Dit is een samenvatting voor het vak 'Grondige studie BTW' van professor Frank Borger (2022/2023). Deze samenvatting werd gemaakt op basis van lesnotities, slides en waar nodig aanvullingen met het handboek.
De samenvatting is zeer uitgebreid en bevat de nodige leerstof om te slagen voor het ex...
- Schriftelijk examen
- Praktijkvragen: open vragen: het is de bedoeling dat men de feiten in de vraag gaat
analyseren (bv. een verrichting in het economisch verkeer waarbij men zo uitgebreid
mogelijk de 5 stappen redenering gaat toepassen om uiteindelijk de oplossing voor het btw
probleem te vinden. Men is als het ware een consultant of fiscaal advocaat aan wie gevraagd
wordt wat de btw gevolgen zijn van een bepaalde verrichting en dat men een analyse maakt
en alle stappen duidelijk gaat uitleggen van hoe men tot de oplossing komt.
- Het is een open boek examen
Les 1 vrijdag 30 september 2022
1. Inleiding
1.1 Waar vindt u de basis voor de btw-regelgeving?
Wat is BTW?
→BTW is een belasting waarbij overheden geld nodig hebben voor hun taken als overheid. Een
middel om aan geld te komen is door middel van belastingen. BTW is een belasting over de omzet.
Dat heeft dus iets te maken met ondernemingen. Omzet is iets wat ondernemingen aan inkomsten
binnenhalen omdat zij goederen en diensten verkopen en omdat zij economische activiteiten
ontplooien waardoor ze geld binnenkrijgen (nl. omzet). Die omzet gaat men dan aan een belasting
onderwerpen.
De basis voor de btw-reglementering vinden we terug in de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen de
zesde btw-Richtlijn).
Dit werd ingevoerd door de EU, naar aanleiding van de tweede wereldoorlog. Men wou inzetten op
samenwerking en door economisch verregaand samen te werken wou men conflicten in de toekomst
vermijden.
- In de eerste plaats was er het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor
Kolen en Staal (wat nu minder belangrijk is).
- Dit is dan uitgegroeid tot een algemeen economisch verdrag, nl. het verdrag van Rome
(waarbij de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd opgericht). In het verdrag van
Rome stonden er een aantal basisdoelstellingen die dat verdrag nastreefde zoals een vrij
verkeer van goederen en diensten. Dat wil zeggen dat op het grondgebied van die
economische gemeenschap dezelfde regels moeten gelden wat betreft de levering van
goederen en diensten (de handel). Het gaat hier om een non-discriminatiebeginsel: goederen
en diensten die geproduceerd worden in andere lidstaten mogen niet nadeliger behandeld
worden dan de goederen en diensten die geproduceerd worden in de eigen lidstaat. Men
wou dus een binnenmarkt creëren waar de spelregels van handel voor iedereen dezelfde
waren.
, Eén van de problemen was dat men zag dat de lidstaten toch nog de neiging hadden om hun
eigen markten af te schermen van de andere lidstaten en de goederen en diensten van
andere lidstaten te discrimineren (soms op een verdoken manier). Lidstaten vonden
verschillen in hun goederen en diensten t.o.v. de goederen en diensten van andere lidstaten
en men ging die producten van andere lidstaten op een andere manier gaan behandelen. De
lidstaten hadden ook verschillende belastingsystemen op de levering van die goederen en
diensten en de goederen en diensten van andere lidstaten ging men zwaarder gaan belasten.
Op die manier ging men de eigen markt afschermen, maar dit is in strijd met het Europees
verdrag.
- De Europese regelgever vond dit niet kunnen. Men wou de bestaande systemen van
belastingheffing die gelden in de lidstaten vervangen door een meer geharmoniseerd
systeem waarbij de spelregels inzake de belastingheffing op economische handelingen
dezelfde zijn.
Europa heeft verschillende rechtsinstrumenten om recht te creëren en men heeft gekozen
voor de techniek van richtlijnen als basisinstrument om Europese regelgeving op het vlak van
BTW te creëren.
De eerste richtlijnen waren vrij algemeen in hoe het btw-systeem moest worden toegepast
door de lidstaten. Daar stonden niet veel gedetailleerde regels in. De 6 landen die erbij zaten
waren België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Italië en Duitsland. Nu zijn er 27 lidstaten en
zij moeten allemaal aan een gelijkaardig systeem van omzetbelasting voldoen.
