Hematologie
Inleiding
Hematologie = de leer van de bloedcellen en de weefsels waarin zij gevormd worden
We onderscheiden 3 grote compartimenten
1. Cytologie
o Bloedcellen worden geteld (RBC, WBL, BP) met elektronische automaten -> kwantitatief beeld
o Met de microscoop wordt er gekeken naar de morfologie van deze cellen
o Globale bloedmetingen (bv: hemoglobinebepaling en sedimentatie van RBC)
o Toepassingsgebied: opsporen van bloedarmoede (anemie) en bepaalde bloedkankers
2. Immuunhematologie
o Opsporen van bloedgroepsystemen die zich op RBC bevinden en de mog antistoffen tegen bep
bloedgroepsystemen
o Toepassingsgebied: bepaling ABO-bloedgroep, uitvoering kuisproeven waarbij bloed van de patiënt
in het labo gemengd wordt met het te geven bloed (bv na operatie)
3. Hemostase (of bloedstolling)
o Gericht op het nakijken van al dan niet ontbrekende levensbelangrijke stollingsfactoren en de
invloed van bepaalde antistollingsgeneesmiddelen
o Toepassingsgebied: opsporen van Hemofilie A (bloedingsziekte), proteïne C-tekort (geeft aanleiding
tot trombosen) en opvolgen van antistollingsmedicatie (voorkoming van trombosen) met
stollingstesten
o Ook beroep op andere disciplines om de diagnose te oriënteren:
Bepaling van ijzer, TIBC, transferrine, ferritine, vitamine B12 en foliumzuur worden
meestal in een lab gedaan
Genetica, moleculaire biologie en immunofenotypering van cellen
Samenstelling van bloed
Aanmaak
1. Bij volwassenen in het beenmerg (onder normale omstandigheden)
In de foetus in de lever, milt en beenmerg
Beenmerg bevindt zich bij kinderen in de mergholten van alle botten. Vanaf 20 jaar bevindt zich het actieve (rode)
beenmerg zich vooral in de platte beenderen (schedel, ribben, borstbeen, bekken). In sommige omstandigheden kan
dit merg omgevormd worden tot inactief bindweefsel (fibrose) en zal de bloedcelvorming overgenomen worden
door de milt en soms de lever).
Bloedbestanddelen
Bloed is een vloeibaar bindweefsel dat door het hart naar alle vitale lichaamsorganen wordt gepompt.
Man: 5-6l bloed / vrouw: 4-5l bloed
2 belangrijke compartimenten onderscheiden:
1. Cellulair gedeelte (of celfragmenten) -> 45%
o Bloedplaatjes (trombocyten): kleine celfragmenten die enzymen en andere substanties bevatten die
belangrijk zijn voor de bloedstolling
o WBL (leukocyten): maken deel uit v/h verdedigingsmechanisme v/h lichaam (5 soorten)
o RBL (erytrocyten): essentieel voor het transport van zuurstof in het bloed (meest talrijk)
2. Waterig gedeelde (of plasma) -> 55%
o Water (92%)
o Plasma-eiwitten (7%): 90% wordt i/d lever gesynthetiseerd en afgegeven aan het bloed
Albuminen: grootste bijdrage aan de osmotische druk van het plasma (60%)
Fibrinogeen: speelt rol bij bloedstolling (4%)
Globulinen: omvatten antilichamen (vallen vreemde eiwitten en pathogene micro-org aan)
en transportglobulinen (binden kleine ionen aan andere verbindingen) (35%°
, o Andere opgeloste stoffen
Organische voedingsstoffen: gebruikt voor productie ATP, groei en onderhoud van cellen.
(lipiden, aminozuren en vitaminen)
Elektrolyten: essentieel voor vitale cellulaire activiteiten (ionen, mineralen)
Organische afvalstoffen: vervoerd naar plaatsen waar ze worden
afgebroken/uitgescheiden
PH en viscositeit
pH van arterieel bloed = 7.34
RBC zijn negatief geladen, in deze toestand zijn RBC gelijkmatig gesuspendeerd door de elektrische lading aan hun
oppervlak waardoor ze elkaar afstoten.
2. Daling pH heeft effect op negatieve lading (minder neg lading -> minder afstoting) -> meer neiging tot
geldrolvorming (kan ook door te hoge concentraties van bep eiwitten). De geldrolvorming verhindert
efficiënte uitwisseling van de benodigde stoffen tussen de RBC en het plasma en verhoogt de viscositeit.
