100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
College aantekeningen 2B2 Infectie en immuunziekten $8.60   Add to cart

Class notes

College aantekeningen 2B2 Infectie en immuunziekten

 18 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit bestand bevat een uitgebreide, volledige uitwerking van de hoorcolleges van blok 2B2. Hierin zijn de hoorcolleges voorzien van afbeeldingen en de tekst is uitgebreid uitgewerkt, zodat het voor iedereen begrijpelijk is. Het document is voorzien van een inhoudsopgave, paginanummers en een duideli...

[Show more]

Preview 4 out of 76  pages

  • January 10, 2023
  • 76
  • 2021/2022
  • Class notes
  • L.g.m. (lonneke) bode & c.a.m. (karin) schurink
  • All classes
avatar-seller
Thema 2B2 - Infectie- en
immuunziekten 2
Inhoudsopgave
WEEK 1.......................................................................................................................................................... 2
HC.1 TOLERANTE EN AUTO-IMMUNITEIT.....................................................................................................................2
HC.2 IMMUNOTHERAPIE – BIOLOGICALS.....................................................................................................................5
HC.3 IMMUNOLOGISCHE NIERZIEKTEN EN NEFROLOGISCHE MANIFESTATIES.......................................................................7
HC.4 FUNCTIE EN ANATOMIE VAN HET OOG..............................................................................................................11
PD.5/6 EEN PATIËNT MET EEN ROOD OOG...............................................................................................................12
HC.7 OOGINFECTIES.............................................................................................................................................12
WEEK 2........................................................................................................................................................ 14
HC.1 ANTIMICROBIËLE THERAPIE 1..........................................................................................................................14
HC.2 CONGENITALE INFECTIES................................................................................................................................17
PD.3 PERIODIEKE KOORTS OF AUTO-INFLAMMATIE.....................................................................................................21
HC.4 KOORTS EN HET JONGE KIND..........................................................................................................................23
HC.5 URINEWEGINFECTIES.....................................................................................................................................26
HC.6 SOA’S.......................................................................................................................................................31
PD.CV KLINISCH REDENEREN..................................................................................................................................34
WEEK 3........................................................................................................................................................ 34
PD.1 EEN MULTIPEL MYELOOM PATIËNT MET KOORTS EN HOESTEN...............................................................................34
HC.2 DIAGNOSTIEK VAN IMMUNODEFICIËNTIES..........................................................................................................36
HC.3 EEN PATIËNT MET EEN INNATE IMMUUNDEFICIËNTIE...........................................................................................38
HC.4 EEN KIND MET EEN IMMUUNDEFICIËNTIE..........................................................................................................40
PD.5 EEN PATIËNT MET ADAPTIEVE IMMUUNDEFICIËNTIE.............................................................................................42
HC.6 IMMUNE AGING – VAN GEBOORTE TOT OUDERDOM............................................................................................43
HC.7 ANTIMICROBIËLE THERAPIE 2..........................................................................................................................46
IC IMMUNOLOGIE.................................................................................................................................................49
WEEK 4........................................................................................................................................................ 52
HC.1 IMMUNITEIT VAN TRANSPLANTATIE..................................................................................................................52
PD.3 EEN PATIËNT MET KOORTS NA EEN TRANSPLANTATIE + KENNISCLIP.........................................................................55
HC.4 TRANSPLANTAATAFSTOTING EN IMMUUNSUPPRESSIE...........................................................................................57
HC.5 GRAFT-VERSUS-HOST 1.................................................................................................................................59
HC.6 IMMUNOSUPPRESSIVA 1................................................................................................................................63
HC.7 IMMUNOSUPPRESSIVA 2................................................................................................................................66
WEEK 5........................................................................................................................................................ 67
HC.1 PATIËNT MET GEWRICHTSKLACHTEN.................................................................................................................67
HC.2 OSTEOMYELITIS EN ARTRITIS...........................................................................................................................69
PD.3 DE PATIËNT MET SPONDYLARTROPATHIE...........................................................................................................74
PD.4 EEN PATIËNT MET REUMATOÏDE ARTRITIS..........................................................................................................74




1

,Week 1

HC.1 Tolerante en auto-immuniteit

Het immuunsysteem herkent lichaamsvreemde moleculen, wat zorgt voor afweer. Als dit
niet gebeurt, krijgt men last van infecties. Tegen lichaamseigen moleculen moet er tolerantie
zijn, anders ontstaan er auto-immuunziekten.

