Samenvatting leerboek kinder-en jeugdpsychiatrie van
Verhulst
Inhoud
Samenvatting leerboek kinder-en jeugdpsychiatrie van Verhulst..........................................................1
Autismespectrumstoornis......................................................................................................................9
Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD).......................................................................18
Gedragsstoornissen..............................................................................................................................27
Angststoornis........................................................................................................................................32
Posttraumatische stressstoornis...........................................................................................................39
Obsessief-compulsieve stoornis (OCS).................................................................................................43
Stemmingsstoornissen.........................................................................................................................45
Schizofreniespectrumstoornissen en andere psychosen......................................................................52
Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen......................................................................57
Eetstoornissen......................................................................................................................................60
Tic stoornissen......................................................................................................................................64
Psychiatrische stoornissen bij jonge kinderen......................................................................................67
Voedingsstoornissen............................................................................................................................70
Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie en diagnostiek
Kinder- en jeugdpsychiatrie is een medisch specialisme. Het houdt zicht bezig met het diagnosticeren
en behandelen van kinderen en jeugdigen met psychische stoornissen.
Wat is een psychische stoornis? Een samenstel van problemen op het gebied van de cognitieve
functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon. Deze problemen zijn een uiting van een
disfunctie in de psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan
het psychische functioneren.
Psychische stoornissen gaan gepaard met lijden en/of sociaal disfunctioneren.
Het wetenschappelijk fundament van de psychiatrie wordt gevormd door het domein van de
psychopathologie, dit wordt gedefinieerd als de wetenschap of studie van het geestelijk of psychisch
lijden.
Psychopathologie slaat op de theoretische en empirische kennis van psychische stoornissen en
processen die tot stoornissen leiden.
Voor de kinder- en jeugdpsychiatrie wordt aan de psychopathologie als wetenschappelijk domein
een dimensie toegevoegd, namelijk het ontwikkelingsperspectief. Kennis van lichamelijke, cognitieve,
emotionele en sociale ontwikkeling is onontbeerlijk om het ontstaan en het beloop van psychische
stoornissen te begrijpen.
De psychiatrie verenigt twee benaderingen: een empathisch begrijpende of verstehende versus een
systematisch, rationeel-verklarende of erklärende. In de praktijk zal een hulpverlener moeten
,schakelen tussen het toepassen van op algemene wetmatigheden rustende wetenschappelijke
kennis en het intuïtief-empathisch kunnen begrijpen van unieke kenmerken en achtergronden van
het individu. Het gaat in de kinder- en jeugdpsychiatrie niet alleen om het individu kind, maar ook om
het gezin dat onder de stoornis van het kind of de jeugdige lijdt en een rol kan spelen in het ontstaan
en beloop van een stoornis.
Kind- en jeugdpsychiatrie -> monodisciplinair vak, maar instellingen werken veel al multidisciplinair
waar binnen de psychiater de regie voert binnen een multidisciplinair team. Dit soort psychiatrie
richt zich op kinderen van 0 tot en met 18 jaar.
Verschil kinderpsychiatrie en de psychiatrie van volwassenen
- Kinderen en jeugdigen zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen.
- Kinderen en jeugdigen zijn afhankelijk van het gezin en hun functioneren houdt vaak direct
verband met de gezinssituatie.
- Bij het beoordelen van problemen bij kinderen en jeugdigen speelt de ontwikkeling een
centrale rol.
- Bij het diagnostisch onderzoek van kinderen en jeugdigen worden gegevens van andere
informaten dan de patiënt zelf sterk meegewogen.
- Interventietechnieken en de organisatie van zorg voor kinderen en jeugdigen wijken af van
die voor volwassenen.
Kinder- en jeugdpsychiatrie richt zich op de diagnostiek en behandeling van ernstige problemen die
het dagelijks functioneren belemmeren en die met lijden gepaard gaan. Dit zijn dus geen problemen
die ‘aan de keukentafel’ opgelost kunnen worden.
Het diagnostische proces bestaat uit twee onderdelen
1. Het verkrijgen van informatie over klachten en symptomen (het diagnostisch onderzoek) en;
2. Het maken van een samenvattende conclusie (het stellen van een diagnose).
Deze twee onderdelen zijn nodig om de beste behandeling te kunnen kiezen.
