1 BaTP Samenvatting Opleidings- en werkveldoriëntatie
55 views 2 purchases
Course
Opleidings- En Werkveldoriëntatie
Institution
Katholieke Hogeschool VIVES (VIVES)
Dit is een gestructureerde samenvatting van hoofdstuk 1 - 5 en Hoofdstuk 8. Ik heb gebruik gemaakt van mooie opmaak, schema's en foto's om de inhoud te verduidelijken en te structureren. Ik heb deze samenvatting ook uitgewerkt aan de hand van de leerdoelen die we hadden meegekregen.
De samenvatt...
Opleidings- en werkveldoriëntatie
DEEL 2: Oriëntatie op het ruime hulpverleningslandschap in Vlaanderen
Hoofdstuk 1: welzijn in de verzorgingsstaat
1. Begrip verzorgingsstaat / welvaartsstaat
Welvaartsstaat = De samenlevingsvorm van sommige rijke geïndustrialiseerde landen waarbij een aantal
grondrechten v/d burger effectief gewaarborgd worden.
→ bedoeling grondrechten:
▪ Zijn materiële welvaart te bevorderen
▪ Zijn kansen tot ontplooiing te bevorderen
Dit alles gebeurt binnen de parlementaire democratie en met behoud van de vrijemarkteconomische
productiewijze.
Grondrechten → mensenrechten:
▪ Waarvoor men een ingrijpen van de overheid verwacht
o Recht op leven
o Vrijheid meningsuiting
o Godsdienstvrijheid
▪ Maar ook sociale grondrechten
o Recht op werk
o Recht op gezondheid
o Recht op huisvesting
→ uitbouw welvaartsstaat
1.1 Kenmerken van de welvaarstaat
▪ Hoog welvaartspeil
o = hoge levensstandaard
o Voor iedereen toegankelijk (verspreiding)
o Behoud: voortdurende economische groei en volledige werkgelegenheid
▪ Overheidsoptreden
o Overheid moet grondrechten van burgers waarborgen
o Vb. sociale zekerheid, zorgsectoren (onderwijs, gezondheidszorg …)
▪ Verwezenlijking grondrechten (preventief)
o Preventief organiseren van solidariteit (sociale zekerheid) en uitbouwen v/h zorgapparaat
(sociale instituties)
▪ Vrije markt en overleg
o Sociaal overleg tussen vertegenwoordigers van ondernemingen, burgers en overheid samen
▪ Democratie
o = niet autoritair
o Via overleg en inspraak
1
, 1.2 De welvaartsstaat is niet-staats en is verzuild
Welvaartsstaat heeft niet-staats karakter.
Sociale organisaties (middenveld) belangrijk rol:
▪ Besluitvorming over sociaal beleid (maken wetgeving) Bv. Chiro:
o Bv. sociaal overleg Chi Rho: Christus Koning (Grieks) → christelijke zuil
o Werkgever-werknemer = paritair
o Werkgever-werknemer-overheid = tripartiet
▪ Uitvoering van wetgeving van sociaal beleid
o Bv. uitbetaling uitkeringen door ziekenfonds/vakbond …
Overheid heeft controlerende taak.
Verzuild middenveld:
Verzuiling = levensbeschouwing is nauw verbonden met de organisatie v/e aantal maatschappelijke activiteiten
→ zo kennen we de christelijke, socialistische en liberale vakbonden en ziekenfondsen.
21e eeuw → verzuiling afgebrokkeld → evolutie naar ontzuiling, maar de organisatorische bouwstenen zijn nog
sterk → ‘nieuwe sociale bewegingen’
1.3 Historiek in 5 fasen
Fase 1: de (oude) sociale kwestie
Er was iets grotere levensstandaard door industrialisatie MAAR weinig overheidstussenkomst!
Er was hongersnood, kinderarbeid, geen sociale bescherming
(uitbuiting) maar wel vrijheid (tgv Franse Revolutie).
→ dankzij solidariteit ontstaan coöperatieves = de ‘voorlopers’
van ziekenfondsen en vakbonden.
