Psychologie samenvatting:
Hoofdstuk 1: Hoe hersenen en onze erfelijkheid werken
1.1 Niet-aangeboren hersenletsel (NAH): verzamelnaam voor alle beschadigingen aan de hersenen
die na de geboorte plaats vinden. Tijdens de geboorte: aangeboren hersenletsel.
Een hersen letsel kan leiden tot persoonlijkheidsveranderingen en zorgt voor emotionele
ontregeling, zoals extreem veel angst.
1.2 hersenen, ruggenmerg en alle zenuwuiteinden en zenuwbanen noemen we het zenuwstelsel
(speelt ook een belangrijke rol bij emotionele, motivationele en cognitieve processen). Het is in
feite een besturings- en communicatiesysteem tussen de verschillende hersengebieden
onderling en tussen de hersenen en spieren, organen en zintuigen. Als iets als een reflex werkt,
werkt het autonoom: je kan het niet tegen houden.
Onderverdeling zenuwstelsel: centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en perifeer (aan de
zijkant, zenuwbanen die informatie transporteren van zintuigen naar hersenen of ruggenmerg).
1.3 waaruit bestaat ons centraal zenuwstelsel?
Hersenen en ruggenmerg (id wervelkolom. Bundel van zenuwbanen waarmee informatie wordt
verplaatst en ontvangen). Onze hersenen zitten in een stevige schedel om ze te beschermen.
Daar tussen zit een holte gevuld met vloeistof.
Hersenen bestaan uit 3 belangrijke onderdelen: grote hersenen, kleine hersenen en de
hersenstam.
Grote hersenen: plek waar de complexe cognitieve en emotionele processen plaatsvinden. 4
kwabben; frontaalkwab, slaapkwab, pariëtaalkwab en de achterhoofdkwab. Buitenste gedeelte:
hersenschors/cortex (3mm dikke laag grijze stof). Mensen en dieren kunnen daardoor
ingwikkelde vaardigheden leren. Geen enkel dier heeft zo een omvangrijke cortex als de mens.
Kleine hersenen: zijn vooral verantwoordelijk voor motoriek. Zorgen daarnaast voor andere
functies bij cognitieve processen, zoals aandacht en reguleren van angst. Kh zorgen voor
coördinatie, nauwkeurigheid en timing vd beweging die in de motorische schors vd grote
hersenen zijn opgestart. Beschadigd: bewegingen minder gecoördineerd.
Hersenstam: Verbindt grote hersenen met de kleine hersenen en het ruggenmerg. Bestuurd
belangrijke levensfuncties. Andere taken: voelen v beweging en zwaartekracht, regelen
spijsvertering, hartslag en ademhaling en bloeddruk. Bestuurd dus veel lichaamfuncties die
volautomatisch gaan.
Hersenkwabben: hersenschors bestaat uit 2 delen: linker helft en rechterhersenhelft. We
hebben 1 hersenstam. Elke helft bestaat uit 4 kwabben met elk zijn specialisaties, bij alle
handelingen zijn meerdere kwabben betrokken:
frontaalkwab: voorkant grote hersenen. Rol bij aansturen van willekeurige bewegingen. Houden
zich bezig met je motoriek. Belangrijke vaardigheden: impulscontrole en
concentratievasthouding.
Slaapkwabben: onthouden en herkennen.
Pariëtaalkwabben: registreren en interpreteren lichaamelijke gewaarwordingen (voelen) zoals
temperatuur, pijn of tast.
Achterhoofdkwabben: bezig met gezichtsvermogen zoals herkennen van gezichten of
interpreteren van plaatjes.
Hersenschors bestaat uit 2 hersenhelften. Linkerhersenhelft bestuurt de rechterkant van lichaam en
rechterhersenhelft bestuurt linkerkant van lichaam. = lateralisatie (duidt op verschillen in
,specialisatie vd beide hersenhelften. Verschillen in reguleren v zintuigen, emoties, motoriel enz).
beide helften zijn even belangrijk. Met elkaar verbonden door een hersenbalk (zorgt dat ze
informatie kunnen uitwisselen). Taakverdeling tussen beide delen is niet hetzelfde. Bv links taal en
rechts creativiteit. Karakterschrift en alfabetisch schrift.
