Samenvatting van alle relevante literatuur van 3.3C Interculturele Pedagogiek (FSWE3-030-AP) voor het tentamen. De literatuur is gestructureerd per leerdoel en is aangevuld met de besprekingen uit de onderwijsgroepen. De samenvatting is geschikt voor studenten Pedagogische Wetenschappen aan de Eras...
14-11-2022
Probleem 1. Opvoeding
LD1: Wat zijn de verschillen in opvoeding tussen verschillende
culturen?
Bucx & De Roos. (2015). Opvoeden in niet-Westerse migrantengezinnen
Pels et al. (2009). Opvoeding in de migratiecontext
H2 – Demografie en achtergrond
Bijna 1/4 van de ouders met kinderen in Nederland heeft een migratieachtergrond. Ongeveer
1
/7 van de gezinnen in Nederland heeft één of twee ouders van niet-Westerse afkomst. De
groepen ouders zijn van groot naar klein: (1) Turks-Nederlands, (2) Marokkaans-Nederlands,
(3) Surinaams-Nederlands en (4) Antilliaans-Nederlands. Bijna 1/10 ouders heeft een Westerse
migratieachtergrond.
Gezinsstructuur
Ruim 4/5 migrantenouders met een niet-Westerse achtergrond zijn van de eerste generatie
-> ze zijn zelf naar Nederland gemigreerd. Niet-Westerse migranten hebben vaker ( 1/3) een
gezin met thuiswonende kinderen dan Nederlanders (1/4). Er zijn weinig verschillen in de
gezinsgrootte van Nederlandse ouders en ouders met migratieachtergrond. Grote gezinnen
van drie of meer kinderen komen weinig meer voor, behalve bij Marokkaans-Nederlandse
ouders van de eerste generatie.
Bij alle herkomstgroepen (behalve Marokkaanse Nederlanders) heeft de tweede generatie
minder kinderen dan de eerste generatie -> waarschijnlijk door jonge leeftijd van de tweede
generatie. Het kindertal van vrouwen met een niet-Westerse achtergrond (vooral Turks en
Marokkaans) is teruggelopen, terwijl Nederlandse vrouwen juist meer kinderen krijgen. De
tweede generatie krijgt ook op latere leeftijd hun eerste kind.
De eerste generatie niet-Westerse migranten heeft weinig jonge en veel oude kinderen; de
tweede generatie niet-Westerse migranten heeft weinig oudere kinderen heeft. Deze
generatieverschillen zijn het grootst voor Turkse of Marokkaanse ouders en het kleinst voor
Surinaamse of Antilliaanse ouders.
Eenoudergezinnen komen onder niet-Westerse migrantenouders vaker voor dan onder
Nederlanders -> met name (1/3) bij Surinaams- en Antilliaans-Nederlandse ouders, door het
Caribisch familiesysteem. Jongeren die opgroeien in een eenoudergezin hebben vaker last
van fysieke en psychische klachten dan leeftijdsgenoten uit een tweeoudergezin.
Er zijn weinig ongehuwd samenwonenden onder Turks- en Marokkaans-Nederlandse
ouders, terwijl dit bij Nederlanders steeds gewoner wordt. Onder Surinaamse en Antilliaanse
Nederlanders is ongehuwd samenwonen heel gebruikelijk: ruim 1/3 is niet getrouwd.
Een gemengde relatie (gezin met minimaal één oorspronkelijk Nederlandse ouder) komt
vaak voor bij Surinaamse en Antilliaanse herkomstgroepen -> kan integratie verbeteren. Bij
Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse ouders is dit minder dan 10%.
1
,3.3P Interculturele Pedagogiek
Tienermoederschap komt in Nederland relatief weinig voor -> iets meer dan 1% van de
kinderen. Dit komt vaker voor bij niet-Westerse vrouwen -> het meest bij meisjes met een
Surinaamse of Antilliaanse achtergrond.
Sociaaleconomische omstandigheden
Kinderen met een niet-Westerse achtergrond groeien 3,5 keer zo vaak op in armoede dan
Nederlandse kinderen. Dit is het vaakst voor kinderen van: (1) Marokkaanse, (2) Turkse, (3)
Antilliaanse en (4) Surinaamse afkomst. Het grotere aandeel kinderen dat in armoede
opgroeit toont de achterstandspositie van niet-Westerse migranten op de arbeidsmarkt aan.