Fase 2: eerste sociale wetten ter bescherming van de arbeiders
▪ Leerplicht, zondagsrust, verbod op kinderarbeid
▪ Ontwikkeling stemrecht (eerst mannen, later vrouwen)
▪ Oprichting vakbonden en ziekenfondsen
▪ Maar nog altijd geen verplichting om zich te verzekeren
Fase 3: Sociaal Overleg (interbellum)
Tussen WOI en WOII
▪ Economische crisis → werkloosheid en opkomst totalitaire regimes in Europa
▪ Toch groeiend besef van overheidsingrijpen in de economie!
▪ Groeiend belang sociaal overleg
o Eerste Nationale arbeidsconferentie (in 1936)
→ betaald jaarlijks verlof, erkenning vakbonden …
▪ Ziekteverzekering, werkloosheidsuitkering vrijwillig
pensioen en kinderbijslag verplicht
Fase 4: concrete uitbouw en bloei van de welvaartsstaat
Na WOII
▪ Uitbouw sociale zekerheid (kinderbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkering, werkloosheidsuitkering,
pensioenen): verplichte bijdrage voor elke werknemer
▪ Uitbouw overleg werkgevers-werknemers
▪ Uitbouw zorgvoorzieningen en rijksdiensten
2
,MAAR
▪ 1973 oliecrisis: aantasting economische groei en stijging werkloosheid, dus grote sociale uitgaven voor
betaling van uitkering
▪ Traditionele welvaartsstaat moest opnieuw bekeken worden!
Fase 5: Naar de actieve welvaartsstaat
Eind 20e eeuw
▪ Herdenken welvaartsmodel
▪ Hoge schuldenlast → bedenking besparingsmaatregelen
▪ Model van actieve welvaartsstaat
1.4 De actieve welvaartsstaat
Ontgroening = aandeel jonge mensen neemt af
Betaalbaarheid v/d sociale zekerheid staat onder druk door:
▪ Demografische veranderingen (vergrijzing & ontgroening)
▪ Postindustrialisatie: van industrie naar diensten
▪ Ander manier van leven (éénoudergezinnen, …)
▪ Globalisering (flexibele jobs, productie naar ‘lageloonlanden’ …)
▪ Milieuproblemen: grenzen aan groei
→ oplossing: activeringsidee
‘niet de mensen vis geven, maar ze leren vissen’
Meer mensen activeren ipv uitkering geven → “Meer mensen aan het werk” is basis v/h beleid
▪ Strengere aanpak voor werkzoekenden
▪ Jongeren snel aan het werk
▪ Sociaal zwakkere groepen aan het werk krijgen
▪ Minder brugpensioen
▪ Langer werken
MAAR moeilijkheden:
▪ Bepaalde groepen vinden moeilijk werk
▪ Kwaliteit van werk?
▪ Combinatie gezin en arbeid?
▪ Wat met onbetaalde zorgarbeid en vrijwilligerswerk?
1.5 De nieuwe sociale kwestie en de risicosamenleving
Evolutie naar een ‘kennis- of informatiemaatschappij’. Toenemende complexiteit is moeilijk voor
laaggeschoolden
‘levenslang leren (LLL)’ is een noodzaak!
→ de kloof tussen laag- en hooggeschoolden neemt toe
De kwetsbaarheid van laaggeschoolden en de eruit voortvloeiende ongelijkheid en armoede = kern van ‘nieuwe
sociale kwestie’
Verschil ‘oude sociale kwestie’: risico’s zijn meer en meer te voorspellen!
2. Welzijn en welzijnsbeleid, welzijnszorg en welzijnszorgbeleid
Welzijn = een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand zich kan ontplooien met respect voor de
ontplooiing van de anderen
3
,Welbevinden = lichamelijke conditie, psychische gezondheid, relaties met anderen, deelname aan de
samenleving en materiële mogelijkheden om menswaardig bestaan te kunnen leiden.
→ kwaliteit van leven
Welzijn > welvaart !
Welzijnsbeleid = een beleidsvorm die erop gericht is (of zou moeten zijn) de toestand van welbevinden te
realiseren.
