µg/mL = mg/L
g
log(x) = y <-> y = gy = x
ER = 1-F
F = 1-ER
F = AUC oraal/AUC inject *100%
Het duurt even voordat de zuurstofopname op gang komt. Er s een deel wat anaeroob gelevert wordt omdat het nog
niet op gang is. Daarna is herstel, dit gaat eerst heel snel en daarna langzaam en nog langzaam.
De extra zuurstof ide nodig is in herstel is de EPOC (even wat gemist waarom).
, THEMA 1 – PRINCIPES VAN DE REGULATIE
HOORCOLLEGE 1 – INLEIDING REGULATIE EN INTEGRATIE
Het aantal regelmechanismen is recht evenredig met het vitale belang van deze parameter. Bij de regelkringen
bestaat onderling een bepaalde hiërarchie. Er zijn samenwerkingen tussen het autonome zenuwstelsel, het
hormonale stelsel etc.
Regelsystemen
Regelsystemen zijn ervoor om bepaalde waarden binnen de vaste omlijnde grenzen te kunnen houden. Een
regelsysteem gaat over de relatie tussen de input en de output. Als er geen koppeling van de output naar de input is,
is dit een open regelsysteem. Een voorbeeld is het hart, de wet van Starling geldt hier; alles wat erin komt moet er ook
weer uit. Alles wat in het hart binnen komt moet eruit, dit is ook bij de nieren zo. De output zal wel binnen de grenzen
gehouden worden. Bij zo’n gesloten systeem is er een lineair verband tussen de input en output; Y = AX. In het hart is
Y en X hetzelfde (immers Starling) dus is A 1. Een open systeem is mooi maar veelal is de input niet constant; de
doorbloeding van de nier en vulling van het hart kunnen aangepast worden en dus zal de output veranderen. Het
antwoord hierop is terugkoppeling. Er is een referentiewaarde, een comparator, een effector en een sensor. Als de
bloeddruk bijvoorbeeld gemeten door de sensor te hoog is, zegt de comparator tegen verschillende effectoren wat er
moet gebeuren (HF etc.) om de bloeddruk weer in de richting te krijgen wat het zou moten zijn. Hierin bestaat dus
negatieve terugkoppeling en positieve terugkoppeling. De verbindingslijnen kunnen bijvoorbeeld zenuwen zijn. Het
resultaat is bij negatieve feedback een soort schommeling als gevolg van het meten van een te hoge waarde. Het doel
van negatieve feedback is om de waarde dicht bij de referentiewaarde te houden. Bij positieve feedback heeft het
systeem een stimulerend effect op zichzelf, voorbeelden zijn de bloedstolling en actiepotentialen. Er kunnen
verstoringen optreden in de regelsystemen zoals invloeden van buitenaf. De verstoring heeft dan een invloed maar
het hoeft niet altijd ernstig te zijn omdat er vaak wel compensatie mogelijk is. Als er echter een fout in de sensor of de
referentie is, kan dit fataal zijn want goed regelen is dan niet meer mogelijk.
Ø Referentiewaarde R en gemeten waarde S zijn nimmer gelijk
Een voorbeeld van disregulatie is bij Cheyne-Stokes ademhaling, er is een vertraging van de ademhaling waardoor er
eerst hyperventilatie is en daarna apneu. Het is een vertraging over de zenuwen waardoor de sensor en effector niet
goed op elkaar afgestemd zijn.
Informatiekanalen
De informatiekanalen zijn het autonome zenuwstelsel en het hormonale systeem. Het AZS is onder te verdelen in het
OS, PS en enterische zenuwstelsel. Het hormonale systeem bestaat uit klieren en weefsels (de endocrien organen).
Tussen de twee systemen zijn verschillen en overeenkomsten. De verschillen zijn;
Overeenkomsten zijn;
- Beide werken met receptoren
- Beide integreren cellen/weefsels/organen
- Neuronen en endocriene ellen kunnen product afgeven aan het bloed
- Neuronen en endocriene cellen genereren elektrische potentialen en kunnen worden gedepolariseerd
- Peptiden die als hormoon bekend stonden, blijken ook een NT te zijn
Autonoom zenuwstelsel
Bij het AZS gaat het over de balans tussen PS en OS, het is niet zo dat een aan staat en de ander uit. Het AZS is
verworven met het somatische zenuwstelsel voor bijvoorbeeld fight-or-flight met katabole functies. Het autonome
,zenuwstelsel is belangrijk voor de homeostase; de anabole functies. Het
perifere AZS bestaat uit de efferente delen (visceromotorisch) en afferente
delen (viscerosensibel).
Bij zowel het OS deel als het PS deel liggen de primaire ganglia bij de
hypothalamus. Bij het OS zijn de secundaire ganglia gelokaliseerd in de zijhoorn
van het ruggenmerg en de tertiaire (perifere) ganglia in de preverterbrale
ganglia. Belangrijk is hier bij het bijniermerg welke als een groot ganglion gezien
kan worden. De ruggenmergzenuwen zijn hierbij betrokken. Bij het PS deel
liggen de secundaire ganglia in de medulla oblongata, hersenstam en het
sacrale ruggenmerg. De tertiaire ganglia liggen heel dicht bij het doelorgaan.
