Dit is een samenvatting van de kenmerkende aspecten van geschiedenis. Het gaat dan om tijdvak 1 t/m 10. Daarbij dus ook kenmerkende aspecten 1 t/m 49! Ik heb dit gemaakt aan de hand van een presentatie van mijn docent en het FORUM geschiedenis boek. Dit heb ik gemaakt in 6VWO, maar kan ook gebruikt...
Prehistorie
Tijdvak 1, Jagers & boeren:
KA 1 - De levenswijze van jagers-verzamelaars
Vroeger leefden de mensen als nomaden. Ze trokken rond en kwamen aan hun voedsel door te
jagen. Er zijn dan ook weinig bronnen. Veel grotschilderingen zijn nog wel te vinden. Ze sliepen op
beschutte plekken en later in tenten en hutten.
KA 2 - Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Mensen kwamen erachter dat ze zelf voedsel konden produceren.
Neolithische Revolutie (= landbouwrevolutie) Mensen konden zich zo gaan vestigen op vaste
plekken. Ze veranderden de natuur en begonnen meer cultuur op aarde te brengen.
KA 3 - Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Dankzij de landbouwrevolutie (KA 2) konden boeren zich vestigen op vaste woonplaatsen.
Zo kwamen er dus stedelijke gemeenschappen. Met name bij de rivierdalen. De vruchtbaarheid
maakte het daar mogelijk om hoge opbrengsten te krijgen. Zo konden boeren zich ook op andere
vlakken specialiseren. De bekendste waren:
- Het oude Egypte langs de Nijl
- Mesopotamië langs de Eufraat en Tigris
Sommige dorpen konden zich ontwikkelen tot een samenleving met stenen huizen en
stadsmuren. Er was een hiërarchische samenleving waar koningen samen met ambtenaren, priesters
en soldaten heersten. Ook ontstond hier het schrift.
Oudheid
Tijdvak 2, Grieken & Romeinen:
KA 4 - De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek
in de Griekse Stadstaat
De Grieken woonden met name in stadstaten (= poleis). Ze deelden één taal en cultuur, maar ze
bestuurden los van elkaar. Zo ontstonden er veel nieuwe ontwikkelingen.
Het ontstaan van de verschillende bestuursvormen: monarchie, tirannie en aristocratie. In Athene
ontstond de eerste democratie. De burgers mochten in een volksvergadering beslissen over het
bestuur.
De Grieken stopten uiteindelijk met het gehoorzamen aan de goden. Ze gingen kritisch denken en
baseerden zich op eigen onderzoek. Ze gingen luisteren naar hun verstand. Dit wetenschappelijk
denken is typerend voor de cultuur.
,KA 5 - De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Naast de wetenschap werden ook de kunsten anders. De Romeinen namen veel dingen over op het
gebied van bouwkunst en wetenschap. Ze voegden er wel eigen elementen aan toe.
Dit is de Grieks-Romeinse mengcultuur. Dit wordt verspreid door Europa via de bouwkunst en
beeldhouwkunst.
KA 6 - Groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
De Romeinen hadden ook stadstaten. Zij slaagden er alleen wel in om het wereldrijk te veroveren. Er
werd dan ook veel geleid door een machtige keizer van het Romeinse Rijk. Er was veel handel. In de
veroverde gebieden werd de Grieks-Romeinse cultuur verspreidt. (= romanisering)
KA 7 - De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
Aan de grens van het Romeinse rijk woonden Germaanse stammen. Zij waren minder ontwikkeld dan
de Romeinen. Er ontstond een conflict. Toch maakten sommige Germaanse stammen een afspraak
met het Romeinse rijk. Ze mochten dan wonen binnen het rijk, maar moesten wel helpen met het
verdedigen van de grenzen.
Ze konden het Romeinse rijk niet meer goed in stand houden. De Germaanse strijdgroepen
drongen het land binnen en gingen hier hun eigen staten stichtten. In 476 was dit dan het eind van
het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk bleef wel bestaan tot 1453. Dit is ook wel het
Byzantijnse rijk.
KA 8 - De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten
Eén van de gebieden die het Romeinse rijk veroverd is het Midden-Oosten. Hier woonde het Joodse
volk. Het jodendom is de oudste monotheïstische godsdienst. Het christendom is ontstaan uit het
jodendom. Uiteindelijk begon de Romeinse keizer het christendom officieel te steunen. Zo werd het
dus de staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. Andere godsdiensten werden dan ook verboden.
De Grieken en Romeinen gingen dus geloven in één god in plaats van meerdere.
Begrippen Betekenis
Aristocratie = Er wordt geleid door een groep aanzienlijken,
‘de regering door de beste’
Romanisering = De invloed van het Romeinse rijk op de
Germaanse stammen
Polytheïsme = Het geloof in meerdere goden
Monotheïsme = Het geloof in één god
, Middeleeuwen
Tijdvak 3, Monniken & Ridders:
KA 9 - De verspreiding van het christendom in geheel Europa
De Germanen waren na de overname van West-Europa nog geen christenen. Zo kreeg een niet-
christelijke leider de macht over christelijke bevolking wat verder ontwikkeld was.
Zo ontstond dus de verspreiding van het christendom door monniken. Vaak gingen zij als
missionaris op pad, om de Germaanse koningen te bekeren. Het ging eerst van bovenaf en daarna
geleidelijk naar het volk.
Monniken in kloosters bewaarden de kennis en schreven er dan ook boeken over.
Daarom werden ze verheven als geestelijkheid boven het normale volk.
KA 10 - Het ontstaan en de verspreiding van de islam
Het ontstaan van de islam in de 7e eeuw, door Mohammed. Verspreiding tot aan Noord-Spanje en
India.
Er ontstond een groot Arabisch rijk met een bloeiende cultuur waar de islam, het Arabische schrift
en de Arabische taal dominant waren. De islamieten vonden het zelf belangrijk om hun geloof te
verspreiden. Daarom ging het ook zo snel.
. Na het uiteenvallen van het rijk in 750 bleef de islamitische wereld een economische en culturele
eenheid. De klassieke kennis werd ook doorontwikkeld.
KA 11 - De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hof stelsel en horigheid
Na de val van het West-Romeinse rijk was er een afname van de bevolking en economische activiteit
door veel onveiligheid. Het land werd verdeeld over lokale heersers. Er werd dan ook veel gesteeld,
geroofd en geplunderd. Zo gingen de meeste mensen naar het platteland.
Zo werd het grootste deel van Europa autarkisch. Ze verbouwden zelf hun voedsel en wat ze
nodig hadden maakten ze zelf. Handelen was in deze tijd dan ook gevaarlijk.
De zelfvoorzienende landgoederen (= hoven) die bestuurd werden door een feodale heer werden
belangrijk. De boeren van deze hoven waar niet vrij (= horigen). Zij verrichten herendiensten. Hier
verdient een heer zijn geld aan samen met de opbrengsten. De boeren hadden er wel zelf voor
gekozen, zodat ze veiliger konden leven.
Het ontwikkelde zich tot een landbouwsamenleving met weinig handel en contact met de
buitenwereld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manve05. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.41. You're not tied to anything after your purchase.