→ verantwoordelijkheid van diverse beleidsniveaus en instanties (niet alleen 1 minister)
Welzijnsbeleid = sociaal beleid (nog breder): volledige samenhang en maatregelen omtrent het welzijnsbeleid
→ wordt gemeten en opgevolgd
Welzijnszorg = het antwoord v/d omgeving op de noodsituatie v/e individu
→ noden veranderen doorheen de tijd
bv. vrouwen nu ook werk: nood aan kinderopvang
Welzijnszorgbeleid = specifiek beleidsterrein van de welzijnszorg
→ minister van Welzijn
2.1 Soorten sociale overheidsuitgaven: sectoren en categorieën
Sectoraal beleid:
Richt zich tot de verschillende sectoren/domeinen v/h maatschappelijk leven (bv. gezondheid, onderwijs …)
Categoriaal beleid:
Richt zich naar bepaalde doelgroepen (bv. personen met handicap, mensen met migratieachtergrond, jongeren
…)
Via integrale aanpak (en dus meer samenwerking) → vaker over de muren heen kijken
2.2 Beleidsniveaus en bevoegdheidsverdeling
Federaal, Vlaams en gemeentelijk (lokaal), Europees en provinciaal niveau.
▪ Europese en internationale akkoorden en bevoegdheden
o Bv. Internationaal Verdrag voor rechten van personen met handicap
▪ Vlaamse bevoegdheden (gemeenschap/gewest):
o Bv. welzijn, ouderenzorg, onderwijs, wonen, arbeidsbemiddeling, groeipakket …
▪ Federale bevoegdheden:
o Alles met geld - staatskassen
o Bv. pensioen (sociale zekerheid), leefloon …
▪ Bevoegdheid gemeente:
o Bv. OCMW, lokaal sociaal beleid
▪ Bevoegdheid provincie:
o Beperkt tot sociaal vlak
3. Uitdagingen van het welzijnsbeleid
Sterke ontwikkeling:
▪ Toenemende zorgnood en zorgvraag
▪ Langetermijnbeleid wordt moeilijk
▪ Versnippering over verschillende beleidsniveaus
▪ Zorgaanbod ontoereikend
Er zijn grote noden in de welzijns- en gezondheidssector maar beperkte middelen
→ Hoe gaat het beleid om met deze uitdagingen?
4
, 3.1 Preventie, echelonnering en zorgmilieus
Preventie: voorkomen van/dat
Echelonnering: de lijnen
Zorgmilieu: hoe de zorg moet georganiseerd worden
3.1.1 Preventie
Preventief beleid staat naast curatief beleid.
1. Primaire preventie
= ziekte voorkomen door in te spelen op risicofactoren
bv. maatregelen rond hygiëne en veiligheid
Doelgroep: iedereen
2. Secundaire preventie
= vroegtijdig opsporen van ziektes zodat de kans op herstel zonder blijvende schade verhoogt.
bv. borstkankerscreening
Doelgroep: personen met verhoogd risico of die ziek zijn (maar niet bewust ervan)
3. Tertiaire preventie
= er is gezondheidsschade waarbij men de schade probeert te beperken en evt. de herstellen, met
herintegratie in de maatschappij als doel.
bv. aangepaste levensstijl na hartinfarct (om nieuwe te vermijden), de AA (anonieme alcoholisten)
Doelgroep: mensen die ziek zijn
3.1.2 Echelonnering
→ organisatie v/d curatieve hulpverlening
Zorgvrager gaat achtereenvolgens doorheen
verschillende echelons/niveaus (efficiëntie!)
Er is een verticale afbakening.
0e lijn:
Zelfzorg, mantelzorg
1e lijn:
Formeel georganiseerde diensten en dus je eerste
contact met professionele zorgsysteem.
2e lijn:
▪ Gemakkelijk bereikbaar
Meer gespecialiseerde ambulante diensten. ▪ Brede hulpaanbod
▪ Hulp op ambulante manier (extramuraal)
▪ Minder gemakkelijk toegankelijk
▪ Hogere drempel Bv. huisarts, apotheek, OCMW, thuiszorg, CLB …
(wachttijden, maken afspraak …)
Bv. Tandarts, kinesitherapeut, revalidatiecentra, psycholoog …
3e lijn:
Diensten na doorverwijzing uit 1e of 2e lijn. Biedt hooggespecialiseerde hulp en is gepaard met opname in
instelling (= residentiële/intramurale hulp)
Bv. Ziekenhuis, internaat …
4e lijn:
▪ specialisatie erg ver doorgedreven
▪ doelgroep sterk afgebakend
▪ drempels extreem hoog
5
bv. Brandwondencentra
,3.2 Zorgmilieu
Ambulant/extramuraal: verzorgd worden in eigen leefomgeving
Residentieel: verzorgd worden in een voorziening, opname
Semi-residentieel: tussen ambulant en residentieel
bv. dagtherapie
3.3 Responsabilisering
= het wijzen op de verantwoordelijkheid
Tegenover organisaties: zelf verantwoordelijk zijn voor besteding beschikbare budget
bv. enveloppefinanciering
Tegenover zorgvragers: zelf verantwoordelijk voor gedrag
→ promotie eerstelijnszorg en preventie
3.4 Toegankelijkheid en gelijke kansen
Wordt iedereen die hulp nodig heeft ook echt geholpen?