Immunologische tolerantie voorkomt reactiviteit tegen autoantigenen. Hierbij is er
gecontroleerd niet reageren van lymfocyten op (auto)antigenen, waartegen potentieel een
reactie kan plaatsvinden. Dit is een antigeen-specifieke
non-reactie. Hierbij spelen 2 mechanismen een rol:
- Centrale tolerantie inductie (deletie) in primaire
lymfoïde organen: beenmerg en thymus.
- Perifere tolerantie inductie (anergie, suppressie) in
secundaire lymfoïde organen: milt, lymfklieren en
MALT

Bij de centrale tolerantie is er dus apoptose van de cellen.
In de perifere tolerantie worden cellen anergisch of er
vindt suppressie plaats.

Anergie is inactivatie van lymfocyten door binding van
een (auto)antigeen aan de antigeenreceptor in
afwezigheid van co-stimulatoire signalen. Hierbij treedt
dus tussen een APC en een Th-cel alleen signaal 1 op en
niet signaal 2.

Een auto-reactieve T-lymfocyt kan, als deze niet in apoptose gaat of niet uitrijpt via
suppressie of anergie, via klonale deviatie een regulatoire T-cel worden. Deze cellen zijn
essentieel in de perifere tolerantie en kunnen actief autoreactieve B- en T-cellen onder
suppressie brengen.

Regulatoire T-cellen hebben een aantal mechanismen om autoreactieve lymfocyten te
remmen:
1. Wegvangen groeifactor IL-2 door hoog affine receptor CD25 - Treg vangt IL-2 weg
doordat het receptoren tot expressie brengt die een hoge affiniteit hebben voor IL-2.
De IL-2 receptor bestaat uit een ,  en een -keten, waarbij de -keten (CD25) voor
de hoge affiniteit zorgt. IL-2 werkt voor de autoreactieve lymfocyten als een
groeifactor, maar deze wordt dus weggevangen.
2. Wegvangen van CD80/CD86 costimulatie door CTLA-4 - CTLA-4 heeft een zeer hoge
affiniteit voor co-stimulatoire moleculen, zoals CD80/CD86. Deze affiniteit is hoger
dan die van CD28 en dus zal de co-stimulatoire moleculen wegvallen voor de
autoreactieve lymfocyt.
3. Productie suppressieve cytokinen IL-10 en TGF-


2

, 4. Productie cytotoxische granzymen - Treg scheidt granzymen uit, welke tot apoptose
leiden van de autoreactieve cellen.
Voorbeelden doorbraak van de tolerantie:
- Polyklonale activatie van B-lymfocyten door EBV - Dit is een antigeen- en T-lymfocyt
onafhankelijke activatie. Hierbij bindt EBV aan CD21 op een B-cel, wat leidt tot
expansie van cellen.
- Activatie door superantigenen - Deze superantigenen worden vaak door bacteriën
meegebracht en er is een antigeen-onafhankelijke activatie van T-lymfocyten door
staphylococcus. Het superantigeen trekt dan het MHC-molecuul en de TCR naar
elkaar toe, waardoor er onafhankelijk van de herkenning een activatie optreedt. Door
deze activatie gaan de T-cellen normaliter dood en heeft de bacterie vrij spel, maar
dit werkt niet altijd. Het kan namelijk gebeuren dat de cellen na het prolifereren dan
niet doodgaan, waardoor een autoreactieve cel kan ontstaan.
- Moleculaire mimicry - Hierbij herkent het epitoop van een antistof een lichaamseigen
antigeen, doordat dit bindende deel overeenkomt met een micro-organisme.
- Bystander activatie - Hierbij is er in eerste instantie een normale immuunrespons.
Door het gunstige milieu rondom deze reactie kunnen autoreactieve immuuncellen
geactiveerd worden.
- Vrijkomen van afgeschermde autoantigenen - Dit kan gebeuren als er een barrière
doorbroken wordt, waardoor lymfocyten, die eerst niet door deze barrière konden,
nu opeens de autoantigenen kunnen herkennen.
- Productie van neoantigenen door modificatie of haptenisatie - Hierdoor wordt het
immuunsysteem geactiveerd. Dit kan bijvoorbeeld als een geneesmiddel op een
lichaamseigen cel gaat binden, wat tot formatieverandering leidt. Hierdoor kan deze
cel opeens als lichaamsvreemd gezien worden.
- Afwezigheid regulatoire T-cellen

