Transcriptie = DNA RNA. Omzetten van erfelijke code, taal blijft gelijk.
Translatie = RNA eiwit. De taal wordt hier anders, aminozuren.
DNA-replicatie = de verdubbeling van DNA tijdens de celdeling (s-fase).
Prokaryoot = organisme zonder celkern
Eukaryoot = organisme met celkern en membraan omgeven organellen.
Genoom = aantal nucleotideparen. Gehele erfelijke info vd cel/genenbestand.
Homologe genen = DNA volgorde stamt af van gemeenschappelijke voorouder. Functie kan tijdens
evolutie veranderd zijn.
Nieuwe genen ontstaan door:
1. Mutatie: een genetische verbetering wordt doorgegeven.
2. Gen duplicatie: verdubbeling van gen. Dit resulteert in orthologe (vergelijkbare functie)
of paraloge (andere functie) genen.
3. Mengen van genen: genetische innovatie.
4. Horizontale transfer: overdracht van DNA fragmenten op ander organisme.
Modelsystemen: onder gecontroleerde condities DNA in organisme brengen om inzichten in
moleculaire processen te verkrijgen, of om eiwitten te maken ter behandeling van ziekten.
Bijvoorbeeld d.m.v. blauw-wit screening. Hierbij licht het gemanipuleerde plasmide wit op en
ongemanipuleerde blauw selecteren.
Voorbeelden van modelsystemen zijn gist, worm, fruitvlieg, zebravis, muis, planten.
Mutant screening: met uv-licht wordt schade aan het DNA gebracht. Per mutant is dan zichtbaar of
eiwitten nog aanwezig zijn om schade te repareren. Dit kan ook met het verhogen van temperatuur
gedaan worden: andere vouwing van eiwitten is hiervan namelijk het gevolg.
,Blok 1 – college 2
Nucleotide = fosfaat + suiker + base
Nucleoside = base + suiker
Denaturatie = losmaken van de 2 strands van DNA door verbindingen te verbreken dmv verhitten,
enzym, chemisch.
Renaturatie = weer aan elkaar plakken van DNA / hybridiseren.
Basis DNA = deoxyribonucleïnezuur (1 OH groep). Suiker = deoxyribose. Basen = A G C T.
Basis RNA = ribonucleïnezuur (2 OH groepen). Suiker = ribose. Basen = A G C U.
Pyrimidines: enkele ringen. Purines: dubbele ringen.
Aan 5’ van DNA zit fosfaatgroep en aan 3’ kant zit de OH groep van de suiker. Fosfaat van A gaat
interactie aan met OH van B.
Fosfaat + suiker = fosfodiester binding, vormt backbone van DNA (=polair). suiker + base = glycoside
binding.
DNA is dubbele helix. In minor groove minder ruimte voor interactie dan in major groove. In 1
winding zitten 10 basenparen.
DNA kan je scheiden op grootte dmv een gel. Negatief geladen DNA verplaatst, grote stukken gaan
minder snel. Dit kan je aankleuren met FISH: chromosoomkleuring door complementaire DNA streng
met een probe erin te zetten. Hiermee is het mogelijk om genetische ontsporing in beeld te krijgen,
bijv. translocatie.
, Blok 1 – college 3
Bij DNA met 2 vaste uiteinden krijg je bij ontwinding een extra lus: supercoiling. Negatieve
supercoiling treedt op bij te weinig coiling (met de klok mee). Positieve supercoiling bij teveel
windingen (tegen de klok in). Dit is nodig om het DNA zo compact mogelijk te maken.
Bij veel coiling probleem geen plek meer voor eiwitten. Enige manier om dit op te lossen is door
fosfodiester band te breken en weer aan elkaar te plakken: topoisomerase 1 en 2 bij nodig
(enzymen).
Topoisomerase 1 knipt 1 strand van het DNA, het kan 1 winding per keer verwijderen. Het
heeft tyrosine in de active site waardoor de binding verbroken kan worden na binding aan
fosfaat. Nu mogelijkheid om 1 winding te uncoilen minder spanning. Reactie gaat vanzelf
weer terug.
Topoisomerase 2: gebruikt ATP om beide DNA strands uit elkaar te halen. Er wordt in beide
strands een breuk gezet waardoor het 2 windingen per keer kan verwijderen.
Door mutaties in TOP2B zijn er geen B cellen gemaakt in zieke mensen waardoor bepaalde functies
van het immuunsysteem niet werken.
Maar 2% van menselijk DNA codeert voor eiwitten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sietskeblok1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.18. You're not tied to anything after your purchase.