Practicum 1 Orthopedie verbandleer gezelschapsdieren
Leren opereren H14
Verbandleer gezelschapsdieren
Een verband kan als doel hebben huid of (operatie)wond te bedekken ter bescherming van
contaminatie, tegen likken of bijten of als onderdeel van huid- of wondbehandeling. Het doel kan ook
zijn om zwellingen te voorkomen, het immobiliseren van weke delen, gewrichten of botten. Door de
vorm van ledematen en beweegelijkheid zijn de meeste verbanden drukverbanden. Ze moeten goed
aangelegd worden om het doel te bereiken en om te voorkomen dat er door het verband
complicaties ontstaan, de belangrijkste is perifere circulatie afsnoeren. Voordat je begint met
verbinden, moeten alle materialen klaar gelegd worden. Verbanden worden gepolsterd met
katoenen- of kunstofvezelwatten, katoen verliest bislotj nat worden de veerkracht. Het polstering
zorgt voor gelijkmatige druk, te zware polstering geeft beweging binnen het verband en kan
afglijden. Tussen de pootjes doe je watten of verbandgaas. Als verband bij een smeller of breder
lichaamsdeel komt, zal het zelf een baan zoeken, dan moet je het verband in de lengte 180 graden
draaien, dit zorgt ook voor een drukpunt. Er moet voorkomen worden dat het verband nat wordt
tijdens uitlaten, als het dier gaat knagen of bijten aan het verband, moet het gecontroleerd worden.
Controle moet zeker elke week gebeuren.
Indicaties en complicaties GD
- Elastisch gepolsterd ondervoetverband tot en met de carpus/tarsus: wordt gebruikt bij
trauma van ondervoet of zoolkussentjes, postoperatief na amputatie teen of na
verwijderen/afscheuren nagel of om te voorkomen dat dieren gaan likken.
Polstering tussen tenen en zoolkussentjes met verbandgaasjes of katoenen watten ->
polstering tot boven carpus/tarsus + dik genoeg -> botuitsteeksel niet meer te voelen ->
fixatie met katoenen gaasjes of elastisch verband. Je haalt het verband voorbij de tenen en
slaat het dan om naar caudaal om het vast te maken.
- Elastisch deels gepolsterd achterpootverband tot en met de knie vooral ter preventie van
postoperatieve zwelling of ter preventie van perifeer oedeem.
Tussen tenen en zoolkussentjes polstering -> polstering tot proximaal kniegewricht ->
verband fixeren met elastisch verbandmateriaal (spanning distaal > proximaal) ->
linkerachterpoot = klok mee, rechterachterpoot = tegen klok in. Om schuiven te voorkomen
aan de bovenkant, bouw je een ‘huisje’ door een driehoek te vormen op de dij, hier kan je
polstering vervolgens op draaien, aangezien je nu een geraamte hebt.
- Staartverband: algemene verwondingen, staartpuntwondjes, partiële staartamputatie en
operatieve ingrepen.
Hechtpleister half dubbel vouwen -> losjes en spiraalvorming om staart brengen -> bij
staartpunt absorberend verband -> polstering van perifeer naar staartbasis (spanning distaal
> proximaal) -> fixatie met elastisch verbandwindsel.
- Schoudersteunverband (met spalk): zonder spalk bij thoraxtrauma met open wonden of als
wondbescherming na chirurgie, bij katten ter preventie afhalen voorpootverband.
Incorporatie spalk bij tijdelijke fixatie fracturen van scapula/elleboog/humerus, permanente
fixatie scapula fracturen en stabilisatie na reductie elleboogluxatie.
Zijlings op tafel -> polstering tussen tenen en zoolkussentjes -> polstering distaal tot
proximaal van elleboog -> brede rol polstering distaal naar proximaal en aan rugzijde op tafel
leggen – smalle polstering fixeert brede polstering tot aan elleboog van distaal naar
proximaal -> brede rol onder patiënt, caudaal poot naar boven -> cranio-proximaal kruisen
, over schouderblad -> onder patiënt door rond hals, craniaal poot naar boven -> caudaal
gekruist over schouderblad -> via axilla caudo-craniaal, craniaal van poot boven -> proximaal
over schouder naar rug -> fixatie elastisch bindweefsel distaal naar proximaal. Bij spalk erbij
moet die reiken van teentjes tot dorsale rand schouderblad, de schoudergordel moet goed
naar voren zitten, zodat antebrachium, humerus en scapula op één lijn liggen. Om te kijken
of het verband niet te strak zit, moet je met 2 vingers tussen rugzijde en
schoudersteunverband kunnen (in breedte, niet hoogte).
