100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding Klinische Neuropsychologie: Begrippenlijst (Deeltentamen 1) $3.20
Add to cart

Class notes

Inleiding Klinische Neuropsychologie: Begrippenlijst (Deeltentamen 1)

2 reviews
 356 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een overzicht van de behandelde begrippen in de hoorcolleges van de cursus Inleiding Klinische Neuropsychologie. Deze lijst is samengesteld aan de hand van de hoorcollegeslides (t/m H13).

Last document update: 8 year ago

Preview 2 out of 10  pages

  • April 17, 2016
  • May 23, 2016
  • 10
  • 2015/2016
  • Class notes
  • Unknown
  • 1 t/m 13

2  reviews

review-writer-avatar

By: NeuropsychologyStudent • 5 year ago

review-writer-avatar

By: kkara1 • 7 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1: The Development of Neuropsychology

Neuropsychologie Verklaring van menselijk gedrag als hersenfuncties.
Cerebrale lokalisatie Het idee dat mentale functies op specifieke plaatsen in de hersenen
gelokaliseerd zijn.
Localisationisten Onderzoekers die aanhouden dat mentale functies exact gelokaliseerd
zijn in de hersenen.
Frenologie Schedelleer; goed ontwikkelde functies zijn het gevolg van een beter
(standpunt ontwikkelde cortex (bijv. “rekenknobbel”). Dit is te zien aan
localisationisten) uitstulpingen van de schedel.
Principle of mass action Hoe groter de laesie, hoe sterker het effect.
Principle of Effecten van een laesie zijn vaak niet erg specifiek.
equipotentiality
Brain’s plasticity Effecten van een laesie zijn vaak onderhevig aan herstel.
Wernicke’s afasiemodel Voorloper van de moderne opvatting dat een mentale functie niet op
één plaats in de cortex, maar op meerdere plaatsten gelokaliseerd is
die onderling verbonden zijn. Het gaat dus om een neuraal netwerk.
Hiërarchisch model van 1. Hersenfuncties zijn hiërarchisch georganiseerd; functies
het brein worden complexer naarmate men van lagere delen
(ruggenmerg, hersenstam, cerebellum) naar hogere delen
gaat (basale ganglia, cortex).
2. Lagere functies worden geïntegreerd in hogere functies,
bijvoorbeeld assemblatie van bewegingen van afzonderlijke
vingers tot complexe bewegingen.
3. Alle delen van de hersenen zijn in principe betrokken bij
complex gedrag.
4. Bij dieren vinden we veel kleinere effecten van corticale
laesies dan bij mensen, omdat diergedrag minder complex is.
Dit maakt hun gedrag minder afhankelijk van de cortex.
5. Daardoor is er bij dieren ook een sterkere terugval op
subcorticale structuren mogelijk na een corticale laesie. Dit
leidt tot een grotere kans op herstel (grotere plasticiteit).
Parallel distributed Functies zijn afhankelijk van verschillende locaties in het brein, die
processing gelijktijdig actief zijn en onderling samenwerken (het zijn actieve
(Hughlings-Jackson) netwerken zoals blijkt uit neuro-imaging).


Hoofdstuk 2 en 3: Origins of the Human Brain and Behavior
and the Organization of the Nervous System

Encefalisatiequotiënt Een maat om de relatie tussen grootte van de hersenen en de
cognitieve functies/intelligentie mee op te meten.
Primaire rol van de cortex Opslag van sensorische, motorische, en cognitieve kennis en
vaardigheden (geheugenfunctie).
Computermetafoor Volgens de computermetafoor kunnen we onderscheid maken tussen
1. Geheugen voor opslag van programma’s (kennis en
vaardigheden): cerebrale en cerebellaire cortex.
2. Processoren voor uitvoeren van dergelijke programma’s
(acties, handelingen): basale ganglia en limbisch systeem.
Basale ganglia Processoren voor motorische en cognitieve acties.
Limbisch systeem Processoren voor emotionele en geheugenprocessen.

, Hoofdstuk 5: Communication Between Neurons

Kleine-molecuul Hebben een snelle werking; snelle synthese uit voedingsstoffen; snelle
transmitters aanvulling na verbruik; spelen een rol bij vele vormen van gedrag.
Voorbeelden van zulke transmitters zijn acetylcholine, mono-aminen
en aminozuren.
1. Mono-aminen: dopamine, norepinefrine, epinefrine,
serotonine. Epinefrine (adrenaline) is alleen actief in het
autonome zenuwstelsel. Deze transmitter speelt een rol bij
het aansturen van organen (o.a. het hart en de bloedvaten).
2. Aminozuren: glutamaat, GABA, glycine en histamine. Zijn de
meest voorkomende en meest actieve transmitters in het
centrale zenuwstelsel (“workhorses of nervous system”).
Neuropeptiden Dit zijn ketens van aminozuren; trage werking; trage synthese; niet
snel aangevuld na verbruik; spelen rol binnen het centrale
zenuwstelsel bij allerlei specifieke gedragsvormen zoals plezier en
pijn. Zijn ook werkzaak buiten het centrale zenuwstelsel als
hormonen. Dan spelen ze o.a. een rol bij energievoorziening,
bloeddrukregulatie, nociceptie, stressregulatie en hechtingsgedrag.
Gasachtige transmitters Snelle werking; o.a. snelle vaatverwijdering in de hersenen en elders
in het lichaam waaronder genitaliën; activeren
stofwisselingsprocessen in de zenuwcellen.
Neuromodulatoren Aminzouren hebben relatief veel specifieke effecten. Acetylcholine en
mono-aminen hebben relatief veel modulerende effecten, daarom
spreekt men ook wel van neuromodulatoren. Neuromodulatoren
hebben een belangrijke activerende functie in grote delen van de
hersenen (met name de cortex) betrokken bij waarneming, motoriek,
cognitie en emotie. Ze spelen met name een rol bij krachtige en snelle
reacties als de situatie hierom vraagt. Ze zijn belangrijk voor het
reguleren van excitabiliteit van corticale neuronen, en dus voor
aandacht en alertheid. Ook zijn ze belangrijk voor regulatie van slapen
en waken.
Ascending activating Mono-aminen worden geproduceerd in kernen binnen de hersenstam
systems en via lange axonen naar boven getransporteerd, waar ze een
activerende invloed uitoefenen op grote delen van de grote en kleine
hersenen.
Zelfmedicatie-hypothese Bepaalde pathologische gedragsvormen stimuleren waarschijnlijk de
aanmaak van activerende neuromodulatoren. Dergelijke gedragingen,
bijvoorbeeld hyperactief gedrag bij mensen met ADHD, zijn
waarschijnlijk functioneel omdat ze de productie zouden stimuleren
van activerende transmittersubstanties waar kennelijk een tekort aan
is. De hypothese is in overeenstemming met het feit dat toediening
van stimulerende middelen met dopaminerge effecten bij ADHD vaak
een rustgevend effect heeft.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoukVroegindeweij1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48756 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.20
  • (2)
Add to cart
Added