Samenvatting communicatiewetenschappen 1 Jan Lois. Gehaald in de eerste zit met een 16/20 door enkel de samenvatting te leren.
47 views 0 purchase
Course
Communicatiewetenschappen
Institution
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Book
Communicatiewetenschappen in perspectief
Gehaald in de eerste zit. Vooral de rijtjes leren en de begrippen goed kennen voor het examen. Verder komen er veel vragen over de verschillende paradigma's.
Week 2:
Teken: basiselement van communicatieproces.
semiotiek en semiologie: de leer van tekens, hoe functioneren de tekens en hoe kunnen wij
deze op een betekenisvolle manier gebruiken. Er zijn drie centrale studiedomeinen.
1. tekens zelf indelen in soorten
2. Hoe komen tekens samen binnen een systeem (bijvoorbeeld grammatica)
3. Cultuur waarbinnen tekens opereren.
representatie proces: Een systeem waar tekens in een bepaalde taal en cultuur worden
samengebracht. De productie van betekenis. Concepten zijn ideeën in ons hoofd + een taal die
het voor ons mogelijk maakt onszelf duidelijk te maken. Hier zijn twee stappen belangrijk:
Concept + taal=tekens.
1. Objecten: Het verbinden van verschillende concepten tot één object.
(stam+bladeren=boom). Dit doen we in een conceptuele map.
2. Taalsysteem: Het beschrijven van concepten in een gemeenschappelijke taal. Dit kan
ook bijvoorbeeld gebarentaal, visuele beelden etc zijn. Het verbinden van conceptuele
relaties van dingen die we in ons hoofd meedragen. De linguistic turn zijn taal of
tekenen die worden begrepen in een breed verband en zo bijdraagt aan een taal.
Ingewikkelde concepten als oorlog of liefde worden door iedereen anders begrepen. Een
betekenis is dus anders afhankelijk van de concepten in onze gedachten. Er zijn ook concepten
die voor veel mensen hetzelfde zijn, denk aan het concept tafel of roos.
Systeem karakter: Het organiseren van concepten en de complexe relatie ertussen. Denk hier
aan het zien van verschillen of gelijkenissen.
codes: Leren we wanneer we jong zijn. Het kunnen linken van codes aan betekenis. Dit zijn de
concepten die omzetten in communicatie en zijn cultuurgebonden en het gevolg van sociale
conventies. Deze codes kunnen dus verschillen per cultuur.
betekenissen liggen nooit vast. Mensen zien veel dingen op een gemeenschappelijke manier
en toch interpreteert iedereen dingen anders. De betekenissen die we hieruit halen zijn arbitrair
en staan niet vast. Het is een dynamisch proces en verandert dus steeds.
Ferdinand de Saussure 1857-1913: Een betekenis bestaat uit twee kernelementen. Ze zijn binair
van aard:
1. Betekenaar (signifiant): Materiële tekenvorm, beeld, klank, het geschreven woord.
2. Betekende (Signifié): Mentaal concept van een betekenis.
De betekenis komt samen door afspraken die we maken.
betekenis is:
Relationeel: te verbinden aan andere dingen. Denk aan een schaakbord
Tegenstellingen: dag en nacht, warm en koud
Differentieel: Betekenis via tegengestelde tekens (dag en nacht)
,Structureel: Het berust op afspraken gemaakt door de mens die we ons eigen moeten maken
om betekenisvol te kunnen communiceren.
Love you babe <3 xxChase
Charles Sanders Peirce: Zijn model is Triomf van aard (drie elementen)
Representamen: De drager van de betekenis. Ofwel de tekenvorm. Geschreven vorm.
interpretant: Het persoon die een betekenis geeft aan een teken. Dit wordt beïnvloed door wat
iemand voor ervaringen heeft. Een teken van school kan bijvoorbeeld gezien worden als iets
positiefs, of als iets saais
Object: Het object waar het teken naar verwijst
Symbolische tekens: Teken waar we zelf een betekenis aan hechten aan de hand van
afspraken. Een verkeersbord bijvoorbeeld.
