100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Filosofie Scepticisme Samenvatting a.d.h.v. eindtermen (H1-5 incl. primaire teksten) $5.92   Add to cart

Summary

Filosofie Scepticisme Samenvatting a.d.h.v. eindtermen (H1-5 incl. primaire teksten)

22 reviews
 1287 views  35 purchases
  • Course
  • Level
  • Book

Een volledige samenvatting van het boek Het voordeel van de twijfel voor het eindexamen filosofie over wetenschapsfilosofie/scepticisme adhv de eindtermen. Er zullen sommige delen uit het boek dus ontbreken maar voor het CE is het als het goed is volledig toereikend. Ook is er bij sommige onderde...

[Show more]

Preview 5 out of 45  pages

  • Yes
  • April 24, 2016
  • 45
  • 2015/2016
  • Summary
  • Secondary school
  • 6

22  reviews

review-writer-avatar

By: rogercoucke • 5 year ago

review-writer-avatar

By: sebastiaanwachtberger • 6 year ago

review-writer-avatar

By: luukmeindertvandersteen • 6 year ago

review-writer-avatar

By: sevgi_atmaca • 6 year ago

review-writer-avatar

By: charlottek99 • 7 year ago

review-writer-avatar

By: marjonfreijssen • 7 year ago

review-writer-avatar

By: leeuwtje03 • 6 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
1


Filosofie Syllabus Centraal examen 2016 – Scepticisme
Samenvatting a.d.h.v. de eindtermen, gemaakt door Yoëlle van Driel

Hoofdstuk 1 – Scepticisme op scherp gesteld
4 De kandidaten kunnen aan de hand van een voorbeeld aangeven wat “gerede twijfel” inhoudt en
uitleggen wat het verband is tussen “gerede twijfel” en een sceptische houding.
Gerede twijfel: door het aankaarten van een ‘redelijk’ alternatief scenario gaat men twijfelen
aan een andere scenario, geen van beide aanzienlijk sterkere steun (bijv.
strafzaak>praktisch)
Scepticisme illustreert doormiddel van alternatieve scenario’s het fundamentele probleem
van onze kennis; uiteindelijk is niets helemaal zeker. (theoretisch, scenario’s minder snel
verworpen)
Sceptische houding: houding waarin je gelooft dat we niets zeker kunnen weten als gevolg
van het accepteren van het bestaan van een alternatief/sceptisch scenario

5 De kandidaten kunnen uitleggen wat metafysisch, epistemologisch en conceptueel scepticisme Metafysisch
inhouden en deze vormen van scepticisme toepassen, bekritiseren en evalueren.
Epistemologisch
Scepticisme: bevraagt alle zekerheden => destructief
 Metafysisch scepticisme: vragen over de opvatting van de werkelijkheid Conceptueel
>niets wat buiten ons gebeurd is zeker (óf er iets bestaat) noch kenbaar=toegankelijk
(wat bestaat er dan?)
- Onwenselijk in samenleving: alle overtuigingen en ons handelen gebaseerd op het
idee dat er wel een buitenwereld is
 Epistemologisch scepticisme: bekritiseren kennis
Er is een buitenwereld en we hebben toegang tot die buitenwereld maar we hebben
nooit échte kennis > er is altijd een andere mogelijkheid (echtheid)
- Probleem: zo zouden we alle kennis overboord kunnen gooien want we kunnen
nooit zeker weten of we wel iets weten.
 Conceptueel scepticisme: nooit complete toegang tot het bewustzijn van iemand
anders > communicatie met “andere geesten” onmogelijk > nooit zeker wat een ander
ervaart of bedoelt > kennis overdragen onmogelijk want dan zou kennis slechts
gebaseerd zijn op een vermoeden van wat de ander bedoelt.
 Activistisch/wetenschappelijk scepticisme

