Literatuur: Inleiding Recht LAW
H1 Terreinverkenning
1.1 Definitie van recht
Het recht is een geheel van regels of normen dat het maatschappelijk verkeer in banen leidt en een
remedie aandraagt voor de problemen die rijzen wanneer mensen zich niet gedragen
overeenkomstig hetgeen men van elkaar mag verwachten. Met als doel: zekerheid en order.
Verschil recht en moraal
1. Het moraal richt zich op de intentie van ons handelen.
Recht richt zich op het uiterlijke gedrag.
2. Overtreding van morele geboden: de sanctie raakt niet de essentie van de moraal
Overtreding van rechtsregel: de sanctie raakt het uiterlijke gedrag
3. Sociale uitsluiting gebeurt door gewetensdwang en is niet afdwingbaar
Recht wordt uitgevoerd door een officieel instituut (de staat) en is hiermee afdwingbaar
Geen officiële definitie van recht (als geheel proces) → rechtsfilosofen
A. Pitlo (1901-1987): bij contact tussen twee personen ontstaat recht (zonder samenleving is er geen
recht, zonder recht is er geen samenleving denkbaar)
John Austin (1790-1859): Het recht gaat om bevelen die worden geschraagd (ondersteund) door
bedreigingen: “orders backed by threats.”
H.L.A Hart (1907-1992): definitie Austin betekent geen verschil kunnen maken tussen struikrover en
een rechter (beide dwang). Recht is niet ontstaan uit bevelen van wetgevers, maar tot stand
gekomen door een procedure onderworpen aan regels.
Oliver Wendell Holmes (1841-1935): De rechten is het centrum van belangstelling. De rechter die
een oordeel geeft over de interpretatie van de regels (goed en slecht). Recht is wat rechters doen of
we kunnen verwachten gaan doen. Dus niet gehele juridische proces, zoals wetgeving.
Standaard: “Het recht is het geheel van regels dat de samenleving ordent”. Hier valt dan de
beslissing van de rechter niet onder.”
Immanuel Kant (1724-1804) stoppen met zoektocht naar de definitie van het recht: “Noch immer
suchen die Juristen eine Definition zu ihrem Begriffe vom recht”.
1.2 Onderscheidingen
1. Objectief en subjectief recht
2. Positief recht en natuurrecht
3. Publiek- en privaatrecht
4. Dwingend en aanvullend recht
5. Formeel en materieel recht
Objectieve recht: geheel van rechtsregels die geldt in een samenleving
Subjectieve recht: persoonlijke bevoegdheden die worden ontleend aan het objectieve recht
,Rudolf von Jhering (1818-1812): Het subjectieve recht brengt het objectieve recht tot leven
1e kant: subjectieve recht ontleent zich uit het objectieve recht
2e kant: objectieve recht is afhankelijk van de toepassing van het subjectieve recht
Wanneer men niet opkomt voor zijn recht = het recht verloren, maar dit doet niks af van de
rechtsorde.
Bij claimen van een subjectief recht dat niet is gebaseerd op objectief recht ontstaat een worsteling
van wereldbeschouwingen (kotting). Mensen ontlenen rechten aan de menselijke natuur: rechten
van mensen die niet zijn terug te voeren op afspraken die burger hebben gemaakt in de
maatschappij, maar die in elke samenleving ten grondslag liggen → rationalistisch natuurrecht
(natuur: geen maatschappelijke product en rationalisme: rationele afleiding van menselijke natuur
met als uitkomst natuurlijke rechten).
Hugo de Groot (1583-1645): De mens, in onderscheiding van andere wezens, een aandrift heeft tot
vreedzame samenleving met andere mensen. Zijn vier beginselen van rationalistisch natuurrecht:
1. Het principe van het mijn en dijn (eigendomsrecht)
2. Het principe dat we afspraken moeten nakomen
3. Het principe dat schade die door schuld veroorzaakt is moet worden vergoed
4. Het principe dat inbreuk op natuurrecht / ander recht moet worden gestraft
John Locke (1632-1704): Er bestaat een niet objectief, maar subjectief recht op “life, liberty and the
pursuit of happiness". Geen staat kan de individuen van deze rechten beroven zonder zijn
competentiegrenzen te overschrijven.