Anamnese en lichamelijk onderzoek bij gezelschapsdieren Hoofdstuk 17
Het locomotieonderzoek kan onderverdeeld worden in een ab-axiaal en axiaal deel. Abaxiaal zijn de
exremiteiten, het geeft steun zorgt dat het dier kan staan en voortbewegen. Het axiaal deel is de
wervelkolom, het beschermt het ruggenmerg en cauda equina en vormt een verbinding met
achterste extremiteiten.
Algemeen onderzoek gebeurt als de eigenaar geen locomotieafwijkingen ziet, bij afwijkende
locomotie, vanuit het locomotieapparaat wordt een locomotie onderzoek gedaan of een ander
onderzoek als het locomotieapparaat niet de oorzaak is. bij anamnese en lichamelijk onderzoek zoek
je een functionele diagnose, anatomische diagnose en inzicht in pathogenese. Anamnese wordt eerst
verder uitgebreid, vervolgens wordt het dier gemonsterd, waarna er inspectie en palpatie is op de
behandeltafel met passieve bewegingen.
Bij de anamnese is het tijdstip van optreden van eerste verschijnselen belangrijk, de eigenaar kan
situaties zelf beschrijven of laten zien, ook pijnuitingen zijn belangrijk. Ook het verloop van
verschijnselen door een dag, of langer, is belangrijk. Het kan permanent aanwezig zijn, recidiverend,
intermitterend, progressief of migrerend. Je vraagt ook naar leefomstandigheden, voeding,
therapeutische maatregelen en overeenkomstige problemen bij ouderdieren, nest- en/of
rasgenoten.
Bij het monsteren let je op mate en aard van locomotiestoornis en extremiteiten. In rust let je op
stand en belasting van extremiteiten en stand van kop, hals en wervelkolom, stand van extremiteiten
wordt bepaald door bouw of vorm van poten en houding van het dier. Houding wordt vooral bepaald
door uitgebreidheid en pijnlijkheid van proces en/of karakter van dier. Belasting van voor- en
achterpoten moet ongeveer gelijk zijn. De rug verloopt bij de meeste honden horizontaal of heeft
een helling naar caudaal, er is overbouwing als het sacrum hoger ligt dan overgang van rug-hals.
Dier staat in een rustige ruimte op de grond, er wordt gelet op: stand van extremiteiten, houding van
extremiteiten, kop en wervelkolom en belasting van extremiteiten. Je kijkt ook naar het voorkomen
van stand-, houdingsafwijkingen of andere belasting:
- Varus: angulaire deviatie van een deel van de poot naar mediaal.
- Vulgus: angulaire deviatie van deel van poot weg van mediaal, lateraal.
- Torsie: draaiing in skeletdeel/bot om lengte van extremiteit.
- Endotorsie: distale deel pijpbeen of (deel van) poot naar binnen, mediaal.
- Extorsie: distale deel pijpbeen of (deel van) poot naar buiten, lateraal.
- Rotatie: draaiing in gewricht om lengteas van extreemiteit.
- Abductie: gehele poot zijwaarts van mediaan af, lateraal.
- Adductie: gehele poot zijwaarts naar mediaan.
- Hyperextensie: overstrekken van extremiteiten.
- Hyperflexie: doorbuigen van gewricht(en), overbuigen van gewricht(en).
Eén pas is de hele beweging van één extremieit van punt van bewegingscyclus tot terug aan dit punt.
Vanuit steunfase en afzetpunt in zweeffase aan contactpunt. De pas moet vierkant te zijn, sommige
langpotige dieren gaan in draf scheef. Er zijn verschillende bewegingsvormen:
, - Stap: het lichaam wordt door 2 of 3 extremiteiten ondersteund. Hij moet krachtig en vlot
uitgevoerd worden, het kan meer of minder ruim zijn.
