100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Het groot profielenboek, ISBN: 9789088902734 Landschap en Bodem $6.71   Add to cart

Summary

Samenvatting Het groot profielenboek, ISBN: 9789088902734 Landschap en Bodem

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van Het groot profielenboek archeologie 1e jaar. In de samenvatting zijn alle hoofdstukken die in de toets voorkomen samengevat, dit is dus al een stukje minder leren!

Preview 3 out of 17  pages

  • No
  • 1.1-1.3, h2, h3, 4.2-4.6, 5.2-5.5 & h6
  • January 13, 2023
  • 17
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
1.1 De wetenschappen
Fysisch geologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de fysische of
natuurkundige processen die het landschap vormen/hebben gevormd. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van kennis van de geologie, geomorfologie, biologie en bodemkunde.
Biologie is de wetenschap die levende wezens, levensvormen en levensverschijnselen bestudeert
(pollen, zaden, botten, mollusken/schelpdieren en micro-organismen). Bodemkunde is de
wetenschap die zich bezighoudt met de samenstelling en vorming van bodems. De bodem is de
bovenste laag van de aardkorst, waarin ook bodemvormende processen afspelen. Geomorfologie
betekent letterlijk kennis van de vorm van de aarde en bestudeert de vormen van het landschap
en de processen die daarbij een rol spelen. Geologie is de wetenschap die de aarde bestudeert.

1.2 Algemene principes en enige terminologie
Lithologie is een samentrekking van de woorden lithos (gesteente/steen) en logos (kennis).
Lithologie is dus de kennis van gesteente. Zand en klei worden ook onder gesteente verstaan en
worden soms sediment genoemd. Sediment wordt van elders aangevoerd en sedentaat is op de
plaats zelf ontstaan.
Er zijn drie manieren waarop sediment kan worden verplaatst:
- eolisch, door de wind. Is vaak fijn, goed afgerond, goed gesorteerd, geen waarneembare
gelaagdheid.
- glacigeen, door ijs. Grof, slecht afgerond, slecht gesorteerd, vervormde gelaagdheden.
- fluviatiel (rivieren) /marien (zee) /lacustrien (meer), door water. Fijn, goed/matig afgerond, goed
gesorteerd, waarneembare gelaagdheid
- fluvioglaciaal, smeltwaterafzettingen met directe koppeling aan landijs
- fluvio-periglaciaal, door smeltwaterstromen tijdens een ijstijd.
Lithogenese is de manier waarop het gesteente is ontstaan. Lithostratigrafie geeft een beschrijving
van de opeenvolging van de gesteenten.

1.3 Tijdsindeling
Het unifomiteitsprincipe (uniformitarianisme) houdt in dat de processen zoals die zich vandaag de
dag op aarde afspelen, zich op dezelfde wijze in het verleden hebben afgespeeld. Superpositie is
het idee dat jongere gesteenten worden afgezet op oudere gesteente. Indelen op grond van
verandering in fossielinhoud.
De periode na de laatste ijstijd wordt het holoceen genoemd, de periode die zich daarvoor
afspeelde heet het pleistoceen. Samen worden deze perioden het Kwartair genoemd.
Het pleistoceen wordt onderverdeeld in koude (glacialen) en warme (interglacialen) perioden.
Glacialen worden soms nog onderverdeeld in stadialen (nog koudere periode) en interstadialen
(iets warmere periode).



2.1 Inleiding
Lithostratigrafie is de studie van gesteentelagen. Binnen Nederland zijn er twee indelingen die van
belang zijn: de lithostratigrafische indeling volgens Zagwijn & Van Staalduinen (1975) en die
volgens De Mulder et al. (2003). Een uitgebreide samenvatting van beide indelingen wordt
gegeven door Berendsen.

,2.2 Onderverdeling
Lithostratigrafische eenheden worden onderscheiden op basis van
lithologische kenmerken, deze kunnen doorgaans worden ingedeeld
naar afzetting milieu en periode. De kleinste eenheid die hier kan
worden onderscheiden is de laag, meerdere lagen worden
samengesteld tot een Laagpakket. In de indeling van Zagwijn & Van
Staalduinen worden de Laagpakketten Afzettingen genoemd. Lagen en Laagpakketten worden
gerekend tot een Formatie en als enkele Formatie samen worden genomen noem je dat een
Groep.

2.3 Zagwijn & Van Staalduinen
De indeling van Zagwijn & Van Staalduinen kent een hiërarchische indeling in Formaties,
Afzettingen en Lagen. De Afzettingen kunnen min of meer naar milieu worden onderverdeeld,
marien, fluviatiel, glacigeen of sedimenten.

2.4 De Mulder et al.
De indeling van de Mulder et al. kent een hiërarchische indeling in Formaties, Afzettingen en
Lagen. De Afzettingen kunnen min of meer naar milieu worden onderverdeeld, marien, fluviatiel,
glacigeen of sedimenten.



3.1 Inleiding
Het Kwartair is het meest belangrijk voor de vorming van het huidige landschap in Nederland en
bestaat uit het Pleistoceen (2,6 miljoen geleden - 10.000 geleden) en het Holoceen (10.000
geleden – heden). Het belangrijkste kenmerk van het Pleistoceen is het grote aantal
klimaatsveranderingen, de afwisseling tussen koude (glacialen) en warme (interglaciale) perioden.

