India is onderdeel van de overzeese kolonie Brits-Indië. Door de industrialisatie en de
explosieve bevolkingsgroei is het Verenigd Koninkrijk in de 19e eeuw verstedelijkt. De
behoefte aan grondstoffen en aan afzetgebieden voor de industrieproducten is dan ook
groot. India is een exploitatiekolonie. Het levert katoen, jute, zijde en thee. Hiervoor worden
zeehavens gegraven en spoorwegen aangelegd die de grondstofgebieden met de
havensteden verbinden. Brits-Indië is een belangrijk afzetgebied, de in Engeland
geproduceerde textiel wordt hier weer afgezet. Andere landen van het Britse rijk, zoals
Australië, worden vooral gebruikt als vestigingskolonie.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog, werd onder aanvoering van Gandhi de dekolonisatie een
feit. De Britten verloren hun grip op Brits-Indië en de kolonie viel uiteen, er ontstonden vier
landen: India, Sri Lanka, Pakistan en Bangladesh. India werd een democratische republiek
met een eigen grondwet, het bleef wel lid van het Britse Gemenebest, een vrijwillige
overeenkomst tussen 53 onafhankelijke staten, met de Britse koningin als symbolisch hoofd.
Na honderd jaar hebben beide landen economisch en sociaal cultureel sporen nagelaten.
Veel Indiërs zijn na de onafhankelijkheid van India naar Groot-Brittannië geëmigreerd, ze
verwachtten dat het daar beter was. Ook hierdoor is Groot-Brittannië een multiculturele
samenleving geworden. In India zijn typisch Engelse gewoonten, zoals het dagelijkse kopje
thee en het Engels als officiële tweede taal. Rond 1800 is Groot-Brittannië een
plattelandssamenleving, de meeste mensen wonen op het platteland en leven van de
landbouw. Ongeveer 90% van de bevolking woont tegenwoordig in stedelijke gebieden.
De snelle verstedelijking begon met de uitvinding van de stoommachine. De steenkool werd
gedolven in steenkoolmijnen in Midden-Engeland (de Midlands). Rondom de mijnen werden
fabrieken gebouwd. Arbeiders kwamen van het platteland om in de stad te gaan wonen en
werken. Manchester, Birmingham, Leeds, Sheffield en Liverpool groeiden uit tot grote steden
waar de staal- en textielindustrie, machinebouw en scheepsbouw tot bloei kwamen. In India
is de verstedelijking veel later op gang gekomen.
Het urbanisatietempo is vergeleken met andere ontwikkelingslanden niet erg hoog. De
Indiase steden tonen een duidelijk tweedeling. De rijkere mensen wonen in gated
community’s. De arme stadsbevolking woont in slums waarvan een deel tegen het centrum
aan is geplakt. Veel bewoners uit de zelfbouwwijken zijn van het platteland naar de stad
getrokken in de hoop op een beter bestaan.
Na de 2e Wo waren de arbeiders te duur geworden en de concurrentie van lagelonenlanden
was groot, ook werd de milieuwetgeving strenger. Er vond de-industrialisatie plaats en Groot-
Brittannië veranderde in een diensteneconomie. Kansrijke bewoners trekken weg, terwijl de
achterblijvers vaak laagopgeleid zijn. Hier is een hoge werkloosheid en dalende inkomsten.
Dienstverlenende bedrijven vestigen zich liever in de steden, ze zoeken een aantrekkelijke
en levendige omgeving en hoogopgeleid personeel. De metropool is een aantrekkelijke
vestigingsplaats voor moderne bedrijven en kapitaalkrachtige multinationale
ondernemingen/multinationals. In Londen vestigen zich veel researchbedrijven,
marketingbureaus, enz. en is uitgegroeid tot verreweg de grootste stad van Groot-Brittannië
met een belangrijke spil in de mondiale zakelijke en financiële dienstverlening.
De grote bedrijven trekken veel hoogopgeleide mensen aan, waardoor er in Londen meer
wordt verdiend dan waar dan ook in Groot-Brittannië. Het verschil met de rest van het land
, wordt al jaren groter: de regionale ongelijkheid neemt toe. Ook binnen Londen neemt de
ongelijkheid toe. De welvarende hoogopgeleide klasse staat tegenover een grote groep
laagopgeleiden met dalende inkomens.