6 De kandidaten kunnen het onderscheid aangeven tussen pyrronistische en academische scepsis.
Sextus Empiricus is een bekende (en antieke) pyrronistische scepticus; “drie mogelijkheden
als mensen iets zoeken (met betrekking tot de waarheid)”:
 Dogmatici: menen de waarheid gevonden te hebben
 Academici: vinden de waarheid niet, verklaren dat niets zeker is en dat de waarheid
ongrijpbaar en onvindbaar is
 Sceptici: blijft zoeken naar de waarheid

Academische scepticisme: ontkent elke vorm van kennis > niets is kenbaar
Kritiek van Sextus: vasthouden aan geloof dat er nog steeds een beperkte claim tot
ware kennis is (namelijk er is niets)
Pyrronistische scepsis: kennis is en blijft altijd subjectief (je kunt alleen zeggen wat voor jou
op een bepaald moment het geval is). Objectieve kennis blijft noodzakelijk buiten mijn
persoonlijke bereik (geen toegang tot de werkelijkheid) > dat hebben we nog niet kunnen
vinden

, 2



Frege
1e Rijk: Waarneembare entiteit
2e Rijk: mijn geest
3e Rijk: niet waarneembare entiteiten
“Proposities zijn slechts rapportages over hoe ik over de “p’s” (uit het 1e Rijk) denk, hoe ik
denk dat iets in het 1e Rijk in elkaar zit”
>>> objectieve kennis van de externe realiteit kan niet bestaan


7 De kandidaten kunnen uitleggen wat wordt bedoeld met de pyrronistische problematiek en deze
problematiek op theoretisch, psychologisch en dialectisch niveau interpreteren.
Het pyrronistische probleem komt alleen/voornamelijk voor bij sceptici.
Pyrronistische problematiek: voor elk denkbaar onderwerp bestaan tegengestelde
meningen en voor al die meningen kan een filosoof een overtuigende beredenering en
argumentatie opzetten. Er zijn geen onafhankelijke middelen waarmee we uit kunnen maken
wat goed of verkeerd is. Hierdoor lijkt niets ons zeker.
‘Isosthenie’ (isostheneia): de gelijke kracht of gelijkwaardigheid van tegengestelde
argumenten. Dit is de slotsom van alle (tegengestelde) argumenten.
>>> hierdoor is kennis onmogelijk
Uiteindelijk zullen wij al onze oordelen ‘opschorten’ (epochè); we zijn niet langer stellig in
onze opvattingen. Dit geeft ons (sceptici) innerlijke rust (=ataraxia) > blijmoedigheid.
** Dit laatste (epochè) lijkt de pyrronist als sceptici tegen te spreken, hij zou immers niet
meer verder zoeken terwijl hij als scepticus altijd zal doorzoeken. Het belang van de epochè
is volgens Sextus het belangrijkste. **

Psychologische/praktische kern van het pyrronistische problematiek: omdat we
evenveel (en gelijkwaardige) “voor” als “tegen” argumenten kunnen opzetten en dus geen
goede doordachte keuze kunnen maken, besluiten we om helemaal geen keuze te maken en
ons niet langer druk te maken over de hele kwestie.
Dialectisch de kern van het pyrronistische problematiek: Op basis van isosthenie kan
een neutrale observator onmogelijk tot een voorkeur komen, tenzij hij stiekem al een
voorkeur had en dus niet als een neutrale observator beschouwd kan worden.
(Kennis)theoretische kern van pyrronistische probleem: het is onmogelijk voor eindige
wezens (zoals mens) om verantwoorde overtuigingen te hebben.

