Maturatie: autonome ontplooiing volgens een genetisch plan
Fasetheorie:
• Freud over psychoseksuele ontwikkeling: in elke fase is biologisch genot steeds gericht op een ander
deel van het lichaam
• Piaget: 4 fases van cognitieve ontwikkeling
Social Learning theorie: we ontwikkelen door te imiteren + we hoeven de consequenties van gedrag niet zelf
te ondervinden om te leren
Evolutionaire psychologie: relateert sociale gedragspatronen en persoonlijkheidseigenschappen aan
genetische erfenis
Imprinting: vasthechten aan 1e levende wezen dat BV een gans ziet wnr die uit het ei komt
Bio-ecologisch model: model van Bronfenbrenner: er zijn op verschillende niveaus (micro-, meso-, exo-,
macro- en chronosysteem) invloeden op ontwikkeling ➔ ontwikkeling kan pas worden begrepen als we in
ogenschouw nemen hoe een persoon in elk van deze niveaus past
Gevoelige periode: periode waarin bepaalde vermogens optimaal naar voor komen
Kritieke periode: beperkte tijdspanne waarbinnen men meer vatbaar is voor omgevingsinvloeden die
specifieke en permanente veranderingen tot gevolg hebben
Genotype omgevingseffecten:
• Passief: ouders creëren omgevingen passend bij het kind, omdat hij genetisch op hen lijkt
• Actief: kind neemt uit omgeving alleen op wat aansluit bij zijn erfelijke aanleg
• Evocatief: genen vh kind lokken een bepaalde omgeving uit
Triune Brain model: model over de evolutie van de hersenen en het gedrag
Synaptogenese: verbindingen tussen neuronen die veel gebruikt worden, zullen sterke ‘lijnen’ worden
Pruning: wnr een bepaalde verbinding tussen bepaalde neuronen niet gebruikt wordt, verdwijnt deze ➔
‘snoeien van neuronen’
Assimilatie: stimulus wordt geïnterpreteerd ifv bestaande gedachtepatronen ➔ oude schema’s versterkt
Accommodatie: veranderingen in bestaande manier van denken of gedrag in reactie op ontmoetingen met
nieuwe gebeurtenissen ➔ creëren van nieuwe schema’s
, Primaire circulaire reactie: herhalende activiteiten gericht op het lichaam vd baby omdat ze leuk zijn BV
duimzuigen
Secundaire circulaire reactie: herhalende activiteiten gericht op de omgeving BV rammelaar in wieg schudden:
maakt geluid, moeder reageert
Tertiaire circulaire reactie: BV kind laat speelgoed steeds vanuit andere positie op de grond vallen en heeft
aandacht voor de consequenties van de wijziging
Primitief redeneren: kinderen kennen het antwoord op allerlei vragen, maar er is geen logische basis voor
deze veronderstelling ➔ kind maakt voorstellingen en invullingen van dingen die het kent dmv fantasie
Conservatie: inzien dat een hoeveelheid onveranderd blijft zolang er niet wordt bijgevoegd of weggenomen,
wat men er verder ook aan verandert ➔ een verandering in 1 dimensie betekent niet noodzakelijk dat andere
dimensies ook veranderd zijn
Inductief redeneren: vanuit een specifieke observatie kijken of je een generalisatie kan vaststellen
Hypothetisch redeneren: Vertrekkende vanuit een algemene theorie kunnen adolescenten verklaringen voor
specifiekere situaties afleiden
Propositioneel denken: Gebruik van abstracte logica ook in afwezigheid van concrete voorbeelden
Combinatorisch denken: soms is er een combinatie van elementen nodig om tot gewenste resultaat te komen
Imaginair publiek: fictieve toeschouwers die veel aandacht geven aan eigen gedrag (egocentrisme)
Persoonlijke fabels: overtuigd dat wat zij meemaken bijzonder en uniek is en met niemand anders gebeurt
(egocentrisme)
Sensorisch geheugen: geheugen met alle zintuiglijke info
Werkgeheugen: = kortetermijngeheugen, verzameling van cognitieve processen die het mogelijk maken om
info tijdelijk toegankelijk te houden en mentale taken uit te voeren
Rehearsal: herhalen van info
Cognitieve elaboratie: koppeling van mentale beelden aan de info die men wil herinneren
Expliciet geheugen: declaratief geheugen: Bevat bewuste herinneringen die doelbewust worden opgehaald
Impliciet geheugen: = niet-declaratief geheugen: we zijn ons niet bewust vd kennis die daarin is opgeslagen
Recentheidseffect autiobiografisch geheugen: dingen uit laatste 5j herinner je je goed
Reminiscentiebult: herinneringen uit adolescentie sterkst, veel dingen voor het eerst
Infantiele amnesie: afwezigheid van herinneringen aan persoonlijke ervaringen voor het 3e levensjaar en
weinig voor de leeftijd van 5j
Source monitoring: oorsprong of bron van herinneringen zoeken
Metageheugen: Besef van geheugenprocessen, kennis over het geheugen
Selectieve aandacht: het richten vd aandacht uit vrije wil, zonder afgeleid te worden
Verdeelde aandacht: het richten van de aandacht op meerdere aspecten/taken tegelijk
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller camilledecoster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.