Gedrag van kinderen en jeugdigen kan sterk variëren, afhankelijk van de context. VB: een kind kan in
de klas druk en ongeconcentreerd zijn, maar thuis niet.
Om een goed beeld te krijgen van de problemen van een kind of jeugdige is het nodig om informatie
vanuit verschillende bronnen te krijgen. De belangrijkste bronnen zijn;
- De ouders: zijn meestal goed op de hoogte van het functioneren van hun kind in de
thuissituatie, zowel s ’nachts als overdag. Hun visie op het functioneren van het kind is
doorslaggevend bij het zoeken van hulp.
- Leerkrachten: kunnen informatie geven over de schoolprestaties en het sociale functioneren
van kinderen en kunnen het gedrag van kinderen observeren in een taakgerichte situatie.
Bovendien kunnen zij het gedrag van een individueel kind vergelijken met dat van
leeftijdsgenoten.
- Kinderen en jeugdigen zelf: kunnen goed informatie geven over hun eigen gevoelens (VB:
depressieve gevoelens of angst) en gedachten (VB: dwanggedachten of suïcide gedachten).
Ook kunnen zij inzicht geven in activiteiten buitenshuis die zij het liefst voor ouders en
leerkrachten verborgen houden, zoals antisociaal gedrag of middelengebruik.
, - Hulpverleners: zijn in de gelegenheid om het kind of jeugdige te onderzoeken. De arts kan
lichamelijk onderzoek verrichten en technisch onderzoek laten doen zoals
laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek, genetisch onderzoek of neurofysiologisch
onderzoek. De psycholoog of pedagoog kan cognitieve functies onderzoeken met behulp van
psychologische tests. Ook kan de hulpverlener de belevingswereld (de fantasieën van kind of
jeugdige) exploreren en de reactie op een eventuele interventie doen.
De informatie van informaten kan nogal verschillen en soms tegenstrijdig zijn. Dit heeft met name te
maken met de verschillen in de relatie die informaten tot het kind of d jeugdige hebben, met
verschillen in context waarin zij het kind of de jeugdige meemaken en met verschillen in perceptie
van gedrag.
Het verzamelen van diagnostische gegevens -> een proces van opsporen van kenmerken die het ene
individu onderscheiden van andere individuen. Deze kenmerken kunnen het probleemgedrag zijn, de
cognitieve, sociaal-emotionele en motorische functies, lichamelijke afwijkingen en biologische
kenmerken (fysiologische, chemische kenmerken, structurele hersenkenmerken of hersenfunctie).
Drie methoden om diagnostische gegevens te verkrijgen:
- Ongestructureerde methoden: bijvoorbeeld om met ouders in gesprek te gaan, met het kind
of de jeugdige of observaties tijdens het gesprek, een test in de klas.
- Gestructureerde methoden: bijvoorbeeld het laten invullen van vragenlijsten door ouders,
leerkracht of jeugdige zelf, het afnemen van gestandaardiseerde interviews of het verrichten
van gestandaardiseerde observaties.
- Gestandaardiseerde tests of onderzoeken: bijvoorbeeld het algemeen lichamelijk en
neurologisch onderzoek, een psychologische test en technisch onderzoek (fysiologisch
onderzoek, beeldvormend hersenonderzoek, genetisch onderzoek, etc.)
Onderdelen van het diagnostisch onderzoek
1. Informatie van ouders: reden voor het zoeken van hulp, de hoofdklacht, de
ontwikkelingsanamnese, de gezins- en familieanamnese en gegevens over het dagelijks
functioneren van het kind of de jeugdige.
2. Informatie van de leerkracht: informatie over leerprestaties, het gedrag van het kind of de
jeugdige in de klas of op het schoolplein, de relatie tot de leerkracht en medeleerlingen en
het schoolklimaat (ziekteverzuim, orde in de klas, verzorging van de omgeving, contact met
ouders)
3. Informatie van het kind of jeugdige:
a. Onderzoek naar de cognitieve functies en het sociaal-emotioneel functioneren met
behulp van gestandaardiseerde psychologische tests.
b. Lichamelijk en technisch onderzoek; zoals chemisch onderzoek, beeldvormend
hersenonderzoek, genetisch onderzoek of (psycho)fysiologisch onderzoek
c. Het gesprek met het kind of jeugdige, inclusief observaties tijdens het gesprek.