8 De kandidaten kunnen uitleggen wat het trilemma van Agrippa inhoudt en de drie opties die daarbij
aan de orde zijn benoemen en evalueren.
Agrippa komt met 3 oplossingen om proposities te rechtvaardigen (onderbouwen), gaan uit
van de coherentietheorie van waarheid (A is waar omdat B en C waar zijn):
1) Fundamentalisme: er zijn uiteindelijk basisovertuigingen= overtuigingen die
opzichzelfstaand verantwoord zijn en geen verdere rechtvaardiging behoeven. >
regressie stopt
- Maar wat is het fundament dan?
2) Coherentietheorie: samenhang van de proposities > overtuigingen worden
gerechtvaardigd door samenhang met andere overtuigingen (geen sprake van
regressie) >> een geheel van overtuigingen rechtvaardigen elkaar
- Samenhang is geen zekerheid van waarheid (het gaat niet perse over de
werkelijkheid)
? Is dit een probleem? De coherentietheorie is immers bedoeld om niet overeen te stemmen
met de werkelijkheid maar de p’s te rechtvaardigen. Waarom willen wij vast blijven houden
aan de werkelijkheid? Praktisch? We kunnen niet zonder?

, 3


3) Onderbouwen: overtuigingen worden gerechtvaardigd door een oneindige keten van
andere overtuigingen. De regressie is hier oneindig.
- Regressieprobleem: De rechtvaardiging van overtuigingen door andere overtuigingen
leidt tot een oneindige regressie van rechtvaardigingen.
Reactie op regressieprobleem = infinitisme > Een oneindigheid van rechtvaardigingen is
precies wat je nodig hebt om een rechtvaardiging te krijgen van een overtuiging.

Volgens Agrippa is eigenlijk geen van de bovengenoemde oplossingen bevredigend en de
conclusie die daaraan verbonden zou kunnen worden, is de sceptische conclusie; dat er
überhaupt geen gerechtvaardigde overtuigingen zijn.

9 De kandidaten kunnen uitleggen wat René Descartes met zijn radicale twijfel beoogt en daarbij zijn
drie niveaus van twijfel en bijbehorende argumenten onderscheiden en beschrijven.
René Descartes: gaat op zoek naar zekere empirische kennis want meent dat scepticisme
een bedreiging is voor onze (empirische) kennis en wetenschap.
Radicale/hyperbolische twijfel: Descartes’ methode om het probleem dat kennis in twijfel
getrokken kan worden op te lossen door scepsis (als noodzakelijk kwaad) te gebruiken >>
eerst veegt hij al zijn onware of onzekere overtuigingen van tafel en beredeneert vervolgens
vanaf dit ‘sceptische nulpunt’ welke kennis hij tot zekere empirische kennis kan rekenen.

De radicale/hyperbolische twijfel bestaat uit drie fases/niveaus:
 Perceptuele vergissingen: zintuigen bedriegen ons soms
We kunnen niet zeker zijn van onze waarnemingen door de mogelijkheid van perceptuele
vergissingen.
- Probleem oppervlakkig: perceptuele vergissingen treden maar incidenteel op,
waarnemingen m.b.v. ervaring en rede te controleren (zo nodig corrigeren en in juiste
omstandigheden is kans op vergissing klein)
 Misschien dromen we wel
Descartes vergelijkt de droom met een schilderij waarin bestaande basisvormen zijn
gecombineerd tot een niet bestaand geheel.
- Als er een staat van dromen bestaat, is er ook een staat van niet dromen aka wakker zijn >
kennis uit de droom corrigeren met kennis wakkere wereld.
- Daarnaast beschouwde Descartes de bestaande basisvormen (wiskundige
zekerheden(een vierkant heeft vier kanten)) op dit niveau nog als zekerheden.
 Misschien bestaat er een kwaadaardige demon (ook wel genius malignus)
Er bestaat een almachtige en alwetende kwaadaardige demon die ons bedriegt door ons
dingen te doen geloven die niet waar zijn. (vierkant heeft vijf kanten)
Op dit punt is alle empirische kennis van tafel te vegen en is het sceptische nulpunt bereikt
(het punt waarop de radicale twijfel tot uit uiterste is doorgevoerd en er niets over is om te
betwijfelen).
Menno’s interpretatie: de kwaadaardige demon kan ons aan alle empirische kennis doen twijfelen
door ons een andere werkelijkheid voor te spiegelen maar kan ons niet laten twijfelen aan analytische
kennis: proposities die niet afhankelijk zijn van in welke werkelijkheid ze zich bevinden. Dit is in
tegenspraak met het interpretatie van het boek, dat wel zegt dat de kwaadaardige demon ons kan
voorspiegelen dat een vierkant vijf kanten heeft.
Als vierkant heeft vier kanten (analytische uitspraak) te betwijfelen is, dan is ook “cogito ergo sum”
betwijfelbaar.