Vooral de eerste generatie migranten is lager opgeleid dan Nederlanders. De tweede
generatie heeft vaak wel een hoger opleidingsniveau. Niet-Westerse moeders werken
minder vaak buitenshuis dan Nederlandse moeders en stoppen vaker met werken als ze een
kind hebben gekregen.
Niet-Westerse migranten zijn minder tevreden over hun woonsituatie dan Nederlanders ->
dit komt vooral omdat hun inkomen lager is. Ze zijn ook vaak negatiever over de sociale
samenhang in hun buurt -> vaak omdat hier meer mensen wonen in een achterstandspositie
en omdat diversiteit een ongunstig effect heeft op het onderlinge contact.
H3 – De opvoedingspraktijk: doelen, beleving en strategieën van ouders
Bij hun komst naar Nederland worden niet-Westerse migrantenouders met een andere
opvoedcultuur geconfronteerd. Ze komen uit een samenleving met autoritaire
opvoedingsstijlen: collectivistische waarden, regels worden opgelegd en gehoorzaamheid is
vanzelfsprekend. In Nederland is er vaak sprake van een autoritatieve opvoedingsstijl:
individualistische waarden, mensen kunnen zelf hun leven sturen.
In Turkse gezinnen is de overdracht van collectivisme sterker dan in Marokkaanse gezinnen
-> door de sterkere cohesie van de Turkse gemeenschap. De overdracht van collectivistische
waarden is minder sterk als ouders meer aan autonomie hechten.
In Nederland is er in de ouder-kind relatie een ontwikkeling geweest van autoritair naar
egalitair en van groepsgericht naar individualistisch -> meer kindgericht en een grotere
autonomie van jongeren. Oorspronkelijk Nederlandse ouders voeden op in overleg met hun
kinderen en minder door het uitoefenen van macht.
Ouders met een migratieachtergrond wijken af van Nederlandse ouders door meer
autoritaire controle van hun kinderen. Oorspronkelijk Nederlandse ouders zitten meer aan
de autoritatieve kant. Marokkaanse, Turkse, Afghaanse en Somalische ouders zitten aan de
autoritaire kant; ouders van de Antillen, Suriname, Iran en Irak nemen een tussenpositie in.
Autoritatieve vormen van controle komen wel steeds vaker voor bij migrantenouders.
-> Tijdens de migratiesituatie kan er een herinterpretatie van opvoedingstradities
plaatsvinden: door in aanraking te komen met ‘nieuwe’ opvoedingsgebruiken kunnen
migrantenouders de tradities uit het land van herkomst heroverwegen.
Verschillen naar etnische afkomst concentreren zich op de opvoedingswaarden autonomie
en conformiteit. Autonomie (= zelfstandigheid) is belangrijker voor ouders uit Westerse
2
,3.3P Interculturele Pedagogiek
landen. Nederlandse ouders zien dit als onafhankelijkheid in denken en doen, ouders van
niet-Westerse afkomst zien autonomie als zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid.
Conformiteit (= aanpassen aan de omgeving) is juist belangrijker voor niet-Westerse ouders.
Culturele continuïteit staat vaak hoog in het vaandel, maar onder jongeren en ouders is er
een proces van individualisering. Autonomie is als opvoedingswaarde in opkomst; dit is te
zien bij jongere generaties en bij hoger opgeleide opvoeders.
Opvoedingsdoelen zijn richtlijnen voor ouders die bepalen hoe ze zich gedragen ten
opzichte van hun kinderen. Nederlandse ouders hebben hierin als volgorde: (1) autonomie,
(2) sociaal gevoel, (3) conformisme, (4) prestaties en (5) religie. Ouders met een
migratieachtergrond vinden prestaties vaak het belangrijkst, omdat dit zou leiden tot een
betere sociaaleconomische positie.
Marokkaans-Nederlandse ouders hechten ook veel waarde aan religie. Migrantenouders van
de tweede generatie vinden het belangrijker dan kinderen een eigen mening hebben en
hechten minder waarde aan religie -> 2e generatie lijkt meer op Nederlanders.
Bij ouders van Marokkaanse afkomst lijkt er een soort culturele besmettingsangst te zijn ->
bang voor het te snel overnemen van de Nederlandse gewoonten. Ze geven hierdoor aan
hun kinderen mee dat de Nederlandse samenleving minder respect hoort te krijgen dan de
eigen kring. Marokkaanse jongeren vertonen assertiviteit op het gebied van school en peers-
relaties; thuis vertonen ze dit minder. Deze strategie heeft een positieve invloed op
schoolprestaties en de psychosociale ontwikkeling.
