Hoofdstuk 10: De feiten van de groei
Introductie
In de vorige hoofdstukken gingen we van korte naar lange termijn, waar
schommelingen domineerden. Nu schakelen we over naar de lange termijn waar
groei domineert.
We gaan vooral kijken naar de levensstandaard, dit is een gangbare maatstaf om
de economie op lange termijn te beoordelen.
Figuur 10.1:
Op de verticale as van de logaritmische schaal merken we dat dezelfde
proportionele afstand kan voorgesteld worden door dezelfde afstand. De
aangeduide nummers zijn absoluut.
Sinds 1890 steeg de totale US output met een factor van 43, maar ondertussen
zijn er ook enkele dalingen. Enkele voorbeelden zijn ‘the Great Depression’ (1929-
1933), de recessie na de oorlog (1980-1982) en de recente crisis van 2008-2010.
Het meten van de levensstandaard
De levensstandaard hangt af van de evolutie van de output per hoofd en niet van
het totale bbp en wordt gemeten adhv het bbp per capita (per inwoner; hoofd) =
bbp/ #inwoners. Deze wordt gebruikt om de levensstandaard van verschillende
landen te vergelijken en houdt rekening met de grootte van de populatie. De
variaties in de wisselkoersen en de systematische verschillen in prijzen tussen
landen moeten gecorrigeerd worden.
Er moet dus een gemeenschappelijke rekeneenheid gebruikt worden. Dit kan op 2
manieren:
1. Het gebruik van eenzelfde set prijzen voor alle landen.
2. Aangepaste reëel bbp cijfergegevens: het ppp (purchasing power parity =
koopkrachtpariteit: KKP).
Uitleg adhv een voorbeeld: De economist publiceert steeds een tabel waarin ze
de werkelijke wisselkoersen vergelijkt met de wisselkoersen die het zouden
moeten zijn adhv het ppp. Dit doen ze adhv een grote hamburger. Dit is de
gemeenschappelijke rekeneenheid.
Opmerkingen:
1. Een alternatief is de consumptie per persoon berekenen.
2. Er is een verschil tussen productiviteit gemeten aan de hand van de output
per werknemer of de output per uur.
3. Zorgt een hogere levensstandaard voor meer geluk? pagina 232-233
, Groei in de rijke landen sinds 1950
Tabel 10.1:
Deze tabel toont de evolutie van de output per capita voor Frankrijk, Japan, het
VK en de USA sinds 1950.
Drie feiten over groei na WOII:
Vaststelling 1: De levensstandaard in de rijke landen is enorm gestegen. Deze
landen kenden “de zilveren jaren 50 en de gouden jaren 60”
De reden hiervan is ‘the force of compounding’ (de kracht van het
samengestelde) : Zelfs
bescheiden hoeveelheden van jaarlijkse groei leiden na 60 jaar tot een
sterke stijging van de
levensstandaard. Dit is vergelijkbaar met het spaarproces.
Een nuttige regel is ‘de regel van 70’: Als een variabele groeit met x% per
jaar, zal de
levensstandaard ongeveer na 70/x jaar verdubbelen. Een groeigraad van
4,1% per jaar, wil
bijvoorbeeld zeggen dat na 17 jaar de levensstandaard zal verdubbelen.
Vaststelling 2: Wanneer je naar de eerste twee kolommen van de tabel kijkt, merk
je dat vanaf midden jaren 70 de groei zakt, vooral door oliecrisissen. Het woord
crisis duikt steeds meer op.
Vaststelling 3: Wanneer we kijken naar de derde en de vierde kolom, merken we
dat er vaak een convergentie optreedt. De landen met een lagere
levensstandaard gaan diegene met een hogere bijbenen. De landen groeien naar
elkaar toe wat hun levensstandaard betreft.
Het is belangrijk om te werken met levensstandaard. China heeft bijvoorbeeld
een hoog bbp, maar een lage levensstandaard. De levensstandaard geeft een
minder vertekend beeld.
Figuur 10.2:
Landen die vertrokken zijn met een laag bbp per capita groeien sneller. (Japan)
Landen die al een hogere levensstandaard hadden, kenden een lagere groei. (VS)
Wanneer we naar de OESO-landen kijken, merken we dat het lidmaatschap niet
gebaseerd is op economisch succes, maar dit wel een belangrijke determinant is
voor het lidmaatschap. In de grafiek zie je duidelijk dat convergentie niet enkel
een fenomeen is binnen OESO.
OECD = OESO = De Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling . Het is een soort van club van ontwikkelde, rijke landen. Hun missie
is maatregelen promoten om het economisch en sociaal welzijn van mensen te
verbeteren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimberlyvidts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.