→ gebrek info, gn internetaansluiting, ouderen, geen toegankelijkheid bij gebouwen voor mensen met
handicap, laaggeschoolden of discriminatie …
3.5 Professionalisering en ‘vervrijwilliging’
Samenwerking tussen professionele hulpverleners en vrijwilligers is belangrijk! Ook worden de gebruikers meer
gezien als actieve participanten (bv. ervaringsdeskundige in armoede komt spreken …)
→ actief betrekken
3.6 Behoeftesturing en zorg op maat
Van aanbodgestuurde zorg gaan we naar vraaggestuurde zorg (behoeften v/d persoon)
Zorg op maat: verwachting dat je juist behandeld wordt en zoveel mogelijk rekening houdt met de wensen v/h
individu
3.7 Vermaatschappelijking van de zorg
“de verschuiving binnen de zorg waarbij ernaar gestreefd wordt
om mensen die zorg behoeven een eigen plek in de
samenleving te laten innemen, hen daarbij te ondersteunen en
de zorg zo veel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te
laten verlopen.”
Centraal: zorgvrager in zijn eigen gemeenschap
Bv. vroeger: GGZ-centra zo ver mogelijk v/d natuurlijke
omgeving
nu: GGZ veel dichter bij de persoon zelf
3.8 Vermarkting
= marktdenken in de sociale sector
3 types actoren:
▪ publieke actoren (overheid)
6
, ▪ private non-profit actoren (‘social profit’, gesubsidieerd en niet-winstgevend)
o door groeiende zorgvraag
o commercialisering v/d zorg is (beperkt) mogelijk geworden
▪ Private for profit actoren (commercieel en winstbeogend)
Risico: sociale doelen in gedrang (past dit binnen onze welvaartsstaat?)
→ controle op kwaliteit!
3.9 Kwaliteitszorg
Alle voorzieningen zijn verplicht een kwaliteitsbeleid te voeren (volledig systeem, met handboek en
procedures, metingen en evaluaties)
Dit wordt regelmatig gecontroleerd en men behoud zijn erkenning & subsidies indien er voldaan wordt aan de
voorwaarden.
3.10 Interculturalisering
= gelijke toegang tot zorg en gelijkwaardige kwaliteit van zorg verlenen aan zorgvragers van vreemde herkomst,
met respect voor hun culturele achtergrond
Groeiende diversiteit in Vlaanderen:
▪ Integratie en inburgering van mensen met vreemde origine
▪ Voordeel interculturalisering:
o Door cultuurverschillen te willen begrijpen wordt de drempel voor de eigen kansarme
groepen ook kleiner
▪ Cultuursensitieve zorg
3.11 Wachtlijsten
Toenemende zorgvraag door:
▪ Ontgroening en vergrijzing
▪ Toename ‘onwelzijn’ in welvarende maatschappij
▪ Vooruitgang geneeskunde
o We worden ouder en als zwaar zorgbehoevende heb je behoorlijke levensverwachting
o Meer overlevingskansen …
Gevolg:
▪ Geen plaats genoeg
▪ Geen opvang mogelijk
▪ Geen of onvoldoende zorgverstrekkers
3.12 Betaalbaarheid
Organisatie:
De welzijns- en gezondheidszorgsector worden betaald met een mix van middelen: RSZ-bijdragen, belastingen,
aanvullende verzekeringspremies, giften, sponsoring, eigen bijdragen (remgeld en supplementen), privé-
kapitaal en inbreng van organisaties zelf.
MAAR hoge nood aan bijkomende middelen (o.a. voor vernieuwing infrastructuur) !
Gebruiker:
Factuur hoog oplopen, daarom:
▪ Maximumfactuur (op gezondheidszorg: medische kosten)
▪ Vlaamse zorgverzekering (op niet-medische kosten)
7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Emmavric. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.