, 4


10 De kandidaten kunnen de argumentatie reconstrueren hoe Descartes vanuit het “ik denk”
concludeert tot het bestaan van zichzelf als res cogitans, het bestaan van God en het bestaan van de
buitenwereld als res extensa.
Door radicale twijfel > een demon bedriegt ons. Zelfs ook als dit het geval is dan
→ moet er iemand zijn die de radicale twijfel heeft uitgevoerd/iemand die systematisch door
de demon bedrogen word > er is een bewustzijnsvorm die zintuiglijke ervaringen heeft en
twijfelt. → Ik denk dus ik besta (res cogitans)
→ Descartes zegt: God is perfect. Dat betekent dat God bestaat want
niet bestaan ≠ perfect (ontologisch godsbewijs)
→ God kan geen kwaadaardige demon zijn, want dat is niet perfect → Wil niet het denkende
ding voor de gek houden, dus is er een zintuiglijke wereld. Men bestaat dus niet alleen als
denkende dingens maar ook als lichaam (res extensa).

11 De kandidaten kunnen uitleggen hoe David Hume bij bewustzijnsverschijnselen het onderscheid
maakt tussen indrukken (impressies) en denkbeelden (ideeën).
Volgens Hume zijn er twee soorten bewustzijnsverschijnselen (mentale verschijnselen):
 Impressies: indrukken die we door middel van onze zintuigen verkrijgen (gekleurde vlek)
> krachtig, hevig (gevoelens)
 Ideeën: verwerking van die impressies door onze geest, ons verstand of onze
verbeelding (gekleurde vlek herkennen als boek) > verwerking in onze denkprocessen
en redeneringen (denken)

*Dat waar we toegang toe hebben (indrukken en wereld?  indrukken  ideeën
ideeën) is dus nooit onbewerkt

12 De kandidaten kunnen uitleggen hoe en op grond waarvan Hume een verschil maakt tussen
enkelvoudige en complexe denkbeelden (ideeën) en daarbij aangeven dat complexe denkbeelden
betrekking kunnen hebben op concrete, abstracte of denkbeeldige zaken.
Hume maakt onderscheid tussen enkelvoudige en complexe denkbeelden (ideeën).
 Enkelvoudige ideeën komen voort uit enkele waarnemingen door middel van één zintuig.
Deze enkelvoudige ideeën vertegenwoordigen de basale eigenschappen (denk aan
bijvoorbeeld geur, kleur, textuur etc.) van een object
en worden door het verstand gecombineerd tot complexe (concrete) ideeën.
 Complexe ideeën: denkbeelden opgebouwd uit meerdere enkelvoudige denkbeelden.
Complexe ideeën hoeven niet enkel betrekking te hebben op zintuiglijk waarneembare
entiteiten, zoals een boek, maar kunnen ook betrekking hebben op abstracte (democratie)
en denkbeeldige(draak) zaken. Dergelijke ideeën zouden namelijk ook te combineren zijn
uit enkelvoudige denkbeelden.
- de echtheidsgraad van complexe ideeën is moeilijk te bepalen

Geur roos –neus impressie geur  enkelvoudig idee (geur roos) 
Kleur roos –oog impressie kleur  enkelvoudig idee (kleur roos)  Complex idee roos
Smaak roos –tong impressie smaak  enkelvoudig idee (smaak roos) 