De viscositeit v/h bloed wordt bepaald door het daarin aanwezige soort eiwit en door ‘stugheid’ van RBC (geen
normale morfologie en vervormbaar bv sikkelcellen).
3. Gevolg: verminderde weefseldoorstroming en daardoor weefselbeschadiging
Functies van bloed
1. Transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten v/d stofwisseling
2. Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de int vl in het gehele lichaam (waterhuishouding)
3. Beschermingsfunctie: verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers
4. Herstelfunctie: bloedstelping
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur (regulering)
Soorten bloedvaten
Er zijn 2 soorten: slagaders (arteriën) en aders (venen)
Grootste slagader: aorta (ontspringt aan de linker hartkamer), andere arteriën takken hiervan af en kleinste zijn
arteriolen -> capillairen (haarvaten) -> venulen (kleinste venen) -> bloed stroomt naar de venen en uiteindelijk terug
naar het hart (rechterhelft)
Structuur en functie van het vaatstelsel
Venen Arteriën capillairen
Structuur Endotheellaag met Idem maar met dikke spierlaag en aan Ééncellige endotheellaag
dunne spierlaag de bui.zijde bindweefsel
Bevat kleppen Bevat geen kleppen Vormt netwerk
Functie Afvoer CO2 Aanvoer O2 en voedingsstoffen Uitwisseling CO2 en voedingsstoffen
Bloedafname
Veneuze bloedafname (Gebeurd thv de voorarm in de armplooi soms ook bovenkant hand)
Kan op 2 manieren
Spuit en naald: bloed w geaspireerd met een spuit en nadien verdeeld in versch bloedafnamebuisjes
o Voordeel: meer controle over bloedafname, vooral bij kinderen)
o Nadeel: ‘open’ systeem dwz dat het bloed apart verdeeld moet worden
Vacuümsysteem: bloedafnamebuisjes bevatten een bep vacuüm daardoor w er automatisch bloed
aangezogen wanneer het buisje geplaatst w
o Voordeel: ‘gesloten’ systeem dwz dat het bloed automatisch gezogen w
o Nadeel: minder controle en meer hemolyse
Benodigdheden: bloedcollectiesysteem (aanvraagformulier), tourniquet (aderklem), (handschoenen), watten,
ontsmettingsmiddel en pleister en naald (dikte van naalden opgegeven in gauge, hoe hoger waarde, hoe dunner
naald)
18G: 12mm (bloedgever)
Techniek: patiënt bij voorkeur liggend met arm gestrekt naast lichaam
1. Aanbrengen van tourniquet om de venen beter zichtbaar/palpeerbaar te maken
2. Ontsmetten met antisepticum
3. Naald in vele brengen
4. Tegen einde bloedafname tourniquet ontspannen
5. Naald uittrekken
6. Drukken en pleister op wonder
Capillaire bloedafname (hielprik bij kinderen, vingerprik bij volwassenen, soms ook oorprik voor stolling)
Voor veelvuldige glucosebepalingen en bloedgassen nemen.
Ringvinger is het minst gevoelig , er w lateraal in de vingertop geprikt en men laat het spontaan bloeden.
Opmerkingen
o Soms is het nodig om vingers op te warmen
o Opletten dat desinfectans niet in contact komt met bloed
o Eerste druppel zo weinig mogelijk gebruiken
Arteriële bloedafname (liesstreek of pols)
W gebruikt om te kijken of er genoeg zuurstof aanwezig is en of de pH goed is. Het is belangrijk om na de punctie
goed af te drukken omdat arterieel bloed bij een punctie uit het bloedvat spuit door de grotere druk.
Rol van bloedafname in het hele proces van het bloedonderzoek
Bloedafname behoort tot de ‘pre-analytische fase’, die gaat vooraf aan het eigenlijke bloedonderzoek (‘analytische
fase’). De ‘post-analytische fase’ is de verwerking van de resultaten op een resultatenformulier. Bloedafname vormt
bel schaken -> meeste fouten gebeuren hier:
Verkeerde bloedafnametube
Onvoldoende opgemengd
Verkeerde volgorde, naalddikte of patiënt
Onvoldoende of te veel gevuld
Anticoagulantia
Inleiding
Anticoagulantia zijn chemische of biochemische stoffen die in staat zijn om het stollingsproces te verminderen.