Aangezien die eerste richtlijnen vrij algemeen bleven gaf dit aanleiding tot nog steeds heel
wat verschillende systemen.
In 1971 werd er een systeem ingevoerd van een geharmoniseerde btw en de afschaffing van
de eigen systemen.
In 1976 werd er een nieuw BTW systeem ingevoerd omdat de zesde btw-richtlijn een
verregaande harmonisatie doorvoerde (het was een soort van Europees BTW wetboek) →
wat de exacte regels waren, wie belastingplichtige is, definities, welke vrijstellingen.
Eén van de grote problemen voor het invoeren van de btw-richtlijnen is dat er in fiscale
zaken unanimiteit moet bestaan om de regels te wijzigen. Eén lidstaat kan die wijzigingen
dus blokkeren.
De zesde btw-richtlijn werd doorheen de jaren meermaals gewijzigd. Het gevolgd daarvan is
dat dit aanleiding gaf tot een zeer moeilijke juridische tekst. Er was dan een hercodificatie
door Richtlijn 2006/112/EG, nl. ‘de BTW-richtlijn’.
Door al die wijzigingen is de harmonisering steeds verder gegaan. Een groot deel van de
Europese regelgeving is identiek voor alle lidstaten. Soms is er een mogelijkheid voor de
lidstaten om af te wijken.
De Europese Commissie en de lidstaten moeten die richtlijn correct toepassen. Zo niet, kan
een lidstaat met een infractieprocedure voor het Hof van Justitie worden gebracht.
, Er kunnen ook prejudiciële vragen worden gesteld aan het Hof van Justitie. Inzake BTW
hebben heel veel richtlijnen directe werking (omdat ze voldoende klaar en duidelijk zijn wat
betreft de eruit voortvloeiende rechten en plichten). Bij de implementatie van een richtlijn
hebben de lidstaten de keuze hoe zij dit zullen doen, zolang de richtlijn maar correct wordt
omgezet. Bij een verordening is dat niet het geval en dat moet niet worden omgezet en het is
direct dwingend recht.
Voor de hele EU geldt dezelfde basis, maar er is sprake van een verscheidenheid in de
toepassing.
o Er zijn 27 btw-wetgevingen.
o België heeft een btw-wetboek (Wbtw) en de praktische uitwerkingen vinden we
terug in Koninklijke besluiten en ministeriele besluiten. Daarnaast zijn er ook nog
verschillende interpretaties van de fiscus in aanschrijvingen of administratieve
beslissingen die een bron van btw vormen.
De Europese btw-richtlijn is ook verschenen in de verschillende talen van de lidstaten van de
Europese Unie.
1.2 Wat is het belang van correct te handelen inzake btw?
De overheid moet aan inkomsten geraken en de btw is een zeer goede geldbron. In de jaarlijkse
begroting is de btw één van de belangrijkste inkomsten.
Als de overheid erop moet rekenen dat belastingplichtigen spontaan alles gaan betalen wat ze
moeten betalen, dan kan dit wel eens fout lopen. In het systeem zijn er daarom naast de regels van
hoe het systeem werkt ook regels die te maken hebben met de controle op het systeem en wat de
gevolgen zijn van het niet naleven van de regelgeving.
In de verschillende lidstaten zijn er hoge boetes voor overtredingen. De regels inzake sanctionering
zijn niet geharmoniseerd in de Europese Unie. Elke lidstaat heeft zijn eigen systeem van
sanctionering op het niet correct toepassen van btw-reglementering. België is een boete
administratie bij uitstek. Zelfs als er overtredingen zijn zonder opzet of fraude, zal het louter feit dat
men een fout heeft begaan, voldoende zijn om een boete op te leggen.
In België is er in principe sprake van een verminderde administratieve proportionele boete:
Vb. 20% van de btw en 0.8% interest per maand als onterecht geen btw werd aangerekend
Vb. 10% van de btw als onterecht btw werd afgetrokken en 0.8% interest per maand.
→De boetes worden anders berekend in elke lidstaat. De verschillen tussen de lidstaten in het kader
van het boetebeleid zijn zeer groot.