- Draf: er is een diagnoaal patroon, voordat het paar is neergezet, kan de andere achterpoot al
omhoog komen, zodat een kort zweefmoment ontstaan.
- Telgang: zie je bij sommige honden, waarbij het lichaam afwisselend wordt gesteund door
twee poten aan dezelfde zijde, eventueel met een zweeffase.
- Galop: er is één zweeffase, gevolgd door steunfase, die snel wordt doorgelopen, de kop
wordt omhoog geworpen en verlaat het lichaam de grond als de rug en achterpoten
tegelijkertijd worden gestrekt. Bij het neerkomen worden voorpoten opgevangen.
Het dier wordt meegenomen door de eigenaar voor monstering, dit moet in een rustige omgeving op
een harde en niet-gladde ondergrond. De hond komt naar je toe en van je af, de galop is vaak
onrustig en speelt daarom geen rol. Je let op regelmaat, kracht, coördinatie en harmonieus verlopen
van de gang en je luistert naar abnormale geluiden.
Bij monsteren krijg je een indruk van aard, ernst en plaats van kreupelheid en kunnen abnormale
geluiden gehoord worden. om belasting te verminderen, wort het zwaartepunt verplaatst naar
achter door kop te heffen. Als de niet-pijnlijke extremiteit wordt belast, valt de kop naar beneden. Bij
kyfose is het niet prettig als beide voorpoten belast worden. Om belasting van één achterpoot te
verminderen, zal de kop naar beneden worden bewogen als de boot wordt neergezet.
Aard van kreupelheid kan zijn permanent of intermitterend, afnemend of verergerend, poot ontzien
of normale belasting is onmogelijk. Afwijkingen in belastingsfase leiden tot een belastings-
kreupelheid, afwijkingen in zweeffase leiden tot bewegingskreupelheid. Vaak is er een afwijking in
belasting- en bewegingsfase. Ernst van problemen kan onderverdeeld worden:
- Graad I: nauwelijks gestoorde locomotie.
- Graad II: locomotie gestoord, maar extremiteit(en) steeds belast.
- Graad III: kreupel, extremiteit(en) niet steeds belast.
- Graad IV: geen belasting van extremiteit(en).
Plaats is een- of beiderzijds, voor- en/of achterextremiteit(en), gelokaliseerd en migrerend. Als er bij
monsteren de indruk ontstaat dat er parese en/of ataxie is, dan wordt het neurologisch onderzoek
uitgevoerd.
Inspectie gaat van proximaal naar distaal, want door verminderd gebruik kan spieratrofie optreden,
vooral proximaal, dan valt kreupelheid snel op. Palpatie met haarrichting mee is beter dan tegen
haarrichting in. Bij inspectie worden beide voorpoten en achterpoten op dezelfde hoogte met elkaar
vergeleken worden. Staande houding maakt goede vergelijking mogelijk. Je let op:
- Contouren van spieren: moet vloeiend, spieromvang is afhankelijk van leeftijd en
leefpatroon, er mogen geen ritmische contracties zichtbaar zijn.
- Pezen en banden: slechts enkelen zijn te inspecteren, kniepees, achillespees, pees van m.
tricpes antebrachii, pees van m. flexor carpi ulnaris, laterale collateraal band van
ellebooggewricht en mediale en laterale collateraalbanden van kniegewricht en tarsocrurale
gewricht.
- Beenderen: vertonen een krakteristieke vorm, contour moet vloeiend zijn.
- Gewrichten: belijning van elleboog- en kniegewricht en de gewrichten distaal moeten
worden geïnspecteerd.
- Nagels: moeten niet de bodem raken, bij de kat zijn ze vaak niet zichtbaar.
Bij palpatie let je op:
- Spieren: vloeiende belijning en geen temperatuur-, consistentie- of tonusafwijking, bij diepe
palpatie niet pijnlijk zijn.
- Pezen en banden: moet glad zijn zonder lokale pijnlijkheid, verdikking, onderbreking of
spanningsverlies.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rebecca81. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.09. You're not tied to anything after your purchase.