Test Bank For Biology: A Global Approach, 12th Edition by Neil A. Campbell
Campbell Biology - Chapter 2 Summary
All for this textbook (2)
Written for
Hogeschool Rotterdam (HR)
Lerarenopleiding 2e graad Biologie
Diversiteit Dieren (BIODIV02X)
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
Angel1234
Reviews received
Content preview
Algemene informatie: diversiteit dieren
Hoofdstuk 32.1
Alle dieren delen vijf gezamenlijke kenmerken (met enkele uitzonderingen):
− Meercellig
− Heterotroof
− Eukaryoot
− Hebben weefsels
− Kenmerkende embryonale ontwikkeling
In drie vaardigheden verschillen dieren van andere organismen:
− Voedingswijze
− Celtype en specialisatie (niet in bezit zijn van een celwand & zenuw-/spierweefsel)
− Voortplanting en embryonale ontwikkeling (klievingsdeling)
De fases van embryonale ontwikkeling:
− Bevruchting van de eicel door de zaadcel leidt tot een diploïde zygote.
− Door klievingsdeling blijft het klompje cellen even groot en bereikt na het acht-cellige
stadium de morula-fase.
− Op het moment dat het klompje cellen groter wordt dan de beginnende omvang en een
blastocoel (een holle binnenkant) ontwikkeld noemen we het de blastula.
− Na een kleine groei zal er een proces van gastrulatie beginnen, waarbij aan de ene
kant van het blaasje de buitenkant naar binnen wordt gezogen.
− Het klompje cellen zal vanaf dat moment de gastrula genoemd worden en er ontstaan
verschillende lagen weefsel.
− De binnenkant wordt entoderm en de buitenkant wordt ectoderm genoemd. De laag
ertussen wordt mesoderm genoemd.
Levenscyclus van de meeste dieren:
− Larve (niet geslachtsrijp, morfologisch niet lijkend op volwassen dier)
− Juveniel (niet geslachtrijp, morfologisch lijkt het op het volwassen dier)
− Volwassen (geslachtsrijp)
Hox-genen:
− Alle dieren (behalve sponzen), hebben hox-genen die de embryonale ontwikkeling
bepalen.
− Hox-genen geven een code af aan het vroegembryonale stadium van cellen om de
plek van de kop en de staart aan te geven.
− Dit verklaart waardoor bij veel dieren de vroege embryonale ontwikkeling er hetzelfde
uitziet.
Formatieve toets: 90%
,Hoofdstuk 32.2
Voorouder van de dieren:
− Met DNA-onderzoek is er een organisme gevonden die veel wegheeft van een cel in
een spons en andere dieren.
− Choanoflagellaten (eencellige, eukaryoot) lijken het meest op de choanocyt (een
kraagcel in een spons).
− Beide cellen bevatten bijna identieke cadherine proteïne (hechtingeiwitten om cellen
aan elkaar te binden), het enige verschil is dat het dierlijke cel een CCD-gedeelte in
de keten heeft.
De vier verschillende tijdperken:
− Neoproterozoic (1 miljard tot 541 miljoen jaar geleden)
− Paleozoic (541 tot 252 miljoen jaar geleden)
− Mesozoic (252 tot 66 miljoen jaar geleden)
− Cenozoic (66 miljoen jaar geleden tot heden)
Neoproterozoic:
− Eerste dieren, met voornamelijk zachte lichaamsdelen die radicaal symmetrisch zijn.
− De dieren leefde in een Ediacarische biota (vernoemd naar de bergen in Australië).
− Eerste predatie waargenomen (zie foto van Cloudina’s boorgatje).
− Door predatie begon de langzame opkomst van dierlijke variatie.
Paleozoic:
− Het tijdperk begon met een Cambrische explosie (een groei aan diersoorten).
− De groei was te danken aan de predatie die begon in het vorige tijdperk, waardoor
dieren zich steeds meer moesten aanpassen (hypothese).
− De groei kan ook komen door de vergrote hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer,
waardoor grotere dieren ook konden leven (hypothese).
− Als laatste kan de hox-genencomplexiteit toegenomen zijn, waardoor er meer dieren
ontstonden (hypothese).
− In die tijd ontstonden ook veel verschillende bilaterale dieren die een complete
spijsvertering hadden (van mond tot anus).
− Steeds meer dieren gaan vanuit het water richting het land.
Mesozoic:
− Dinosaurussen leefde al een tijd aan land, net als vogels.
− De eerste kleine zoogdieren ontstonden die voornamelijk insecten aten en ’s nachts
actief waren.
− Er ontstond een grotere variatie aan planten en insecten op het land.
− Voor het tentamen wordt dit onderdeel niet getoetst.
, Cenozoic:
− Begin van het tijdperk was er een massa-extinctie, waarbij veel grote dieren
uitstierven.
− Zoogdieren werden een stukje groter.
− De temperaturen op aarde werden lager.
− Voor het tentamen wordt dit onderdeel niet getoetst.
Bij deze paragraaf hoort rekenvaardige skill!
Formatieve toets: 90%
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Angel1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.