Moleculaire mimicry kan leiden tot het Guillain-Barré syndroom. Dit is een post-infectieuze
autoimmuun-polyneuropathie waarbij er snel progressieve verlamming op kan treden van
de armen en benen. Het treedt op na een gastro-enteritis ten gevolge van bijvoorbeeld
rauwe kip. Het micro-organisme (vaak campylobacter jejuni) in de kip levert dan een reactie
op, maar dit leidt tot kruis-reactieve antistoffen. Hierdoor worden zenuwen beschadigd,
doordat de antistoffen dan ook op de zenuwen kunnen binden doordat deze dezelfde
epitopen bevatten.

Sympatische oftalmopathie ontstaat doordat de retina-bloedbarrière doorbroken wordt.
Hierdoor worden dus autoantigenen herkend, wat leidt tot activatie van T-cellen. Door deze
activatie kunnen T-cellen ook door de retina-bloedbarrière van het andere oog. Een trauma
aan het ene oog kan dus tot beschadiging leiden van beide ogen.

Een voorbeeld van een ziekte waarbij de Tregs zijn aangedaan is het IPEX-syndroom
(Immuundysregulatie Polyendocrinopathie Enteropathie X-gebonden). Dit komt alleen bij
jongens voor en is gebaseerd op FOXP3-mutatie. Dit codeert voor een transcriptiefactor voor
cellen die klonale deviatie ondergaan om een Treg te worden. Hierdoor ontwikkelen er geen
Tregs.




3

, Modulerende factoren bij de ontwikkeling van auto-immuniteit zijn genen, hormonen en de
omgeving.
Het MHC-molecuul is de belangrijkste component die zorgt voor genetische predispositie
voor een auto-immuunziekte. MHC draagt prominent bij aan auto-immuunziekten door een
verbeterde presentatie van auto-antigenen. Voornamelijk HLA-DR(3/4/5) zijn hierbij
betrokken. Andere genetische componenten die zorgen voor predispositie zijn mutaties in
bepaalde immuunregulatoire genen. Voorbeelden van mutatie in immuunregulatoire genen:
- FOXP3: geen Treg ontwikkeling meer
- AIRE: verminderde klonale deletie ten behoeve van centrale tolerantie inductie
- CTLA4: verlaagde Treg suppressie
- C1q: gestoorde opruiming apoptotische cellen

Vrouwen hebben over het algemeen een beter immuunsysteem dan mannen. Dit komt door
de interactie tussen het immuunsysteem en hormonen. Vrouwelijke hormonen hebben een
immuunstimulatoire werking. Vrouwen reageren dan ook beter op vaccinaties, maar er
treden ook eerder auto-immuunziekten op. Dit komt door evolutie, omdat vrouwen meer
betrokken zijn bij voortplanting/opvoeding van het nageslacht.

Omgevingsfactoren spelen dus ook een rol bij het ontstaan van auto-immuunziekten:
- Infecties
- Voeding
- Geneesmiddelen
- Zonlicht
- Trauma
- Stress

De oorzaak van auto-immuunziekten is multifactorieel en is dus een combinatie van
genetische predispositie, omgevingsfactoren en het immuun- en endocriene systeem.

Auto-immuniteit is de normale immunologische reactie op lichaamseigen structuren. Hierbij
worden er bijvoorbeeld oude cellen of overbodige antistoffen opgeruimd. Bij auto-
immuunziekten is er een abnormale immunologische reactie op lichaamseigen structuren.
Hierdoor is er verstoring van de homeostase en treedt weefselbeschadiging en functieverlies
op. Dit leidt tot ziekte.

Postulaten van Witebsky:
1. Auto-immuunrespons moet duidelijk zijn in de vorm van de (lokale) aanwezigheid
van autoantilichamen en/of cellulaire reactiviteit
2. Auto-immuunziekte kan overgebracht worden naar een gezond individu via transfer
van autoantilichamen en/of autoreactieve lymfocyten
3. Het corresponderende autoantigeen moet gedefinieerd zijn
4. Een vergelijkbare auto-immuunrespons moet kunnen worden opgewekt in een
proefdier
5. Het immuniseren met het autoantigeen van een proefdier moet een vergelijkbare
ziekte doen ontstaan.

Auto-immuunziekten kunnen orgaanspecifiek zijn of systemisch.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller niekparser. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.60. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.60  1x  sold
  • (0)
  Add to cart