Psychologie samenvatting
Hoofdstuk 1- Hoe onze hersenen en erfelijkheid werken
1.8
Het nature-natuurdebat gaat over de vraag welke factoren verantwoordelijk zijn voor het ontstaan
van menselijke eigenschappen. Komt bijvoorbeeld de vaardigheid om makkelijk contact te leggen
door aanleg (nature) of voeding (nurture)? Is iets aangeleerd of aangeboren? Komt een eigenschap
door genen of door je omgeving?
Hoe dacht men vroeger en hoe denkt men nu over de relatie tussen erfelijke aanleg en
omgevingsfactoren?
Vroeger:
In de jaren ‘70 en ’80 lag het accent vooral op de invloed van de omgeving. Toen geloofde men is
het ‘maakbaarheid ideaal’
Onder invloed van een positieve, stimulerende omgeving, was de ontwikkeling van een
persoon erg te beïnvloeden en mogelijk zelfs op latere leeftijd te veranderen.
In de jaren ’90 sloeg dit over naar de nature kant en dacht men beïnvloed te worden door genen.
(Dat die ons gedrag zouden bepalen)
Tegenwoordig:
In 2003 werd voor het eerst de hele volgorde van het menselijk DNA gepubliceerd. De exact
volgorde van DNA en RNA was bekend van één persoon was bekend. Tegenwoordig kan dit bij
iedereen worden onderzocht. Nu weten we ook dat je genotype wordt bepaald door je DNA en dan
je fenotype wordt bepaald door omgevingsfactoren.
1.8.2 nieuwe visies op de relatie tussen nature en nurture
Tegenwoordig weten we dus dat zowel je aanleg als omgeving invloed heeft op wie je bent.
- Deze twee invloeden zijn niet gelijk verdeeld.
- De invloed van je erfelijke aanleg is niet je hele leven hetzelfde.
- Deze kan namelijk afhankelijk zijn van de omgeving waarin iemand zich
verkeerd.
- Kan door de omgeving vergroot en verkleind worden.
Vb. Een kind met aanleg voor muziekkwaliteit vraagt om muziekles en krijgt dit ook. Het idee is dan
dat iemand met een aanleg voor muziek dan ook een omgeving krijgt of zoekt die bij dat ‘muziekgen’
past.
, Dit wordt gen-omgevingscorrelatie genoemd.
Gen-omgevingscorrelatie = Van een gen-omgevingscorrelatie is sprake als bij wijze van spreken de
genen de omgeving ‘selecteren’ die ‘bij hen’ past.
Vb. Iemand met genetische aanleg voor denksporten zal meer gericht zijn op bijvoorbeeld ver
verkrijgen van schaaklessen. En als het gebeurt dat hij lessen krijgt merkt hij dat hij het leuk vindt en
het vaker wil doen.
Er bestaan drie typen gen-omgevingscorrelaties die op verschillende leeftijden actief zijn;
1. Het passieve gen-omgevingsverband
2. Evocatief gen-omgevingsverband
3. Actieve gen-omgevingsverband
Ad 1. Het passieve gen-omgevingsverband vindt plaats omdat biologische ouders, die genetisch
verwant zijn aan het kind, zonder er bij na te denken een opvoedingsomgeving aan het kind bieden
die bij zijn aanleg past.
Vb. Kinderen met een aanleg voor muziekkwaliteit hebben waarschijnlijk ouders met dezelfde
aanleg, waardoor er een grote kans is dat zij veelvuldig worden blootgesteld aan het luisteren/
bespelen van muziek.
Ad 2. Het evocatief gen-omgevingsverband treedt op omdat de genetisch gevormde eigenschappen
van een kind bepaalde reacties bij andere mensen uit hun omgeving uitlokken die deze
eigenschappen versterken.
Het betekent letterlijk uitlokken.
Vb. Kinderen die vrolijk zijn krijgen van hun ouder meer positieve aandacht van hun ouders dan
kinderen die in aanleg passief en verlegen zijn.
