100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting hoofdstuk 3 en 4: angst en stressgerelateerde problemen $8.04   Add to cart

Summary

Samenvatting hoofdstuk 3 en 4: angst en stressgerelateerde problemen

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting hoofdstuk 3 en 4 psychopathologie: angst en stressgerelateerde problemen (Humane Wetenschappen 2) ()

Preview 3 out of 16  pages

  • January 16, 2023
  • 16
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Angst- en stressgerelateerde
problemen
Zie ook HB


Angststoornissen
Meest prevalent (11% in 2018)

Wat is een angststoornis?
= een psychische stoornis gekenmerkt door een toestand van buitensporigheid of arousal en
gevoelens van vrees, onzekerheid en angst.
Arousal: lichamelijke klachten, neemt toe: reactiever, aandacht focussen,
probleemoplossend vermogen…
 Angst= adaptieve emotie
 Angst binnen angststoornis kan:
o Buitenproportioneel zijn t.o.v. dreiging van situatie
o Constante toestand zijn van spanning zonder specifieke dreiging
o Oorzaak zijn van enorm lijden waardoor normaal functioneren moeilijk wordt
 Lifetimeprevalentie: 30-40%

Kenmerken van angststoornissen
 Fysiologische kenmerken zoals spierspanning, droge mond, zweten
 Cognitieve biases zoals selectieve aandacht naar bedreigende of negatieve informatie
 Dysfunctionele perseveratie/oncontroleerbaarheid van gedachten en gedrag
 Vaak gerelateerd aan specifieke ervaringen (uit kindertijd)
 Comorbiditeit: tussen verschillende angststoornissen of andere PP. Early answer:
chronischer
Specifieke fobie
Definitie specifieke fobie:
= een buitensporige, onredelijke en voortdurende angst getriggerd door een specifieke
situatie of object. (meestal van bewust, niet controleerbaar)
= ontwikkelen van vermijdingsgedragingen.
= angst gedreven door dysfunctionele angstige overtuigingen, ontwikkeld door de persoon
zelf onderhouden angst en bijbehorend vermijdingsgedrag.
 60,2% van de populatie ervaart ‘onredelijke angsten’
 Lifetime prevalentie specifieke fobie: 20% (vrouwen 2X meer dan mannen)
Het hoeft je functioneren niet pers” te verstoren: bv. Vliegangst als je nooit vliegt

,DSM-5 criteria voor specifieke fobie
A. Duidelijke angst of vrees voor een specifiek object of specifieke situatie (zoals
vliegen, hoogtes, dieren, injectie krijgen, bloed zien…)
B. Het object van de fobie ok de fobische situatie roept bijna altijd onmiddelijke angst
op (NB: bij kinderen kan zich dit uiten door huilen, driftbuien, verstijven of
vastklampen)
C. Het object van de fobie of de fobische situatie wordt bewust vermeden, of alleen
verdragen met intense angst of vrees
D. De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat het
specifieke object met zich meebrengt, de sociaal-culturele context in acht genomen.
E. De angst, vrees of vermijding is persisterend en duurt meestal 6 maanden of langer.
Vaak jarenlang aanwezig voor ze op therapie komen.
F. De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of
beperkingen, in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op
andere belangrijke terreinen.
G. De stoornis kan verklaard worden door de aanwezigheid van kenmerken van een
andere psychische stoornis.
zoals bij agorafobie, obsessieve-compulsiebe stoornis, PTSD, sociale-angststoornissen…
Rijangst door eerder ongeval= fobie
Rijangst doordat je misschien een paniekaanval zou kunnen krijgen en daardoor niet meer
rijden= angststoornis

Subgroepen van specifieke fobieën
1. Dier: honden, spinnen…
2. Natuurlijke omgeving: stormen, water, hoogtes…
3. Bloed, injecties, verwondingen: naalden, invasieve medische procedures…
4. Situationeel: vliegen, lift, afgesloten ruimtes…
5. Overige: stikken (anginofobie), overgeven (emetofobie), luide geluiden, clowns…
belangrijk voor behandeling, kunnen niet alles in vakjes proppen.

Etiologie van een specifieke fobie:
 Psychoanalytische benadering
 Klassieke conditionering (zie hoofdstuk 2)
 Biologische benadering-evolutie
 Biologische benadering-neuroimaging
 Meerdere verklaringen voor fobieën
 vanuit biologische en psychologische modellen

PSYCHOANALYTISCHE BENADERING
Case ‘Little Hans’: confrontatie met onderdrukte (paard ipv vader)
 Fobische angst voor paarden (gerelateerd met fobie)
 ‘angst geproduceerd door onderdrukte id impulsen’ fobie als verdediging
 Weinig evidentie

, KLASSIEKE CONDITIONERING:
 Little Albert ed
 Angstgeneralisatie: niet enkel angst voor oorspronkelijke fobische object, ook voor
fobische objecten die daarop lijken. Little Albert: ook bang voor wit konijn, bontjas…
 Kritiek op KC:
o Veel mensen met fobie kunnen zich geen trauma herinneren (vnl. bij
dierfobieën zoals slangen en spinnen en water-en hoogtevrees)
o Niet iedereen die een pijnlijke of traumatische ervaring heeft met een object
of situatie ontwikkelt een fobie
o Fobieën ontwikkelen zich vnl. t.o.v. specifieke objecten of situaties
o KC geeft geen verklaring voor fenomeen van incubatie: neemt toe, geen
dreigend gevaar
 KC kan niet alle fobieën verklaren, maar wel sommige (vnl. wanneer ontwikkeld na
traumatische ervaring)

BIOLOGISCHE BENADERING - EVOLUTIE
BIOLOGICAL PREPAREDNESS (seligman)
 Natuurlijke selectie: biologische predispositie door selectiedruk
 Aangeleerd om angst te associëren met stimuli die gevaarlijk waren voor onze
voorouders (hoogtes, water, slangen…)
 Ondersteuning voor deze therorie door KC studies met ‘angstrelevante’ stimuli
 Ondersteuning door studies naar angst voor slangen bij resusaapjes
NON-ASSOCIATIVE FEAR ACQUISITION MODEL
 Angst voor biologisch relevante stimuli ontwikkelt zich eerder natuurlijk na vroege
ervaringen in de kindertijd (via normaal ontwikkelingsproces)
 Verklaart waarom kinderen tijdens ontwikkelingsstadia angst hebben voor
verschillende stimuli
 Fobie bij volwassenen: wanneer angsten uit de kindertijd zich niet hebben kunnen
aanpassen.
PROBLEMEN MET BIOLOGISCHE BENADERINGEN
 Moeilijk om na te gaan of fobische stimuli wel voor selectiedruk zorgden
 Verklaringen kunnen op post hoc manier zijn geconstrueerd
 Moeilijk te onderbouwen

BIOLOGISCHE BENADERING – NEUROIMAGING
Rol amygdala:
 Vorming en opslag van herinneringen geassocieerd met emotioneel relevante
gebeurtenissen (PTSD)
 Identificeert emotionele input en coördineert dit met info van hogere corticale
gebieden en subcorticale nuclei
 Geeft feedback aan de thalamus voor gepaste motorische actie
 lineaire relatie tussen subjectieve angstervaring en activatie van amygdala!

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gabrielle10. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.04
  • (0)
  Add to cart