Iconische tekens: Teken met relatie door een fysieke overeenkomt. Een bord met een tekening
van een klauw van een ijsbeer.
Indexicale tekens: Een teken met een verband. Een bord met een ijsbeer poot bijvoorbeeld.
Barthes: Er zijn verschillende niveaus van semiotiek. Deze zijn:
1. Denotatie: Primaire betekenis. Letterlijk, neutraal. Letterlijk. Iedereen is het daarover
eens. Voorbeeld: een rode roos.
2. Connotatie: Subjectief. Kan verschillen tussen gebruikers. De aanvullende betekenis.
Dit is veel subjectiever. De evaluatieve:- Iets is goed, slecht of neutraal en de ,
referentiële lading: Je geeft bijvoorbeeld een roos aan je moeder of je vriendin
3. ideologie: Een dieperliggend niveau. Ze proberen bepaalde feiten vanzelfsprekend te
maken, terwijl hier een ideologie achter zit. Maakt dingen simpel. dom. Ze maken een
rommelig en ingewikkeld iets tot iets simpels. En worden teruggebracht tot één essentie.
Voorbeeld: Belgen zijn
Week 3:
Communicator of zender: Dit is het persoon of de organisatie die een boodschap dan wel
bewust, danwel onbewust uitzend. De ontvanger geeft hier feedback op door zijn manier van
reageren. De boodschap wordt gezonden naar de ontvanger. De ontvanger maakt een selectie
in wat voor hem interessant is. Dit kan vervorming van de werkelijkheid tot gevolg hebben.
Feedforward is wanneer je benoemt dat er nog iets gaat komen.
Boodschap of bewustzijnsinhoud overbrengen: Ideeën, kennis, waarden en normen,
gevoelens etc overbrengen door dit eerst te coderen in tekens. De mogelijkheid dat de
ontvanger de boodschap binnenkrijgt is het communicatieproces.Wanneer er een mogelijkheid
is tot ontvangst spreken we van een communicatieproces. Er zijn verschillende niveaus van
een boodschap:
referentieel of inhoudelijk: De inhoud wordt gedeeld in tekens die voor iedereen
hetzelfde betekenen. Dit is de inhoudelijke boodschap. Dit kan via referentie en
representatie
-Referentie: verwijzen naar de omliggende werkelijkheid.
-Representatie: Inhoud die verwijst naar abstracte (niet concreet, conceptueel)
begrippen. Bijvoorbeeld het symbool van vrijheid of luxe in een reclame.
Expressieve of vormelijk: De vorm van het overbrengen van tekens. Welk
camerapersectief is er bijvoorbeeld gebruikt of welke intonatie in een video. Bijvoorbeeld
het gebruiken van een knappe vrouw in een reclame die sexy spreekt.
, relationeel aspect: Positioneren van taal, duidelijk of onder de radar, verbaal of non
verbaal. Het gaat hier om de manier en de toon waarop je iets noemt. Denk aan
intonatie. Expliciet: iets duidelijk uitspreken Impliciet: Niet direct uitgesproken maar wel
merkbaar
appellerende aspect: Aangeven wat de zender verwacht. We verwachten bijvoorbeeld
van onze prof dat hij les komt geven en niet over zijn vrouw praat.
Encoderen en decoderen:
Code: Een systematische organisatie van een set tekens. Bijvoorbeeld een taal.
Eenheden: letters
Patronen: grammatica
Digitale/conventionele code vs analoge natuurlijke code.
Iemand encodeert zijn boodschap zodat de ontvanger deze kan decoderen
Encoding-decoding Stuart Hall 1973:
Zijn model gaat over het aanduiden van de relatie tussen media en publiek. Hij zegt dat de
manier waarop een boodschap bedoeld is, niet altijd perfect zo begrepen gaat worden.
