Begrippenlijst Publieke economie
- Economie= een wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken bij
de productie , distributie (=verdeling van productie) en consumptie van goederen en
diensten
- Behoefte= het aanvoelen van tekort en het streven dit tekort te bevredigen
- Efficiëntie= de samenleving haalt het maximale uit haar schaarste middelen
- Opportuniteitskosten van een goed= de waarde van het best mogelijke alternatief
waaraan men verzaakt door de productiemiddelen er niet voor aan te wenden
- Welvaart= de mate waarin mensen met de beschikbare schaarse middelen in hun
behoeften kunnen voorzien
- Welzijn= je gevoel van ‘welbevinden’ en betekent schaarse middelen in hun
behoeften kunnen voorzien
- Cateris paribus – clausule= economisch verschijnsel, afhankelijk van 1 variabele,
terwijl men alle andere factoren waarvan het economische verschijnsel afhankelijk is.
Wordt verondersteld als constant
- The invisible hand= van Adam Smith = leidt de huishoudens en bedrijven naar de
gewenste marktresultaten
- Marktfalen= situatie waarin de markt zonder inmenging van buitenaf er niet in slaagt
om de beschikbare middelen efficiënt te verdelen
- Overheidsbeleid = vaak op gericht om een gelijkere verdeling van economische
welzijn te bereiken
- Productiviteit= de hoeveelheid producten en diensten die iedere arbeider per uur
kan leveren
- Inflatie= een stijging van het totale prijsniveau in de economie
- Philipscruve= de curve die de korte-termijnrelatie tussen inflatie en werkloosheid
weergeeft. Het stelt een correlatie tussen een lage werkloosheid en een hoge inflatie
- Monopolie= 1 aanbieder, meerdere vragers
- Oligopolie= beperkt aantal verkopers
- Monopolische concurrentie = veel aanbieders van een product
o Kenmerken:
▪ Monopolie
▪ Volledige mededinging
- Vraagcurve= relatie tussen prijs en gevraagde hoeveelheid
- Normaal product= een product waarnaar, als alle omstandigheden gelijk blijven, de
vraag toeneemt als het inkomen toeneemt
- Inferieur product = een product of dienst waarnaar als alle overige omstandigheden
gelijk blijven, de vraag afneemt als het inkomen stijgt
- Aanbodcurve= de relatie tussen prijs en aangeboden hoeveelheid
- Surplus = aanbodoverschot= de aangeboden hoeveelheid is groter dan de gevraagde
hoeveelheid
- Vraagoverschot= meer vraag naar de producten dan wordt aangeboden
1
, - Spinnenwebtheorema= dynamische vraag-en aanbodrelaties = model van de
cyclische dynamiek in vraag en aanbod als gevolg van de vertraging waarmee de
producten reageren op een prijswijziging
- Elasticiteit= de mate waarin kopers en verkopers op veranderingen in
marktomstandigheden
- Prijselasticiteit van de vraag= geeft weer in welke mate de gevraagde hoeveelheid
verandert als gevolg van een prijsverandering
- Substitutiegoed= een goed dat vanuit het oogpunt van de afnemer gedeeltelijk of
volledig als vervanger van een ander product kan dienen
- Complementair goed= goederen die elkaar aanvullen
- Wet van Engel= stelt dat bij een stijging van het inkomen de uitgaven voor voeding
procentueel daalden en die van luxegoederen procentueel toenemen
- De Engelkromme = inkomensvraagcurve= de grafische voorstelling van het verband
tussen de gevraagde hoeveelheid van een goed bij gegeven prijzen en preferenties
en het inkomen van de consument
- Varkenscyclus= het verschijnsel in de economie dat overschotten en tekorten van
een bepaald product elkaar afwisselen, doordat aanbieders massaal reageren op de
hoogte van de prijzen, maar tegen de tijd dat deze reactie doorwerkt op het aanbod,
is de prijs alwaar omgeslagen
- Tijdelijk VRAAGoverschot= vraag doen dalen door rantsoenering; substitueerbare
goederen stimuleren, complementaire goederen ontmoedigen
- Structureel VRAAGoverschot= aanbod doen stijgen door producenten aan te
moedigen meer goederen te produceren, invoer stimuleren
- Tijdelijk AANBODoverschot= vraag doen stijgen door overschotten op te kopen of te
vernietigen, uitvoersubsidies geven
- Structureel AANBODoverschot= aanbod doen dalen door geven van premies voor
productiebeperkingen of het instellen van productiequota
- CAO= collectieve arbeidsovereenkomst
- Sociale zekerheid= systeem dat er voor zorgt dat als je bijvoorbeeld ziek bent, de
belastingen die je betaald gebruikt wordt om een stuk van de ziekenhuiskosten terug
te betalen
- Het bewarend derdenbeslag= uitgevoerd op basis van een onderhandse of een
authentieke titel, heeft dit beslag enkel tot doel om in handen van de werkgever een
deel van het loon te blokkeren dat zou moeten worden betaald aan de werknemer
die zelf schuldenaar is van een ander persoon
- Het uitvoerend derdenbeslag= kan volgen op een bewarend derdenbeslag of kan
rechtsreeks worden uitgevoerd, zonder bewarend derdenbeslag, wanneer de
schuldeiser over een uitvoerbare titel beschikt
- Prestatieloon= het loon dat een werknemer ingevolge zijn arbeidsprestatie ontvangt
- RSZ= Rijksdienst Sociale zekerheid
- BBSZ= bijzondere bijdrage sociale zekerheid
- Paritaire comité= een Belgisch overlegorgaan tussen werkgevers en werknemers,
met voornamelijk oog op het onderhandelen van de collectieve
arbeidsovereenkomst
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lindeverleyen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.