100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Dictaat van de werkgroepen van het vak Goederenrecht $6.63
Add to cart

Class notes

Dictaat van de werkgroepen van het vak Goederenrecht

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat de antwoorden van de vragen van de werkgroepen van het vak Goederenrecht. Het bestand bevat niet de vragen die horen bij de antwoorden. Het bevat een dictaat van de antwoorden.

Preview 3 out of 22  pages

  • January 10, 2023
  • 22
  • 2021/2022
  • Class notes
  • -
  • All classes
avatar-seller
Werkgroepen Goederenrecht
Week 3
De vergeten schilderijen
Marije heeft tijdens haar relatie met Peter aan haar toebehorende schilderijen in de woning
van Peter aan de muur gehangen. Na de relatie is ze vergeten de schilderijen mee te nemen
en na enkele maanden verzoekt ze Peter om de schilderijen ter te geven.
Peter stelt dat hij eigenaar is geworden van de schilderijen, omdat Marije de schilderijen
hem zou hebben geschonken. Marije heeft geen bewijs dat ze eigenaar is van de schilderijen.

Voorvraag: Is Peter eigenaar?  Nee
- Er heeft immers geen eigendomsoverdracht plaatsgevonden tussen Peter en Marije.
- Schenking is slechts een bewering (stelling van Peter), die hij niet kan bewijzen.

Peter oefent de feitelijke macht uit over de schilderijen. Hij houdt de schilderijen immers
onder zich.
- Waartoe leidt dit in juridische zin?  Een drietrapsraket
- Trap 1  art. 3:108 BW (algemene regel); ‘Of iemand een goed houdt en of hij dit
voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met
inachtneming van de navolgende regels en overigens op grond van uiterlijke feiten’.
o Verkeersopvattingen = de in het maatschappelijke verkeer levende
opvattingen.
- Trap 2  art. 3:109 BW (wettelijk bewijsvermoeden); ‘Wie een goed houdt, wordt
vermoed dit voor zichzelf te houden’.
o Peter wordt vermoed bezitter te zijn in de zin van art. 3:107 lid 1 BW (‘Bezit is
het houden van een goed voor zichzelf’).
- Trap 3  art. 3:119 lid 1 BW (processuele functie van bezit, wettelijk
bewijsvermoeden); ‘De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn’.

Conclusie: Peter wordt vermoed rechthebbende/eigenaar te zijn van de schilderijen,
behoudens tegenbewijs (art. 3:108 jo. 3:109 jo. 3:107 lid 1 jo. 3:119 lid 1 BW).
Advies: zorg als samenwoner voor een goed samenlevingscontract.

De fotovaltaïsche installatie
a) Wat is natrekking?  Van natrekking is sprake wanneer een zaak tot onzelfstandig
onderdeel (bestanddeel) wordt van een andere zaak (hoofdzaak), waardoor zij
ophoudt voorwerp te zijn van afzonderlijke eigendom en beperkte rechten).

Situatie 1  zonnepanelen zijn geïntegreerd in de dakconstructie en maken daarvan
deel uit.
Is hier sprak van natrekking ex art. 5:3 jo. 5:20 lid 1 sub e BW?
Concreet: zijn de geïntegreerde zonnepanelen van B bestanddeel geworden van het
kantorencomplex van A, waarbij het kantorencomplex (incl. de ondergrond) is aan te
merken als hoofdzaak ex. art. 5:14 lid 3 BW?

,Volgens art. 5:3 BW is de eigenaar van een zaak eigenaar van al haar bestanddelen,
natrekking.
Art. 5:20 lid 1 sub e BW: ‘Eigendom van de grond omvat, gebouwen en werken die
duurzaam met de grond zijn verenigd, het zij rechtstreeks, hetzij door vereniging met
andere gebouwen en werken, voor zover ze gen bestanddeel zijn van eens anders
onroerende zaak’.
De hoofdzaak is in dit geval het kantorencomplex, omdat het de waarde van de
zonnepanelen overtreft (art. 5:14 lid 3 BW).

In casu is sprake van zowel ideële bestanddeelvorming ex art. 3:4 lid 1 BW als van
materiële bestanddeelvorming ex art. 3:4 lid 2 BW. Deze vormen zijn niet cumulatief
maar alternatief. Als een van beide typen ‘scoort’, dan is er sprake van
bestanddeelvorming.

Art. 3:4 lid 1 BW (ideële bestanddeelvorming) Een bestanddeel is al hetgeen
volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt.
Vraag: maakt de dakbedekking, bestaande uit zonnepanelen, volgens de
verkeersopvatting (maatschappelijke opvattingen) deel uit van het kantorencomplex?
Antwoord: ja, zie de gezichtspunten uit het arrest Dépex/Curatoren Bergel c.s. (r.o.
3.7).
o Zijn hoofdzaak en bestanddeel in constructief opzicht specifiek op elkaar
afgestemd? (afstemmingscriterium)  Ja.
o Is de hoofdzaak zonder het bestanddeel onvoltooid of anderszins incompleet?
(incompleetheidscriterium)  Ja, immers een gebouw heeft een dakcriterium
nodig om als gebouw te kunnen functioneren.