3.2 Fluviatiele landschappen
Gedurende grote delen van het Pleistoceen werden in Nederland sedimenten door verschillende
rivieren afgezet. Vanuit het zuiden had je vooral de Maas, Rijn en de Schelde. Vanuit het
(noord)oosten kwamen de Baltisch e rivieren/Eridanos. Toen de loop van deze rivieren richting
Nederland in het Cromerien werd afgesloten, werd vooral de Rijn de belangrijkste rivier. Ook
gedurende de rest van het Pleistoceen bleef de Rijn de belangrijkste ’sedimentleverancier’.
Door aanhoudende opheffing van het gebied in het Kwartair sneed de Maas zich in het
onderliggende landschap in. Door de voortdurende afwisseling van enerzijds de sedimentatie van
grind en anderzijds de insnijding, ontstond er in het gebied een trapsgewijs patroon van vele
rivierterrassen.
De rivieren die verantwoordelijk waren voor de opbouw van een dik pakket zand en grind waren
vooral vlechtende rivieren.
Je hebt drie type rivieren:
- Vlechtende rivieren bestaan uit een stelsel van brede, ondiepe geulen die zich splitsen en weer
bij elkaar komen. Kenmerkend voor dit type rivier is de brede beddingzone van >1km en is
ontstaan door onregelmatig watertoevoer. Hier vinden zandafzettingen plaats, is ontstaan in het
glaciaal en heeft geen crevasses en kronkelwaarden.
- Meanderende rivieren bestaan uit een brede zone met beddingafzettingen (100-1000m) en
hebben een relatief diepe geul. Er is hier 1 geul tegelijk actief, vinden zandafzetting in de rivier/ om
de rivierklei plaats en is ontstaan in het holoceen. Ook heb je hier crevasses en kronkelwaarden.
- Anastomoserende rivieren hebben een smalle zone met beddingafzettingen (100m) en een
relatief diepe geul. Hier zijn meerdere geulen gelijktijdig actief, vind er kleiafzetting plaats en is

, ontstaan midden neolithicum – midden bronstijd. Hier heb je zeer uitbundige crevasseafzettingen,
maar geen kronkelwaarden.

3.3 Glaciale en fluvioglaciale afzettingen
Gedurende het Elsterien (475.000-410.000 jaar geleden) kwam voor de eerste keer een ijskap
deels in Nederland te liggen. In de ondergrond zijn de gevolgen van deze ijsbedekking nog
aanwezig in de vorm van een aantal zeer diepe noord-zuid lopende dalen, tunneldalen (500m diep
& 100km lang)
De dalen zijn opgevuld met smeltwaterafzettingen, zowel klei als grovere sedimenten. De grovere
sedimenten worden ook wel glaciofluviale afzettingen genoemd, afzettingen van
smeltwaterrivieren. De fijnere afzettingen worden glaciolacustriene afzettingen genoemd,
sediment afgezet in een smeltwatermeer.
Rond 370.000 jaar geleden begon de volgende ijstijd, het Saalien. Gedurende het Saalien bedekte
een grote ijskap namelijk delen van Nederland en hierbij is het landschap plaatselijk op ingrijpende
wijze vormgegeven. De landschappen die direct door het landijs zijn gevormd worden de glaciale
landschappen genoemd en de landschappen die onder invloed van smeltwater zijn gevormd de
fluvioglaciale landschappen.
Stuwwallen bestaan veelal uit oudere fluviatiele sedimenten (van de Rijn en Baltische rivieren),
door de stuwende werking ban het ijs zijn de oorspronkelijk horizontaal afgezette zand- en
grindafzettingen geplooid en scheef gesteld. Het ontstaansmechanisme voor de stuwwallen wordt
glaciotechniek genoemd. De grootste stuwwal is die in de oostelijke Veluwe van meer dan 50km
lang en ruim 100m hoog.
Het ijs nam veel stenen mee, na het smelten van de ijskap bleven de stenen in het landschap
achter als zwerfstenen. De stenen werden niet alleen meegenomen maar ook volledig fijn
gemaald en samengeperst als een mengsel van klei, zand, leem en grind/stenen. Deze laag wordt
grondmorene of kleileem genoemd. Kleileem komt ook voor in langgerekte ruggen, de bekendste
van deze ruggen is de Hondsrug. Gletsjers duwen het materiaal dat ze transporteren vaak naar de
voor- en zijkanten van het ijs weg. Aan de voorkant ontstaan hierdoor eindmorenes en aan de
zijkant zijmorenes.
Drumlins zijn aparte, langgerekte landvormen met een stompe voorkant en een geleidelijk
aflopende kant die ontstaan onder het ijs. De drumlins bestaan dan uit grondmorene of gestuwde
fluviatiele afzettingen
Vanaf de ijskap en de ijstongen kwamen grote hoeveelheden smeltwater vrij, het smeltwater nam
grote hoeveelheden sediment mee dat weer aan de andere kant van de stuwwallen werd afgezet
in de vorm van grote uitgestrekte aflopende waaiers. Dit noem je spoelwaaiers of sandrs. Onder
ijskappen werd sediment meegenomen, na het afsmelten van de ijskappen bleef dit sediment als
een langgerekte smalle rug achter. Deze landvorm wordt een esker genoemd. Andere vormen van
smeltwaterafzettingen zijn kameterrassen of smeltwaterterrrassen.
Doodijsgaten of kettles zijn depressie die zijn ontstaan na terugtrekken van de ijskap, waarbij
plaatselijk nog een blok ijs achterbleef.

3.4 Eolische en periglaciale afzettingen en landvormen
3.4.1 Eolische afzettingen
Gedurende het Weichselien vond er veel erosie van kleileem plaats, door deze erosie ontstonden
zeer versneden landschappen. Tegenwoordig zijn deze smeltwaterdalen nog in het landschap
aanwezig, maar staan ze droog waardoor ze nu ook wel droge dalen worden genoemd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lenascheerder. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

82191 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.71
  • (0)
  Add to cart