen.
Differentiële kosten zijn de extra kosten die gemaakt zijn voor extra productie. Deze bestaan meestal
uit variabele kosten maar het kan ook gaan om de extra constante kosten. Opportunity costs is een
Amerikaanse uitdrukking waarmee we aangeven wat je mist aan het ene als je het andere doet. Als je
resterende capaciteit in een bepaalde periode verhuurt aan een ander bedrijf, kun je zelf geen extra
orders meer aannemen. De gemiste winst op die extra order zijn de opportunity costs.
4.2 – Variabele kosten
De kosten die wél veranderen met de omvang van de productie of de afzet zijn de variabele kosten.
Hoe groter de productie of afzet, hoe hoger de variabele kosten worden. Daarom onderscheiden we
progressief variabele, degressief variabele en proportioneel variabele kosten.
8
, Voorbeeld 4.1
A. De verpakkingskosten per eenheid product
Productie: 10.000 €25..000 = €2,50
Productie: 15.000 €37..000 = €2,50
Productie: 20.000 €50..000 = €2,50
Productie: 24.000 €60..000 = €2,50
De totale variabele (verpakkings)kosten stijgen als de productieomvang groter wordt. Hogere
productie > meer opoffering van de productiefactoren. Dit zijn proportioneel variabele kosten.
B. De grondstofkosten per eenheid product
Productie: 10.000 €25..000 = €2,50
Productie: 15.000 €36..000 = €2,40
Productie: 20.000 €46..000 = €2,30
Productie: 24.000 €54..000 = €2,25
De totale variabele (grondstof)kosten stijgen als de productieomvang groter wordt, maar de variabele
kosten per eenheid dalen. Dit zijn degressief variabele kosten. (voor de onderneming is een grotere
productie aantrekkelijker, de kostprijs daalt).
C. De arbeidskosten per eenheid product
Productie: 10.000 €25..000 = €2,50
Productie: 15.000 €39..000 = €2,60
Productie: 20.000 €54..000 = €2,70
Productie: 24.000 €67..000 = €2,80
De variabele (arbeids)kosten per eenheid nemen toe als de productie stijgt. De variabele kosten stijgen
in verhouding sneller dan de productieomvang. Dit zijn progressief variabele kosten.
Een reden dat de onderneming de maximale productiecapaciteit bijna volledig benut is dat de totale
variabele kosten sneller stijgen dan de productie.
4.3 – Constante kosten
De aanwezige productiecapaciteit en de periode van de kosten zijn belangrijk voor de constante
kosten. Als de omvang van de aanwezige productiecapaciteit gelijkt blijft, liggen de afschrijvingen van
de duurzame productiemiddelen per jaar vast.
Arbeidskosten zijn meestal constante kosten, mensen zijn in vaste dienst en kan je niet op korte termijn
ontslaan. Als de onderneming schommelingen verwacht in de productie, is het aan te raden om
mensen op uurbasis of oproepkracht in te schakelen. De arbeidskosten krijgen dan voor een deel een
variabel karakter.
Constante kosten veranderen dus niet wanneer de productieomvang verandert. De kosten gelden bij
een bepaalde productiecapaciteit en voor een bepaalde periode. De constante kosten stijgen bij
uitbreiding van de productiecapaciteit. Als een bepaalde periode voorbij is, kan uiteraard een
prijsverhoging plaatsvinden. Voor de volgende periode is er dan een hoger bedrag.
Hoe groter de productie, hoe lager de constante kosten per eenheid zijn. Je verdeelt de constante
kosten bij stijgende productie over een steeds groter aantal producten.
9
, 4.4 – De normale productie
Een onderneming kiest voor een bepaalde productiecapaciteit, de productie moet worden
voortgebracht. Dit kan meestal niet altijd worden benut. Voor onzekere gebeurtenissen, reparatie en
onderhoud is een bepaalde overcapaciteit noodzakelijk. De capaciteit die we moeten aanschaffen, is
de rationele capaciteit. De kosten van deze rationele capaciteit moet de onderneming terugverdienen
met de normale productie. De mate waarin je de maximale capaciteit gebruikt is de bezettingsgraad.
Voorbeeld 4.2
Norpro BV heeft een machine met een maximale capaciteit van 60.000 stuks per jaar. De constante
kosten van deze machine bedrag €288.000. De onderneming rekent met een normale productie van
48.000 stuks per jaar. Het komende jaar verwacht de onderneming een productie van 51.000 stuks.
A. Bereken de normale en verwachte bezettingsgraad
Norpro produceert normaal 48.000 stuks van de maximaal mogelijke 60.000 stuks.
De normale bezettingsgraad is daarom 48.000 ÷ 60.000 = 0,80 = 80%
De verwachte bezettingsgraad is daarom 51.000 ÷ 60.000 = 0,85 = 85%
B. Bereken het constante kostentarief
Het constante kostentarief is gelijk aan de constante kosten per stuk bij de normale productie en
bedraagt €288.000 ÷ 48.000 = €6.
4.5 – De kostenprijsformule
Voor aanvang van het productieproces moet de onderneming de standaardkostenprijs van de
producten kennen. De onderneming bepaalt de verkoopprijs. De afnemers van de producten moeten
van tevoren de verkoopprijs weten.
De standaardkostprijs van een product bestaat uit alle voorzienbare kosten (de variabele en constante
kosten). Zo’n standaardkostprijs is de integrale standaardkostprijs omdat deze alle kosten omvat.
𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑣𝑎𝑟𝑖𝑎𝑏𝑒𝑙𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝐶 𝑉
𝑘𝑜𝑠𝑡𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 = + = +
𝑛𝑜𝑟𝑚𝑎𝑙𝑒 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑣𝑒𝑟𝑤𝑎𝑐ℎ𝑡𝑒 𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑒 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑁 𝑊
Bij proportioneel variabele kosten is de kostprijs bij elke productie een gelijk bedrag zolang je binnen
dezelfde productiecapaciteit blijft.
4.6 – Bepalen van de totale kosten
De totale kosten zijn te verdelen in variabele en constante kosten. Als de constante kosten gelijk blijven
binnen de grenzen van de productiecapaciteit, is het overige deel van de totale kostenbedragen bij
elke productieomvang veroorzaakt door de variabele kosten. Het is nu mogelijk om voor elke
productieomvang de totale kosten te bepalen als er sprake is van proportioneel variabele kosten.
4.7 – Variabele en constante kosten in grafieken
• Totale progressief variabele kosten:
• Totale proportioneel variabele kosten
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maravnk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.