1.3 Wat is BTW?
We gaan de definitie van BTW bespreken aan de hand van een voorbeeld (zonder rekening te
houden met de internationale component en alles gebeurt op Belgisch grondgebied).
Stel: we zitten met een keten in het economisch verkeer. In die keten is er uiteindelijk de
eindverbruiker die goederen en diensten gaat aankopen (het mannetje). Dat is de grootste groep
deelnemers in het economisch verkeer (nl. wij allemaal). De eindverbruiker is degene die uiteindelijk
de btw gaat betalen en de volledige kost daarvan gaat dragen.
, Die eindverbruiker (de particulier of het mannetje) gaat een fiets kopen. Die fiets verschijnt niet uit
het niets in de fietsenwinkel van C en die moet geproduceerd worden. Hier gaat een hele keten van
goederen en diensten aan vooraf. In onze keten is A een onderneming die grondstoffen uit de grond
gaat winnen die nodig zijn om fietsen te produceren en onderneming A gaat die grondstoffen
verkopen. Onderneming B koopt de grondstoffen van A en maakt er fietsonderdelen van.
Onderneming C of de fietsenhandelaar gaat die onderdelen (frame, wielen, etc.) kopen van
onderneming B en die bouwt er op zijn beurt een fiets mee die hij in zijn fietsenwinkel kan verkopen.
De particulier koopt dan in de fietsenwinkel van C een fiets. Onderneming A gaat de grondstoffen
leveren aan onderneming B voor 100 euro.
Met die 100 euro kan onderneming A de grondstoffen uit de grond halen en zijn personeel betalen
en winst behalen. Onderneming B verwerkt die grondstoffen tot fietsonderdelen. Onderneming B
heeft al een aankoopkost van 100, maar die moet ook zijn personeel en machines betalen en hij
moet winst maken. Onderneming B zal dan een bepaalde waarde toevoegen van bv. 50 euro. Bij die
aankoopkost van 100 gaat hij dus 50 bijtellen en hij zal aan onderneming C 150 euro vragen voor de
fietsonderdelen. Onderneming C zal op zijn beurt die fiets in elkaar moeten steken en personeel
moeten betalen en uiteindelijk ook winst moeten maken. Hij zal op zijn beurt ook een toegevoegde
waarde creëren van 50 euro en de fiets wordt uiteindelijk verkocht aan de particulier voor 200 euro.
De vraag stelt zich dan wat er gebeurd als we dit gaan belasten?
→Voor 1971 (en voor het invoeren van het btw-systeem) hadden de meeste Europese lidstaten
eigen regels om dergelijke ketens te belasten. Dit gebeurde meestal door een systeem van
overdrachttaksen. In België hadden we een hele reeks van taksen en heffingen op bepaalde takken in
de economie. Eén van die taksen bestaat nog altijd, nl. op verzekeringsproducten.
Vroeger waren er dus heel wat taksen en heffingen. Het probleem daarbij is dat elke leverancier van
goederen en diensten in de keten een taks moest aanrekenen aan zijn volgende klant in de keten,
met een exponentieel stijgende belastingdruk tot gevolg.
Stel dat we in onze keten met een overdrachttaks zitten van 10%: onderneming A zou dan 110 euro
(100 + 10 euro taks) aanrekenen aan B. De Belgische staat krijgt dan 10 euro aan taksen.
Onderneming B heeft een aankoopkost van 110 en zal daar een waarde van 50 aan toevoegen. B zal
dan 176 euro (160 + 16 euro taks) aanrekenen aan C. De Belgische staat krijgt dan 16 euro aan
taksen. Onderneming C heeft een aankoopkost van 176 euro en zal daar dan 50 euro waarde aan
toevoegen = 226 euro + 10% taksen (=23 euro) = 249 euro.
De Belgische staat krijgt in totaal 49 binnen (10 + 16+ 23). MAAR 10% van 200 (de eindprijs was
vroeger 200) is 20 en geen 49. Door het cumulatief effect in heel die keten is het geen 20 euro aan
taksen, maar wel 49 euro aan taksen. Hoe langer die keten is, hoe groter het aandeel van die taksen
wordt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Smartstudentvub. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.37. You're not tied to anything after your purchase.