Het ruggenmerg speelt een belangrijke rol bij het doorgeven van signalen vd hersenen naar lichaam
en andersom. Rol bij snelle reacties vh lichaam op veranderingen id omgeving. Vorm: reflexen:
reacties die niet zijn tegen te houden. Er heeft dan een schakeling plaatsgevonden in het
ruggenmerg. Dwarslaesie: onderbreking vd zenuwbanen die via het ruggenmerg lopen. Gevolg is
uitval vd zenuwen die onder het niveau vd onderbreking vanuit het ruggenmerg ontspringen.
Gevolg> spieren die zenuwen aansturen raken verlamd.
1.4 uit welke bouwstenen bestaan onze hersenen?
Zenuwcellen: bepaald type lichaamscel dat zich in het zenuwstelsel bevindt. 90 miljard, in
hersenen en ruggenmerg. Verwerken en transporteren informatie en signalen. Circuleert
permanent. Informatie kan van buiten (zien/ruiken) of van binnen (buikpijn) het lichaam komen.
Gliacellen: (meerdere soorten) bevindt ook in zenuwstelsel. Vervullen verschillende functies
zoals aanbrengen van structuur, verwijderen afvalstoffen , aanbrengen isolatiemateriaal
(myeline) en doorgeven informatie. Vroeger gezien als ‘verpakkingsmateriaal’ voor de
zenuwcellen. Eerste functie: ondersteunen zenuwcellen en zorgen dat ze op de juiste plaats
blijven. beschadigde zenuwcellen helpen herstellen en voeren voedingsstoffen aan en
afvalstoffen af. Tweede functie: sommige gliacellen (microglia) beschermen hersenen tegen
infecties en ziektekiemen. Verzwakt als mensen ouder worden, spelen daarom een rol bij de
ziekte van Alzheimer. Derde belangrijke functie: gliacellen maken vet aan (myeline). Gebruikt om
zenuwcellen te isoleren. Informatie kan dan sneller worden doorgegeven. Als myeline wordt
afgebroken kan dat leiden tot oa multiple sclerose (aandoening centraal zenuwstelsel en wrs een
auto-immuunziekte). Ten vierde weten we dat gliacellen een rol vervullen in het doorgeven van
informatie, astrocyten spelen een rol bij de chemische communicatie id hersenen. Ze kunnen
neurotransmitters afbreken en ook aanmaken.
Glia-index: verhouding tussen aantal zenuwcellen en gliacellen.
Lichaam opgebouwd uit cellen (bloedcellen, huidcellen, botcellen en spiercellen) = rond.
Overeenkomst met een zenuwcel: elke cel heeft een celkern (genetische code vh betreffende
organisme). Huid vd cel: celmembraan (scheidingswand tussen binnen en buitenkant ve
lichaamscel). Elke cel bevat vloeistoffen en voedingstoffen. Verschillen lichaamscel (lc) en zenuwcel
(zc):
zc wordt informatie ontvangen, verplaatst en opgeslagen. Informatie is in feite een elektrisch
stroompje. Lc verplaatsen geen elektrische stroompjes.
Vorm lc en zc. Lc is rond en zc is lang en uitgerekt.
Zc hebben onderdelen die ontbreken bij lc. Zoals dendriet: vertakking of uitloper ve zc waarmee
verbinding wordt gelegd met andere zenuwcellen. Ze hebbem contactpuntjes (synapsen) waar
boodschappen van andere zenuwcellen worden ontvangen.
Lc is rond, kan dus alleen maar contact maken met de buurcellen. Onderdeel zc die een lc niet heeft,
is een soort langere staart = axon (uitloper waardoor elektrische impulsen geleid worden).
Axon is omgeven door laagje vet (myeline). Elektrisch signaaltje dat nodig is voor ‘communicatie
binnen zenuwcellen’ kan sneller worden doorgegeven. Lc hebben geen myeline.
Lc (en ook gliacellen) kunnen zich splitsen door in aantaal groeien. Zc kunnen zichzelf niet kopiëren,
hele leven mee doen.