Het OS deel is belangrijk voor het katabolisme en het PS deel voor het
anabolisme.
Receptoren zijn pre-ganglionair de ionkanalen (N2). Post-ganglionair zijn het de
GPCRs naar de effector toe. Aan de OS kant zijn het de adrenerge receptoren
(⍺1, ⍺2, β1, β2, β3). Aan de PS kant de muscarine (1-5) receptoren. In de bijnier
liggen chromaffine cellen die de adrenaline maken.
De ⍺ receptoren binden met name NA en de β-receptoren zijn meer voor
adrenaline.
Autonome dysreflexie
Autonome dysreflexie komt voor bij een hoge dwarslaesie. Hier zijn klachten van snel opkomende heftige hoofdpijn,
vlekken voor de ogen, rood hoofd, beklemmend gevoel, heftig transpireren. Dit komt omdat de reflexen intact zijn. De
vulling van de blaas kan niet waargenomen worden en doorgestuurd worden en dat kan leiden tot een spinale
reflexboog. Er is dan een sterke sympathische activatie die zorgt voor een massale vasoconstrictie. Hierdoor wordt
een veel te hoge bloeddruk waargenomen en dan wordt dat tegengewerkt door hartslag etc te verminderen. Er is
geen controle/modulatie mogelijk. Boven de laesie probeert het PS te compenseren maar door de massale
vasoconstrictie kan het niet verholpen worden.
Endocrinologie
Er worden stoffen afgegeven aan het bloed welke een invloed hebben op cellen in de doelwitorganen. De klassieke
endocrinologie bestaat uit de klieren zoals de thyroid, de weefselhormonen zijn bijvoorbeeld Ckk en gastrine. Ook zijn
er neurohormonen die gemaakt worden door hypothalamus en afgegeven worden via de hypofyse. Er zijn 3
categorieën hormonen;
- Amines (bron tyrosine, tryptofaan)
o Catecholaminen
o Schildklierhormoon
- Peptiden en eiwitten
o Insuline, LH, FSH
- Steroïd hormonen (bron cholesterol)
o Testosteron, oestrogenen, cortisol
Hormonen kunnen op twee manieren getransporteerd worden; vrij/ongebonden of gebonden aan een transporteiwit.
Dit laatste is vaak bij hydrofobe moleculen en zorgt voor ondersteuning van het targetten en voorkomen van vroege
afbraak.
Effecten van de hormonen gebeurt door te binden aan receptoren, er zijn membraangebonden en intracellulaire
receptoren.
- Membraangebonden; catecholaminen, peptidehormonen
o Snel effect
o Ligand gated ion of GPCR
o Intrinsieke kinase activiteit
o Signaaltransductie garandeert specifiek effect
- Intracellulaire receptor
o Effect trager
o Invloed op celstofwisseling (T3/T4)
o Interactie met DNA en gentranscriptie
, Regulatie van hormoonafgifte
Regulatie kan neuraal, chronotroop of met feedback loops
- Neuraal à finetunen
o Adrenerg, cholinerg, dopaminerg, serotonerg
- Chronotroop à zelfregulerend
o Pulsatiel, dag/nacht ritme, seizoen, slapen/waken
- Feedback-loops
o Hormoon-hormoon
o Substraat-hormoon
o Mineraal-hormoon
Hypothalamus-hypofyse as
De hypofyse is een hormoonklier welke hormonen afgeeft. De hypofyse bestaat uit de adenohypofyse en de neuro
hypofyse. Vanuit de hypothalamus lopen axonen naar de neurohypofyse, hier wordt ADH en oxytocine afgegeven. De
adenohypofyse is het voorste gedeelte en wordt geïnitieerd vanuit de hypothalamus. Er is voorgeleiding naar de
hypofyse via portale vaten. De adenohypofyse wordt geactiveerd door releasing hormonen vanuit de hypothalamus,
deze worden via de portale vaten afgegeven.
Naar de bijnier is een as. Vanuit de hypothalamus wordt CRH afgegeven welke zorgt voor ACTH-
afgifte door de adenohypofyse. Deze bindt op de bijnier waardoor cortisol/androgenen en
aldosteron afgegeven kunnen worden. Cortisol geeft dan de negatieve feedback op de hypofyse
en hypothalamus. In de bijnierschors zijn 3 lagen welke elk een ander hormoon afgeven
- Zona glomerulosa à aldosteron
- Zona fasciculata à cortisol
- Zona reticularis à androgenen
Cortisol
Cortisol is heel belangrijk voor de stofwisseling en met name de glucose homeostase door
- Gluconeogenese uit de lever
- Afbraak van spiereiwitten
- Rem in opname van de spieren maar niet in de lever
- Lipolyse
Daarnaast remt het de ontstekingsreactie en vorming van antilichamen en remt het de botvorming. Cortisol is het
stress-hormoon en zorgt met name voor een hoog genoege glucose spiegel voor de organen.
Het limbische systeem werkt hierbij samen door emotionele prikkels te verwerken en samen te werken met het
endocriene systeem.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SanneAmber. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.