De kwaliteit van het leven van de inwoners van een land wordt vooral bepaald door het
welvaartspeil. Hoe hoger de welvaart, hoe meer het land ontwikkeld is. De meest
ontwikkelde landen zijn te vinden in Europa en Noord-Amerika. Binnen een land is de
ontwikkeling meestal niet gelijkmatig.
Om de wereld te verdelen in arm en rijk, worden ontwikkelingskenmerken gebruikt die laten
zien of een land ontwikkeld is of niet. Het bnp per inwoner is de meest gebruikte indicator.
Ook de beschikbaarheid van de basisbehoeften, het geboortecijfer, de levensverwachting,
het energieverbruik, de bevolkingsgroei en de verstedelijking zijn ontwikkelingskenmerken.
Het bruto nationaal product (bnp) is de totale productie van alle staatsburgers, waar ze ook
ter wereld ook werken, van goederen en diensten in een land in een jaar, uitgedrukt in geld.
Het geeft aan wat alle inwoners van een land samen verdienen. Om landen met veel en met
weinig inwoners met elkaar te kunnen vergelijken, deelt men dit totaalbedrag door het aantal
inwoners van het land: het bnp per hoofd van de bevolking (bnp/inwoner). Het is
het gemiddelde inkomen. In de statistiek in de atlas kom je het begrip bruto binnenlands
product (bbp) tegen, bij het bbp tellen de mensen in het buitenland niet mee.
Het gebruik van het bnp/inwoner heeft een aantal nadelen:
- Het bnp per inwoner is een gemiddelde, het inkomen in ontwikkelingslanden is vaak ii ii ii ii
i ongelijk verdeeld. Een kleine groep verdient veel geld en een grote groep mensen heel ii ii ii
iiweinig. Het gemiddelde lijkt dan wel aardig, maar de meeste mensen leven in armoede. ii ii
iiOok wordt de economische ongelijkheid niet aan het licht gesteld.
- Ook de regionale ongelijkheid is vaak groot, in arme landen ligt het inkomen in de stad ii ii ii
ii meestal hoger dan op het platteland. Ook binnen landsdelen of steden kunnen er grote ii ii
ii welvaartverschillen zijn, het bruto regionaal product (brp) is erg verschillend.
- De cijfers die worden gebruikt, zijn in veel ontwikkelingslanden minder betrouwbaar. In ii ii ii
ii Nederland houdt het CBS-gegevens bij en zijn gegevens van de Belastingdienst gekoppeld
ii aan die van de banken, waardoor het redelijk betrouwbaar is. In arme landen berusten de ii
ii cijfers vaak op schattingen. Inkomsten uit de informele sector, de ruilhandel en de ii ii ii ii ii
ii zelfvoorziening worden niet geregistreerd en dus ook niet meegeteld in het bnp per ii ii ii ii
ii inwoner.
- Bovendien wordt het bnp per inwoner mondiaal weergegeven in dollars, de officiële ii ii ii ii ii
ii wisselkoers in sommige landen kan veel afwijken van de werkelijke waarde en hierdoor kan
ii er een onjuist beeld van het bnp per inwoner ontstaat.
- Ten slotte zijn er verschillen in koopkracht, in veel ontwikkelingslanden liggen de prijzen ii ii
ii van producten lager dan in westerse landen. Om landen toch onderling te kunnen ii ii ii ii ii
ii vergelijken, wordt het bnp per inwoner soms gecorrigeerd naar koopkracht.
De Verenigde Naties hebben een andere indicator ontwikkeld: de human development index
(hdi). Door een soort puntensysteem ontstaat er een totaalscore van drie kenmerken: een
economisch kenmerk (bnp per inwoner), een demografisch kenmerk (de levensverwachting)
en een sociaal-cultureel kenmerk (analfabetisme). Hoe dichter bij 1, hoe beter ontwikkelt.
India neemt op de hdi-index een plaats in de middenmoot in, maar ook de hdi is een
gemiddeld indexcijfer waardoor het geen informatie geeft over de ruimtelijke en sociale
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lenascheerder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.