, Onderling verbonden zenuwcellen vormen een netwerk/circuit (zorgt voor een specialisatie of
stuurt een handeling aan. Kenmerkt zich door sterke en veelgebruikte verbindingen tussen
zenuwcellen. Sommige aanwezig bij geboorte, maar ontstaan meetsal door oefening.
Verdwijnen als ze niet gebruikt geworden). Er bestaat dus een wisselwerking tussen de
organisatie van onze hersenen en ons gedrag.
1.5 hoe communiceren zenuwcellen met elkaar?
Twee communicatievormen bij zenuwcellen: elektrische signalen en chemische signalen. Elektrische
signalen spelen zich binnen af. Chemische stofhes worden doorgegeven tussen zenuwcellen.
Elektrische communicatie: op contactpuntjes vd dendrieten ontvangt de zenuwcel (chemische)
signalen van andere zenuwcellen (neuronen). Als zenuwcel voldoende signaal ontvangt > omgezet in
elektrisch signaal. Zo een golf: actiepotentiaal (elektrsiche ontlading die zich verplaatst langs met
name de axon vd zenuwcel. Ook wel vuren). Als elektrische signaal bij axonuiteinden komt, dan
bevindt zich daar een synaps (contactplaats tussen 2 zenuwcellen). De twee zenuwcellen:
presynaptisch neuron, voor de synaps en verstuurt signalen vanuaf axonuiteinde naar de dendriet
van het, postsynaptisch neuron. De neuronen worden door de smal spleetje gescheiden, de
synapsspleet.
Chemische communicatie: elektrisch signaal kan niet over de spleet heen springen. Elektrisch signaal
wordt vertaald in een chemisch signaal. < 2e manier van communiceren in de hersenen. Chemische
stofjes = neurotransmitters (draagt zenuwimpulsen over tussen zenuwcellen door een synaps over
testeken). De receptor is de ontvangstplaats, eigen neurotransmitter heeft eigen receptor.
Hoe wordt in de medische wetenschap de werking van onze hersenen beïnvloed?
Medicatie: hersenen kennen chemische en elektrische als communicatievorm. Medicatie en met
name van pyschofarma is gericht om chemische communicatie te beïnvloeden door invloed uit te
oefenen op de concentratie van neurotransmitters (< beïnvloeden gevoel, bijv pretstofjes).
Concentratie van neurotransmitters wordt ook beïnvloedt door eten/drinken en drugs. Voorbeeld
neurotransmitter: GABA (belangrijke rol bij angst. Weinig GABA= angstiger). Tekort vitamine B1
oorzaak verminderde concentratie GABA. Matig alcohol versterkt = ontspannen. Effect medicatie
verschilt per persoon, afhankelijk hoe hersenen pp werken. Mensen verschillen in hoeveelheid
neurotransmitters die ze zelf produceren en in aantal receptoren dat ze hebben (kan toe of afnemen
als iemand ouder wordt).
Elektrische stimulatie: deep-brainstimulatie (beïnvloeden vd elektrische communicatie id hersenen
met een pacemaker). Pacemaker oefent zijn functie diep in het brein, pacemakers stimuleren delen
hersenen of schakelen uit. Geeft elektrische pulsen aan specifieke gebiden id hersenen. Gebruikt bij
de ziekte van Parkison, om die te bestrijden worden neurostimulator en verlengkabel id hersenen
geplaatst. Deep-brainstimualtie wordt ook bij pyschiatrische en neurologische ziekten (chronische
depressie en pijn) toegepast.
1.6 Waauit bestaat ons perifeer zenuwstelsel?
Het perifeer zenuwstelsel is het netwerk van zenuwbanen dat de verbinding tussen centraal
zenuw stelsel en spieren en zintuigen vormt. Het bestaat uit motorische zenuwbanen (centraal
zenuwstelsel naar spieren/klieren/ingewanden) die informatie vd hersenen aan de spieren
doorgeven en uit sensorische zenuwbanen (geven informatie vanuit zintuigen aan het centraal
zenuwstelsel) die de hersenen van informatie voorzien over zintuigelijke waarnemingen, zoals
pijn/warmte/kou. 3 ontvangstplaatsen zenuwbanen: 1. Hersenen (twee zenuwbanen: kijken en
, ruiken). 2. Tien paren id hersenstam uitkomen (oogbewegingen/slikken/slikbewegingen enz). 3.