Het hulpverleningsproces
De aanmelding
Meestal geven de ouders of de leerkracht (en soms andere volwassenen zoals de huisarts) aan dat zij
gespecialiseerde hulp noodzakelijk achten. Bij jonge kinderen zijn dit de ouders die deze beslissing
nemen, maar naarmate het kind ouder is, zal zijn medewerking een voorwaarde zijn voor het krijgen
van hulp. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar is volgens de wet zowel instemming van het kind als
, van de ouders nodig voor het krijgen van hulp. Na het 16 e jaar kan een jeugdige geheel zelfstandig
hulp zoeken, meestal komen ouders met hun kind samen voor een eerste gesprek.
De hulpvraag en het uitdiepen van de hoofdklacht
Als eerst wordt de reden van komst uitgevraagd. Veel psychiatrische stoornissen bij kinderen en
jeugdigen beginnen niet acuut, maar ontstaan geleidelijk. De vraag die in de eerste instantie
beantwoord moet worden, is dan ook waarom voor dit kind of deze jeugdige en juist op dit moment
hulp wordt gevraagd. Ouders zijn vaak niet geïnteresseerd in een diagnose maar willen dat er wat
gedaan wordt aan het probleem dat wordt ervaren. Een andere mogelijkheid is dat de omgeving druk
uitoefent om hulp te zoeken, terwijl ouders zelf geen probleem ervaren bij hun kinderen.
Ouders hebben ook zelf ideeën wat er aan de hand is met hun kind. Dit hebben zij bijvoorbeeld
opgedaan via het internet waarbij ze al een verwachting hebben van welke hulp jij ze gaat bieden.
Het is belangrijk om een beeld te krijgen van de ernst en urgentie van de problemen. Samengevat
komen in eerste instantie de volgende aspecten aan de orde.
- Nagaan van de aanleiding voor het zoeken van hulp
- Schatten van de aard en ernst van de problemen
- Nagaan hoe urgent de problemen zijn
- Nagaan wat het effect is van de problemen op het functioneren van het kind op school, in het
gezin en met leeftijdgenoten
- Nagaan van de reactie van de omgeving op het probleemgedrag
- Nagaan van het beloop van de problemen in de tijd
- Nagaan van de aanwezigheid van eventuele oorzakelijke, luxerende of in standhoudende of
bevorderende factoren
- Nagaan wat ouders of school al aan de problemen hebben gedaan
- Vragen naar eerdere hulpverleningscontacten
- Nagaan wat de verwachtingen zijn van de hulpverlening
- Inwinnen van informatie bij eerdere hulpverleners of de leerkracht
- Uitleg geven over de volgende gesprekken of onderzoeken.
Vragenlijsten
Hulpverleners hebben over het algemeen voorkeur om direct contact te hebben met ouders, gezin,
kind of jeugdige in de vorm van een gesprek. Dit heeft voordelen omdat een goede communicatie en
begrip de basis vormen voor verdere hulpverlening. Een gesprek is minder voor de hand liggend als
middel om een grote hoeveelheid routine-informatie te verkrijgen. Ook is de betrouwbaarheid (in de
zin van herhaalbaarheid) van ongestandaardiseerde gesprekken gering.
Voor het krijgen van betrouwbare en valide informatie hebben gestandaardiseerde methoden de
voorkeur. Gestandaardiseerde methoden zijn vragenlijsten waarmee gedrags- en emotionele
problemen bij kinderen en jeugdigen vast te stellen zijn. ze hebben ook het voordeel dat ze
gemakkelijk af te nemen zijn en goedkoop zijn.
Vragenlijsten zijn ook geschikt voor het inwinnen van informatie over de gezinssamenstelling, het
beroep van de ouders, vroegere ziekten van het kind of de jeugdige, levensgebeurtenissen en een deel
van de ontwikkelingsanamnese. Een nadeel van vragenlijsten is dat er niet direct doorgevraagd kan
worden op de antwoorden. Een ander nadeel is dat problemen die niet in de vragenlijst staan
vermeld ook niet aan de orde komen. Vragenlijsten zijn dus een nuttig hulpmiddel maar niet bedoeld
om het diagnostisch proces te vervangen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsevkl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.