Door de positieve aandacht van de ouders zullen de vrolijke kinderen daardoor nog vrolijker worden
waardoor ze dan ook weer meer positieve aandacht krijgen. Hierdoor ontstaat een belangrijk
persoonlijkheidskenmerk.
Andersom kan het ook: passieve kinderen krijgen weinig aandacht waardoor ze nog passiever
worden.
Ad 3. Het actieve gen-omgevingsverband treedt op bij kinderen die al wat ouder zijn en bij
volwassenen. De persoon is dan in staat om zelf de omgevingen te kiezen die bij zijn aanleg passen.
Vb. Een muzikaal kind/ persoon kiest ervoor om in een band te gaan om zijn talent te ontwikkelen.
,Conclusie: genen en omgeving zijn geen losstaande factoren maar beïnvloeden elkaar. Ze
hebben elkaar nodig.
Stel je voor dat iemand met een aanleg voor muziekkwaliteit geen omgeving heeft met
muziek (luisteren en bespelen instrumenten). Dan wordt diegene ook niet gestimuleerd om
zich daar mee bezig te houden en kan hij de kwaliteit niet tot ontwikkeling laten komen. Er
is
Conclusie: in 1.8.2 staat dat mensen met een bepaalde genetische aanleg een omgeving
zoeken die bij deze aanleg past. Wat al in aanleg aanwezig is, wordt daardoor uitvergroot
omdat ook de omgevingsfactoren die aanleg stimuleren.
nog een zo’n soort mechanisme, namelijk gen-omgevingsinteractie.
Gen-omgevingsinteractie= van een gen-omgevingsinteractie is sprake als het effect van de genen
veranderd wordt door een bepaald soort omgeving en omgekeerd, als het effect van de omgeving
afhankelijk is van een bepaalde genetische opmaak. Het wordt ook wel aangeduid al G x O. De x
(vermenigvuldigingsteken) wijst op het versterkende effect van beide factoren. (g= genen en o=
omgeving).
Sommige situaties beïnvloeden de effectiviteit van de werking van genen
Genen kunnen namelijk aan en uit gezet worden
Vb.
En wat is het verschil tussen dit en gen-omgevingscorrelatie?
, Hoofdstuk 2- Hoe onze hersenen werken en zich ontwikkelen
2.1 Inleiding
2.2 Wat is de erfelijke aanleg, omgeving en oefening op onze hersenen?
De ontwikkeling van je lichaam hangt sws af van deze drie dingen
- Vb. iedereen wordt met ongeveer even veel zweetklieren geboren, maar iemand
die in een warm land opgroeit ontwikkelt meer zweetklieren dan iemand die in
een koud land opgroeit.
- Als je veel sport worden je spieren en botten sterker
- Stel je begint jong met een sport zoals tennis, dan wordt het bot in je arm ook
dikker. Bij volwassenen gebeurt dat niet.
Werk maakt sterk (vooral op jonge leeftijd) => geldt ook voor hersenen
= Houdt dus eigenlijk in dat lichaamsdelen of delen van hersenen die intensief en vaak
worden gebruikt sterk en groot worden. Deze worden dan ook sterker en groter dan
lichaamsdelen of hersendelen waarbij dit niet gebeurt.
Hoe de hersenen zich ontwikkelen en specialiseren (net als bij het lichaam) is afhankelijk van drie
factoren:
1. Erfelijke aanleg
- De algemene structuur van onze hersenen is vastgesteld in onze genen
- Iedereen heeft aanleg voor ‘basis’ vaardigheden
- Iedereen heeft aanleg voor erfelijke unieke voorbereide talenten
2. Omgeving
- Wat geleerd wordt en hoe hersenen georganiseerd worden, is afhankelijk van de
informatie waaraan iemand wordt blootgesteld.
- Vb. iemand die in Frankrijk woont leert de Franse taal en iemand die bij veel
water woont leert wss om te zwemmen.
3. Oefening
- Als je iets oefent kan je het beter, maar dat hangt wel af van motivatie, oefening
en volharding.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller idelfos04. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.