1. encoderen (zender). Het omzetten van inhoudt in symbolen
Een programma wordt gemaakt → kennis wordt omgezet in een programma
2. Decoderen (ontvanger): Wij decoderen dit programma → Dit is niet perse hetzelfde als
wat de programmamakers bedoelde te zenden.
Decoderen: gebeurt zelden in volledige vrijheid (de encodeerder heeft altijd
zeggenschap op welke boodschap hij/zij probeert te zenden).
1. Dominante lezing: De mening van de lezinggever wordt overgenomen en
gereproduceerd zonder commentaar.
2. negotiated reading: Je accepteert wat de zender verstuurt, maar je hebt wel een
aantal commentaren
3. oppositional/ counter hegemonic reading: Begrijpen van de encodeur, maar
hiertegen in verzet komen of alternatieve voorstellen.
Encoderen en decoderen schematisch:
Mensen hebben kennis, een relatie tot deze kennis en een manier om dit over te brengen → zij
sturen een betekenis (encoderen) → Er is een programma met een betekenis → Dit wordt
gedecodeerd door de ontvanger →Er is een nieuwe betekenis ontstaan → Dit wordt omgezet in
nieuwe kennis en relaties.
Transmissie: overbrengen van geëncodeerde boodschap van communicator naar ontvanger
via kanaal
kanaal: Materiële of fysieke drager van de boodschap.
medium:
1. Technische of artificiële varianten van een kanaal
2. Technisch middel om communicatie-inhoud over te brengen en tijd en ruimte te
overbruggen
Ruis: iets dat communicatie verstoord
interne ruis: Ruis dat plaatsvindt binnen in het communicatieproces.
psychologische/ fysieke ruis: Heeft iemand bijvoorbeeld alcohol of drugs
gebruikt of is doof. Maar ook vooroordelen. Dus de psychologische en fysieke
toestand van iemand.
Semantische ruis: Wanneer je beiden een andere code (taal) gebruikt.
, mechanische ruis: technische storing
-Externe ruis: externe factoren buiten het communicatie proces
referentiekader is het inkorten en daarmee beheersbaar maken van informatie en meer
informatie toevoegen zodat het een samenhangend verhaal wordt. Passief publiek: Een
publiek die niks terug zegt en passief kennis opneemt
Actief publiek: Een publiek die een reactie geeft op gegeven kennis.
Wij als ontvangers percipieerten en selecteerten.
perceptie is de manier waarop we informatie waarnemen en verzamelen.
Selectie:
Selectieve blootstelling: We zijn selectief in de dingen waar we naar willen luisteren
Selectieve waarneming: we luisteren actief naar een bepaald deel
Selectief onthouden: We onthouden maar een bepaald deel
Selectief aanvaarden: We accepteren een bepaald deel
Het gevolg hiervan is vervorming van de werkelijkheid.
communicatiemodel:
Het communicatieproces wordt schematisch en versimpeld weergeven in een model. Dit geeft.
Voordelen:
Organiserende functie: orde en duidelijkheid in complexiteit
Heuristische functie: het kunnen noemen van sleutel elementen
formuleren van onderzoeksvragen
Nadelen:
iets wat complex is, wordt te simpel gemaakt waardoor deze niet compleet is.
Model van Lasswell:
Model Elementen type onderzoek
1. Who Communicator Control Studies
2. Says what Boodschap Inhoudsanalyse
3. In which channel Kanaal Media-analyse
4. To whom Ontvanger Publieksonderzoek
5. With what effect Effect Effectonderzoek
Dit is een lineair model
Kritiek is dat dit te simplistisch is. Het communicatieproces begint hier altijd bij de zender,
er wordt dus geen rekening gehouden met dingen als feedback en er is weining
aandacht voor selectie. Het is te functionalistisch. Er wordt vanuit gegaan dat de
ontvanger de boodschap op dezelfde manier interpreteert als de zender deze bedoelt
heeft.
Model van Shannon en Weaver:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucaskoppies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.