Thomas van Aquino (1225-1274): maakt onderscheid tussen positief recht (recht dat geldt op grond
van uitvaardiging, door de staat als geldend wordt geproclameerd) en natuurrecht recht dat
onbewust geldt).
Beroep op natuurrechten om daad van burgerlijke ongehoorzaamheid te rechtvaardigen. Door
beroep doen op het Goddelijk recht (zoals bij Sophocles' Antigone). Volgens F.A. Hayek (1899-1992)
is niet al het recht ethisch gelijkwaardig: Beginselen die een grote waarde hebben voor een
cultuurgemeenschap liggen ten grondslag van een bepaald rechtsstelsel, maar niet per definitie in de
wet zijn opgenomen = cultuurrecht.
Romeinse jurist Ulpainus: recht dat geldt voor de staat en recht dat geldt voor de individu.
A. Pitlo: "publiek- en privaatrecht is een kwestie van accent, een vraag van meer of minder".
Publiekrecht Privaatrecht
Algemeen belang van de staat Individuelen belangen van particulieren
Partijen (overheid - burgers) staan niet als Partijen (burger - burger) staan niet als gelijken
gelijken tegenover elkaar tegenover elkaar
Het initiatief tot handhaving ligt bij overheid Het initiatief tot handhaving ligt bij burgers
Rechts als dwangordening: recht; door de Rechts als spontane ordening: interactie tussen
overheid uitgevaardigd en dat het door de twee partijen leidt tot rechten en plichten.
sterke arm kan worden gehandhaafd. De wetgever moet het recht dat in de
maatschappij is gegroeid codificeren.
,H.J. Hamaker (1844-1911) heeft een sociologische rechtsopvatting: Het recht wordt niet bedacht,
maar rijst op uit de regelmatigheden en de daarop gebaseerde intermenselijke verwachtingen in het
maatschappelijke verkeer (= het sociale interactieproces). Dit is het uitgangspunt:
interactiebenadering van het recht als spontane ordening.
Bevelstheorie: de oorsprong van het recht zit in de dwang uitgeoefend door een superieur ten
opzichte van iemand die aan die dwang onderworpen is. John Austin ziet het recht als het geheel van
dat door een soeverein door middel van dwang kan worden gehandhaafd.
Dwingend recht: regels waarvan de belanghebbende niet mogen afwijken, ook al zouden zij dat bij
onderlinge overeenkomst afspreken. Dit zie je veel in personen, - en familierecht.
Aanvullend/regelend recht: recht dat geldt wanneer als partijen bepaalde afspraken in de
overeenkomst niet hebben gemaakt. Dit komt veel voor in het burgerlijk recht.
Vuistregel: dat het gaat om dwingend recht wanneer de geregelde materie betrekking heeft op
openbare orde of goede zeden.
Materieel recht Formeel recht
Inhoudelijke regels (algemene De regeling van de procedure van het rechtsgeding
wetten) (procesrecht)
Men mag niet stelen Handelingen bij stelen (geldboete- of gevangenisstraf)
Duidelijk Minder duidelijk
Rechtelijke organisaties: art. 2 Wet RO
1. De rechtbanken
2. De gerechtshoven
3. De Hoge Raad
1.3 Rechtsgebieden
Privaatrecht
1. Personenrecht: de 'niet op geld waardeerbare' rechten en verplichtingen
2. Familierecht: de 'niet op geld waardeerbare' rechten en verplichtingen
3. Vermogensrecht: de wel op geld waardeerbare betrekkingen
De afspraken die mensen met elkaar maken (overeenkomsten) waaruit wederzijdse rechten en
verplichtingen (verbintenissen) voortvloeien: niet identiek. De contractant/partij met recht is de
schuldeiser/crediteur en de contractant/partij met plicht is de schuldenaar/debiteur.