Wnnr bloed opgevangen w in een buis begint het te klonteren. Wanneer we deze buis afcentrifugeren, dan
verkrijgen we 2 lagen. De onderste laag bevat alles cellen (vooral RBC), de bovenste laag is een lichtgele doorzichtige
waterige massa, serum genoemd. Serum w gebruikt om biochemische en immunologische analysen op uit te voeren.
De celmassa in het onderste gedeelte die verklontert is, is onbruikbaar.
Om deze reden vangt men de celmassa op in buisjes die anticoagulantia bevatten en zo verhinderen dat het bloed
begint te stollen. Zo is het bruikbaar om cellen te tellen in een automaat of een bloedgroepbepaling te doen. Wnnr
we buisjes met anticoagulantia afcentrifugeren, krijgen we ook 2 grote lagen. De onderste laag bevat RBC en de
bovenste laag is ook een lichtgele doorzichtige waterige oplossing die we plasma noemen.
, Soorten
1. EDTA (ethyleen-diamino-tetra-azijnzuur)
Gebruikte vormen Na2EDTA, K2EDTA of K3EDTA -> K-zouten beter oplosbaar dan Na-zouten
Soms ook in vloeibare vorm, wat de vermenging met bloed optimaliseert
Kleur tube Paars
Werking Chelatie van Ca++
Toepassing Telling bloedcellen, Hgb en Hct, bloedgroep
Niet geschikt Voor stollingstesten, sedimentatie
Voorzorgsmaatregelen Tube correct afvullen + goed opmengen:
Te veel EDTA (onvoldoende bloed in tube) doet RBC en WBC schrompelen waardoor hct-
gehalte lager is en MCHC hoger. WBC kunnen vroegtijdig degenereren.
Op plaatjes zien we het tegengestelde effect: opzwellen en uit elkaar vallen waardoor de
telling te hoog is.
Te weinig EDTA (meer bloed dan mag) geeft mog stollingsproblemen.
Opmerking EDTA geeft regelmatig aanleiding tot pseudotrombopenie -> controleren
Bewaring Kamertemperatuur, beter bij 4°C
2. CITRAAT
Gebruikte vormen 0.109 mol/l NA3-citraat
Stollingstesten: 1 deel + 9 delen bloed
Sedimentatie: 1 deel + 4 delen bloed
Kleur tube Stolling: lichtblauw en sedimentatie: zwart
Werking Chelatie van Ca++
Toepassing Stollingstesten en sedimentatie
Niet geschikt
Voorzorgsmaatregelen Tube correct afvullen + goed opmengen:
Te veel citaat zal het bloed te veel verdunnen, waardoor de stollingstesten langer zijn dan
normaal.
Te weinig citaat geeft mog stollingsproblemen.
Opmerking Juiste tube voor juiste test gebruiken
Bewaring Kamertemperatuur, beter bij 4°C
3. HEPARINE
Gebruikte vormen Na-, LI-, K-zouten van heparine (= gesulfateerd polysacharide met zuur karakter)
Kleur tube Groen
Werking Remt vorming van trombine (in samenwerking antitrombine 3)
Toepassing Diversen oa in biochemie (plasma)
Niet geschikt Voor stollingstesten en sedimentatie
Voor tellingen (lager #plaatjes, WBC aggregeren tesamen) en bloeduitstrijkjes vanwege
blauwe achtergrond)
Voorzorgsmaatregelen Tube correct afvullen + goed opmengen:
Te weinig geeft mogelijk stollingsproblemen
Opmerking
Bewaring Kamertemperatuur, beter bij 4°C
4. OVERIGE BLOEDAFNAMEBUIZEN
Na-fluoride (grijze stop) Uitsluitend voor glucosebepalingen (fluor inhibeert de glycose wrdr glucose
niet afgebroken w zoals in gewone serumtube).
Gestolde tube (bruinrode stop) Hier zit geen anticoagulans in -> bloed zal spontaan stollen.
+ evt thixotropische gel met spec Soms zitten er stollingsactivatoren in (trombine, …)
graviditeit Na afcentrifugeren 2 lagen: de bovenste is serum (biochemie, serologie,
kuisproeven, …)
ACD (Acid-Citraat Dextrose) Bloed bewaart hier langer in (vooral om bloed te bewaren voor transfusie)
CPD (Citraat-phospahte-Dextrose)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnetteVDB. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.