1. Welke lichamen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
Artikel 1 Wet Vpb bepaalt dat onder de naam vennootschapsbelasting een directe belasting wordt
geheven van de lichamen genoemd in het tweede en derde artikel van dezelfde wet:
- BV’s;
- NV’s ;
- Andere vennootschappen die een in aandelen verdeeld kapitaal;
- Open commanditaire vennootschappen
- Coöperaties en vereniggingen op coöperatieve grondslag;
- Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslag als
verzekeraar of bank optreden;
- Fondsen voor gemene rekening;
- SE’s;
- SCE’s;
- Woningcorporaties;
- Omgekeerde hybrides.
Grofweg gezegd vallen dus twee typen bedrijven onder de vennootschapsbelasting: het midden- en
kleinbedrijf (MKB) en het grootbedrijf (waaronder voornamelijk mno’s). Daarnaast zijn de
bovengenoemde lichamen onbeperkt belastingplichtig, dit komt omdat zij op grond van art. 2 lid 6
worden geacht met behulp van hun gehele vermogen een onderneming te drijven.
Daarnaast heb je ook nog de stichting en de verenigingen. Deze worden in de heffing van de
vennootschapsbelasting betrokken indien en voor zover zij een materiële onderneming drijven (zie
art. 3.4 IB voor definitie van een materiele onderneming: een duurzame organisatie van arbeid en
kapitaal die voor deelname aan het economische verkeer beoogt winst te halen). Voor stichtingen en
verenigingen geldt een breder ondernemingsbegrip: een met een onderneming uiterlijk
overeenkomende werkzaamheid waarmee in concurrentie wordt getreden met de profitsector, is bij
wetsfictie een onderneming (art. 4 onder a Vpb).
2. Welke activiteiten vallen onder de belastingplicht? Maakt het daarbij nog uit of sprake is van
een vereniging of een BV?
Is dat 4.6.2? zo ja, zie schrift.
3. Wat is het tarief in de vennootschapsbelasting?
De tariefstructuur is opgenomen in art. 22 Vpb en ziet er voor 2022 er zo uit:
- De winst tot 395.000 wordt belast tegen 15%
- De winst vanaf 395.000 wordt belast tegen 25,8%
De afgelopen jaren zijn de tarieven van de vennootschapsbelasting gedaald. Zo was het algemene
tarief in 2004 nog 34,5%, maar is dus gedaald naar 25,8%. De belastingconcurrentie tussen landen
zorgt voor een ‘race to the bottom’. Deze verlagingen zijn dus met het oog op verbetering van het
Nederlandse fiscale vestigingsklimaat.
Overigens zijn de verlagingen geen cadeau voor bedrijven. Een groot deel van de verlagingen zijn
binnen de vennootschapsbelasting gefinancierd. Dat wil zeggen dat het wettelijk tarief weliswaar is
verlaagd, maar dat de belastinggrondslag wordt verhoogd (door het afschaffen van bepaalde
aftrekposten etc.)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller koraysevilmis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.30. You're not tied to anything after your purchase.