, 5


13 De kandidaten kunnen uitleggen waarom Hume een sceptische houding inneemt ten opzichte van
zowel causaliteit als inductie en daarbij beargumenteren waarom het “uniformiteitsprincipe” volgens
Hume in psychologisch opzicht onvermijdelijk is, maar in filosofisch opzicht niet te verantwoorden valt.
Causaliteit:
De meeste filosofen vóór Hume dachten dat de relatie tussen oorzaak en gevolg logisch
noodzakelijk moest zijn. Hume zegt: Nee, deze relatie bestaat slechts uit ‘constant samen
voorkomen’ in een bepaalde volgorde in de tijd.
Humes centrale punt is dat we het complexe, abstracte idee ‘oorzaak’ nooit waarnemen.
Hierdoor kan causaliteit (aka oorzaak-gevolg) nooit teruggevoerd worden op enkelvoudige
impressies → voor Hume onaanvaardbaar en filosofisch niet te onderbouwen.

Inductie: (het concluderen tot een algemeen geldende wet of regel op basis van een beperkt
aantal individuele waarnemingen)
De denkstappen bij inductie zijn volgens Hume nooit zeker.
Vb: Je ziet de zon elke dag opkomen, toch kun je nooit met zekerheid zeggen dat de zon
morgen ook weer op zal komen.
Want: Je verwachting dat de zon morgen weer op zal komen is gebaseerd op
1) je ervaringen
2) de meer abstracte verwachting dat de wereld niet grillig is en zich zal blijven gedragen
zoals ze dat tot nu toe deed.

Uniformiteitsprincipe: De abstracte verwachting ten aanzien van de wereld (bijv. dat de zon
wel weer op zal komen)
We kunnen ons geloof in dit principe nooit op een bevredigende manier onderbouwen, maar
we gaan er wel voortdurend van uit (wij voegen causaliteit namelijk noodzakelijkerwijs toe,
de wereld kan niet anders aan ons verschijnen). Het is psychologisch noodzakelijk, maar
filosofisch niet goed te verantwoorden.
Misschien denk je dat je dit principe wel kunt onderbouwen omdat je al vaak ondervonden
hebt dat het klopt: de wereld is niet grillig en gedraagt zich zoals ik denk dat zij zich
gedraagt. Maar: dan baseer je je op inductie (de zon komt nu op die zal altijd wel opkomen)
om je inductie te onderbouwen (want hij komt altijd op) en maak je een cirkelredenering.
Precies dat acht Hume fataal.

14 De kandidaten kunnen uitleggen wat de overeenkomsten zijn tussen het gedachte-experiment van
het “brein in een vat” en de gedachte-experimenten van Descartes.
Het ‘brein-in-een-vat’(BIV) is een gedachte-experiment van Putnam, gebaseerd op de ideeën
van Descartes. Kort samengevat: jij bent een brein dat zich bevind in een vat vol vloeistoffen.
Wetenschappers stimuleren je hersenen zo dat jij allerlei ervaringen hebt; alles wat jij ervaart
en gelooft wordt door de prikkels tot stand gebracht en je hebt dus niet door dat je een BIV
bent > je gaat er doorgaans vanuit dat je een mens van vlees en bloed bent en allerlei
avonturen beleeft op deze wereld.

Het BIV-experiment verloopt grotendeels zoals Descartes’ kwaadaardige demon. In plaats
van die droom of demon is hier het brein in een vat een sceptisch alternatief voor jouw
ervaringen. Ook zal je op hetzelfde resultaat uitkomen: op basis van de overtuigingen en
ervaringen die je hebt, is het onmogelijk om te weten dat je een BIV bent en dus kan je
helemaal niets meer zeker weten, behalve analytische kennis (net zoals bij Descartes dus).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ynvandriel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.92  35x  sold
  • (22)
  Add to cart