A. Obligatoire overeenkomst: een verbintenisscheppende overeenkomst (zoals koop en
verkoop)
B. Onrechtmatige daad: de verbintenis heeft als basis de wet en geen overeenkomst (schade)
Publiekrecht
Strafrecht: het strafrechtelijke normenstelsel werk aanvullend op andere normenstelsels.
1. Normen geschonden (ook binnen privaatrecht) die zo belangrijk zijn voor de samenleving dat
het niet aan de burgers wordt overgelaten of zij daarover een procedure willen voeren
2. Strenger middel van handhaving dan burgerlijk recht: de straf (bewuste leedtoevoeging)
3. Het strafrecht schrijft niet zelf leefregels voor, maar treedt slecht op als een extra stok achter
de deur om belangen te beschermen die al door andere rechtsgebieden worden beschermd
(sanctierecht)
, Onderverdeling in strafrechtelijke normen:
1. Zware delicten (misdrijven) voorkomen + bestraffen
2. Minder ernstige vergrijpen (overtredingen) te verhoeden
3. Doleuze delicten (opzet): strafbare feiten waarbij dader het verbodene heeft gewild
(zwaardere straf)
4. Culpoze delicten (schuld): strafbare feiten waarbij dader het verbodene uit
onvoorzichtigheid heeft teweeggebracht (mindere zware straf)
Staatsrecht: bevat de belangrijkste regels van de nationale ordening van het overheidsapparaat, van
de invloed van de burgers daarop, van de burgerlijke rechten en vrijheden. Vastgelegd in de
Grondwet (Gw) en in organieke wetten (uitwerking geven van artikelen uit de Grondwet). Wijziging
gaat via een speciale zwaardere procedure, maar kan dus wel worden gewijzigd. Een constitutie:
(uitbreiding) bevat ook ongeschreven recht op het gebied van de staatsinrichting, maar niet elk land
heeft dit vastgelegd.
Nederlandse staatsvorm is een constitutionele monarchie met parlementair stelsel
1. De Koning is aan het hoofd, maar is gebonden aan de Grondwet/constitutie
2. Parlementair stelsel: de burgers geen directe invloed op de besluitvorming maar via
vertegenwoordiging. Meerderheid parlement: de regering moet vertrouwen hebben van de
volksvertegenwoordiging.
3. Gedecentraliseerde eenheidsstaat: centrale overheid trekt niet alles naar zich toe, ook
lagere overheden hebben regelende en bestuurlijke bevoegdheden
A. Territoriale decentralisatie: lagere overheidsinstellingen binnen bepaald gebied bevoegd
zijn tot uitoefening van functies
B. Functionele decentralisatie: lagere overheidsinstellingen de bevoegdheden krijgen
bepaalde belangen te behartigen
C. Wijze van autonomie: de regelingen en het bestuur aan lagere overheden overgelaten
D. Wijze van medebewind: lagere overheden werken mee aan de uitvoering van hogere
overheden
Bestuursrecht: geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de bestuurstaak van de overheid
Typering: bestuursrecht de regels omvat de overheidsbemoeienis over het maatschappelijke
leven en niet de organisatie/inrichting van de staat.
Vroeger: bestuurshandeling directe uitvoering van wettelijke bepaling
Nu: grotere overheidsbemoeienis, waarbij onmogelijk alle handeling in regels te vatten
Deels vastgelegd in de Gw, deels ongeschreven recht (gevormd door algemene beginselen van
behoorlijk bestuur) en deels Algemene wet bestuursrecht (Awb)
1.4 Rechtsbronnen
Een criterium nodig waarmee rechtsregels kunnen onderscheiden van andere normatieve regels →
alle regels die voortvloeien uit de rechtsbronnen in juridische zin zijn rechtsregels in positief recht.
A. Ius constitutum (positieve recht) is het werkelijke recht
B. Ius constituendum (ideale recht) is het recht zoals we zouden willen
Rechtsbronnen in het Nederlandse rechtsstelsel
1. De wet
2. De gewoonte
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sjoukjekraak. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.66. You're not tied to anything after your purchase.