Meeste paren uit het ruggenmerg, 31. Verlaten ruggenmerg via uitsparingen tussen de wervels.
Het perifeer zenuwstelsel heeft 2 functionele onderdelen: somatisch zenuwstelsel en autonoom
zenuwstelsel.
Somatisch zenuwstelsel: willekeurige spieren worden aangestuurd, meestal skeletspieren die
aangespannen kunnen worden. Somatisch zenuwstelsel is verantwoordelijk voor beweging,tast,
postitiezin en waarneming van temperatuur en pijn.
Autonoom zenuwstelsel: zorgt voor aansturen van klieren en ingewanden.
Autonoom=zelfcontrolerend. Stuurt onwilllekeurige spieren aan, spieren zonder overnatedenken.
Bv darmspieren/spieren rond je oog. Niet met een ‘wil’ in of uitschakelen.
Sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel: twee tegengestelde werkwijzen autonome
zenuwstelsel. Sympatische(stuurt processen die veel energie kosten en bereidt het
lichaam voor op actie): spoort het lichaam aan tot actie. Actief zijn = dominant. ook
actief bij psychologische redenen waardoor lichaam onder hoge druk komt te staan.
Lichamelijke reactie als iemand in gevaar is en hard moet vluchten pf vechten: flight-or
fightreactie.
Parasympatische (stuurt processen aan die herstel vh lichaam bevorderen): ontspanning
en rust. Als je ontspannen bent, dan domineert dit onderdeel vh zenuwstelsel.
Chronische stress: geen goede balans, sympatische kant te lang actief = ontregeling
stresssysteem enz.
1.7 Hoe komt onze erfelijke aanleg tot stand?
Nature-nurture debat: is de discussie over de vraag of gedrag bepaald wordt door genen of
door omgevingsinvloed. Mensen hebben een erfelijke aanleg nodig voor bepaalde dingen.
Denk aan taal of spreken.< leren het door ontwikkeling.
Chromosomen, DNA en genen: genetica: erfelijkheidsleer. Chromosoom: drager van een
deel van het DNA van een organisme. Elke menselijke lichaamscel heeft een paar van 23
chromosomen. Paar bestaat uit 2 dezelfde chromosomen, dus iedere lichaamscel heeft in
totaal 46 chromosomen.23e chromosoom is het geslachtschromosoom. Man: XY vrouw: XX.
Elk organisme draagt informatie in de vorm van DNA. Genen zijn stukjes DNA die een
erfelijke code bevatten, onderdeel chromosomen. Bij polygenie/polygenetische erfelijkheid
zijn voor het tot stand komen van één kenmerk meerdere genen verantwoordelijk. Genen
moeten samenwerken, meeste eigenschappen het geval.
Recessieve en dominatie genen: dominante kopie bepalen de zichtbare eigenschap.
Dominant > recessief. Recessieve genen komen alleen tot uiting als de dominante
eigenschap ontbreekt.
Genotype en fenotype: Genotype: de verzameling erfelijke eigenschappen van een persoon
die hij heeft
'gekregen' van zijn biologische ouders. Het is over het algemeen niet zichtbaar aan een
persoon.
Fenotype: het (vaak zichtbare) resultaat van de interactie tussen het genotype en de
omgeving. Voorbeelden zijn lichamelijke kenmerken zoals lengte, gewicht, kleur van de
ogen, maar ook psychische kenmerken zoals intelligentie, verlegenheid of psychische
stoornissen. Fenotype wordt beïnvloed door zowel erfelijke aanleg (het genotype) als
door de omgevingen waarbinnen we opgroeien en waarbinnen we nu functioneren. Vb.
lengte is afhankelijk van de genen die je mee krijgt en van je omgeving zoals kwaliteit
van voedsel en slaap.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elo25. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.