Farmacologie
8. middelen die het autonome zenuwstelsel
beïnvloeden
8.1 impulsoverdracht
Zenuwen zijn opgebouwd uit neuronen. Prikkeloverdracht tussen 2 neuronen: het ene
neuron geleidt de zenuwprikkel. Aan het einde van het neuron ter hoogte van de synaps,
maakt dit neuron contact met een ontvangend neuron. Presynaptische neuron geeft
transmitters af ter hoogt van de synaps. Deze neurotransmitters worden in de
presynaptische cel geproduceerd en opgeslagen in vesikels ter hoogte van het eindknopje.
Neurotransmitters binden zich vast op receptoren van het ontvangende neuron. Wanneer er
voldoende neurotransmitter wordt vrijgegeven, wordt het signaal doorgegeven naar de
postsynaptische cel. In dit geval is er sprake van een exciterende neurotransmitter. Een
inhiberende neurotransmitter zorgt erviir dat het juist wordt afgeremd.
8.2 autonoom zenuwstelsel
`
In het perifere zenuwstelsel wordt onderscheidt gemaakt tussen: autonome
(=onwillekeurige, bv: bloeddruk, hartslag, ademhaling,…)) en willekeurig zenuwstelsel
Primaire kernen van het autonome zenuwstelsel liggen in de hypothalamus. Binnen het
autonome zenuwstelsel is er een verdeling in het orthosympatische en parasympatische
zenuwstelsel
Tekening blz 110:
8.2.1 Orthosympatisch zenuwstelsel
= sympatisch zenuwstelsel: Komt in act in geval van stress
Komt in actie in geval van stress, is de fight or flight reactie. Niet alleen in periodes van stress
maar ook bij inspanning is het sympatisch zenuwstelsel actief: snelle hartslag,
bronchodilatatie
,Belangrijkste neurotransmitter is: noradrenaline, waardoor het adrenerge systeem genoemd
wordt.
2types adrenerge receptoren: alfa1 (zitten op in de arteriolen, zorgen voor vasoconstrictie)
en beta ( zorgen voor vasodilatatie, beta1 zitten ter hoogte van het hart, beta2 zitten ter
hoogte van de luchtwegen)
8.2.2 parasympatisch zenuwstelsel
Zorgt voor herstel en rust in het lichaam (=rest andd digest), effecten zijn: tragere hartslag
en ademfrequentie, stimulering van het spijsverteriingsstel
Specifieke neurotransmitter is acetylcholine. Deze bindt zich met de muscarinereceptoren.
Wordt het Cgolinergesysteem genoemd.
Figuur blz 113: organisme actiever vs passiever:
8.3 indeling van de vegetatieve farmaca
Vegetatieve farmaca = farmaca die inwerken op het autonome zenuwstelsel
Middelen die meewerken met het sympatische of het parasympatische systeem worden
sympaticomimetica of parasympaticomimetica genoemd. Dit zijn agonisten. Deze grijpen aan
op dezelfde plaats als onze lichaamseigen neurotransmitters
Middelen die tegenwerken worden: antagonisten genoemd, 2soorten: parasympaticolytica
en sympaticolytica
8.3.1. sympaticomimetica
Stimulerende werking op het zenuwstelsel, zijn agonisten voor adrenerge receptoren.
Kunnen een actipotentiaal genereren door zich specifiek te binden aan adrenerge
receptoren
Beta1: hogere bloeddruk in geval van shock
Beta2: om lucht weg te openen bij astma en copd
8.3.2 sympathicolytica
,Zijn de alfa en betablokkers.
Bekendste werking = betablokker; deze gaat ter hoogte van het hart de beta1-receptoren
blokkeren waardoor er bradycardie optreed en de bloeddruk daalt.
8.3.3 parassympathicomimetica of cholinergica
Versterken de werking van acethylcholine, wordt vaak benoemd als cholinergica
Cholinesterase is een enzym dat acethylcholine afbreekt, door het gebruik van colinesterase-
inhibitoren blijft acethylcholine langer in de synaps.
Chollinergica hebben uiteenlopende effecten doordat het niet enkel een rol speelt binnen
dhet parasympatische zenuwstelsel
8.3.4 parasympatische of anticholinergica
Blokkeren de werking van acethylcholine en worden anticholinergica genoemd
, 9. Analgetica, antipyretica, anti-inflamatoire middelen
9.1 pijn en de who ladder
Pijn ontstaat meestal doorschade aan de oppervlakkige of dieper gelegen weefsels, er is dan
sprake van nociceptievepijn.
Bij neuropatische pijn is de beschadiging van of druk op de zenuwweefsel
Figuur blz 121
- Stap 1: behandeling met niet-opioid analgeticum
- Stap 2: behandeling met een zwak opioid analgeticum
- Stap 3: behandeling met een sterk opioid analgeticum
- Stap 4: invasieve en minimaal invasieve technieken
Bij hevige pijn of postoperatieve pijn start men direct met stap 3 of stap 4, vaak in combi met
paracetamol en/of NSAID
9.2 niet- opioide analgetica en antipyretica
Bekenste niet opioide analgetica zijn paracetamol, acetysalizuur en NSAID’s
Nsaid= non steroidal anti-inflamatory drugs
9.2.1 paracetamol
Paracetamol is een matige pijnstiller, die ook antipyretisch werkt maar heeft geen anti-
inflamatoire effect. Het is een zwak analgeticum en wordt vaak gecombineerd met opioid of
een nsaid.
Paracetamol met hoge dossering kan nier- en lever beschadigend zijn (3-4x/dag), bij
overdosering moet zo snel mogelijk IV acetylcysteïne als antidotum gegeven worden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jiryboute. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.52. You're not tied to anything after your purchase.