Art. 3:4 lid 2 BW (materiële bestanddeelvorming)  Een bestanddeel is een zaak die
zodanig verbonden is met de hoofdzaak dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van de betekenis wordt toegebracht aan een der zaken.
Vraag: zijn de zonnepanelen zodanig fysiek verbonden met de dakconstructie dat
‘afscheiding’ zonder schade van betekenis onmogelijk is?
Antwoord: zie de feitelijke situatie. In situatie 1 zijn de zonnepanelen in de vorm van
een dakconstructie zodanig met het gebouw vervlochten dat naar alle
waarschijnlijkheid verwijdering niet zonder schade van betekenis mogelijk is. De
vraag lijkt bevestigend te moeten worden beantwoord.

Conclusie: in situatie 1 is zowel ideële als materiële bestanddeel vorming ex art. 3:4
lid 1 en 2 BW en daardoor hebben de zonnepanelen door natrekking hun juridische
zelfstandigheid verloren. A is eigenaar van de zonnepanelen geworden (art. 3:4 lid 1
en 2 jo. 5:3 jo. 5:14 lid 3 jo. 5:20 lid 1 sub e BW).

Situatie 2  zonnepanelen zijn ‘los’ van de dakconstructie gemonteerd.
Materiële bestanddeelvorming ex art. 3:4 lid 2 BW?  Nee, want ‘los gemonteerde
zonnepanelen zijn juist bestemd om te kunnen worden vervangen of om te kunnen
worden meegenomen naar een andere locatie.

, Ideële bestanddeelvorming ex art. 3:4 lid 1 BW?  Nee, want aan de gezichtspunten
uit het arrest Dépex/Curatoren Bergel c.s., afstemmingscriterium en
incompleetheidscriterium, wordt niet voldaan.

Conclusie: in situatie 2 is geen sprake van bestanddeelvorming ex art. 3:4 BW.
B is eigenaar van de zonnepanelen gebleven.
Let op: de onderhandse akte waarbij A aan B toestemming verleent om de
zonnepanelen op het dak van A’s kantorencomplex aan te brengen heeft geen
betekenis.

b) Wat zijn eigenlijk de grenzen van een goederenrechtelijk recht, zoals een recht van
opstal?
Art. 5:101 lid 1 BW: ‘Het recht van opstal is een zakelijk recht om in, op of boven een
onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te
hebben of te verkrijgen’.
Doel: doorbreking van het goederenrechtelijke beginsel van de natrekking.
Het opstalrecht wordt gevestigd via de route van art. 3:98 jo. 3:84 lid 1 jo. 3:89 lid 1
BW.

Antwoord vanuit verbintenisrechtelijk perspectief
o Uitgangspunt: verbintenissen werken uitsluitend tussen partijen (werken
relatief).
o Rechtsopvolgers onder bijzondere titel (C) zijn niet gebonden aan afspraken
die door hun rechtsvoorganger zijn aangegaan (arrest Blauuboer/Berlips).

Antwoord vanuit goederenrechtelijk perspectief
o Derde-verkrijgers zijn wel te binden door verbintenissen te gieten in een
‘goederenrechtelijk vat’ (een goederenrechtelijk recht). Per slot van rekening
hebben goederenrechtelijke rechten absolute werking.
o Het goederenrechtelijke stelsel is een gesloten stelsel (numerus clausus);
bepaalde typen (‘Typenzwang’) en bepaalde inhoud (‘Typenfixierung’).
o Afspraken moeten een voldoende hecht verband vertonen met het betrokken
goederenrechtelijke recht en niet in strijd komen met het wezen van het
goederenrechtelijke recht.

De opstalverplichtingen B-A bevindt zich in de zogenoemde ‘opstalvoorwaarden’.
Opstalvoorwaarden verkrijgen goederenrechtelijke werking door deze op te nemen
in de vestigingsakte van het opstalrecht en publicatie daarvan in de openbare
registers (publiciteitsbeginsel).
Gevolg: derde-verkrijgers (C) zijn gebonden aan de opstalvoorwaarden inclusief de
daarin opgenomen onderhoudsverplichting.
In acht te nemen grenzen bij redigeren opstalvoorwaarden: voldoende hecht
verband met het opstalrecht en geen strijd met het wezen van het opstalrecht.

Vraag: Houdt de (actieve) verplichting tot het plegen van onderhoud aan het dak van
het kantorencomplex van A, dus niet aan de fotovoltaïsche installatie zelf, voldoende
hecht verband met de inhoud van het opstalrecht?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanhemertjulia. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.63. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.63
  • (0)
Add to cart
Added