De opvoedingsbeleving onder ouders met een Surinaamse achtergrond is het meest positief
-> 3/10 vindt het maar moeilijk. De Antilliaans-Nederlandse, Marokkaans-Nederlandse en
Nederlandse ouders komen hierna (4/10 vindt opvoeden moeilijk). Ouders met een Turkse
achtergrond vinden opvoeden het lastigst: 6/10 vindt opvoeden moeilijk. Alleenstaande
ouders of ouders in buurten met veel sociale achterstand vinden de opvoeding zwaarder.
Ouders hanteren verschillende opvoedingsstrategieën:
- Fysieke straf: minst gebruikt. Een minderheid van de migrantenouders zegt hun kind
fysieke straf te geven. Meestal legt men bij straf wel uit waarom dit gebeurt;
- Structuur: 4/5 migrantenouders wil structuur bieden en hun kinderen laten leven
volgens vaste regels;
- Toezicht: meest gebruikt. Ouders oefenen zo invloed uit op hun kinderen. Als dit op
afstand gebeurt wordt dit ook wel monitoring genoemd.
-> De verschillen met oorspronkelijke Nederlanders zijn niet groot. Migrantenouders geven
minder vaak uitleg bij straf en hier komt vaker fysieke straf voor dan bij autochtone ouders.
In gezinnen met een migratieachtergrond is er niet altijd een sterk verband tussen
controlevorm en migratiegeneratie of opleidingsniveau. Ook de leeftijd van het kind speelt
een rol: hoe ouder het kind, hoe autoritatiever de ouder.
De ervaringen van kinderen van de opvoeding tonen aan dat zij merken dat hun ouders veel
toezicht houden -> met name Turkse en Antilliaanse kinderen. Migrantenkinderen geven wel
minder aan dat hun ouders weten over wat ze doen dan Nederlandse kinderen -> kan door
3
, 3.3P Interculturele Pedagogiek
een grotere discrepantie tussen wereld in en buiten het gezin. Meisjes en jonge kinderen
ervaren meer toezicht.
Jongeren hebben over het algemeen een positief beeld van de opvoeding in het gezin. Ze
willen vaak veranderingen op het gebied van: meer bewegingsvrijheid, betere
communicatie, meer responsiviteit van de ouders.
De meeste migrantenkinderen voelen zich gesteund door hun ouders -> zijn vaak tevreden
over de relatie met hun ouders. Surinaamse jongeren ervaren minder steun van hun ouders.
De mate van warmte van ouders en steun aan kinderen verschilt weinig tussen etnische
groepen. De aard van de steun kan wel verschillen -> kan juist meer persoonsgericht of
gezinsgericht zijn. Ouders zijn voor jongeren met een migratieachtergrond minder van
belang als bron van steun dan voor Nederlandse jongeren.
In sommige herkomstgroepen is een goede communicatie tussen ouders en kinderen
minder vanzelfsprekend dan in Nederlandse gezinnen -> de onderwerpen relaties en
seksualiteit brengen veel schaamte met zich mee. Hierdoor kan het ook zijn dat
migrantenouders minder weten over het doen en laten van hun kinderen. Bij hoger
opgeleide en jongere generaties ontstaat er steeds meer openheid in de communicatie.
H6 – Sekseverschillen, onderwijs, religie in de opvoeding
Het ideaal en de praktijk van de feitelijke betrokkenheid van de vaders ligt, voor zowel
Nederlandse als migrantenvaders, nog ver uit elkaar. Vaders ondersteunen hun kinderen
minder dan moeders, ze worden als strenger ervaren en er is minder openheid in het
contact omdat meer onderwerpen schaamtevol zijn.
Sekseverschillen in de opvoeding bij Turkse of Marokkaanse gezinnen
Binnen gezinnen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond zijn de taken tussen man en
vrouw sterk verdeeld. Vrouwen zorgen voor de opvoeding en verzorging van de kinderen,
het huishouden, hebben weinig bewegingsvrijheid en werken minder. Mannen zijn er voor
de buitentaken en morele opvoeding van zonen -> weinig invloed in de opvoeding.
-> Deze man/vrouw-verhouding verandert in zowel Nederland als in de herkomstlanden.
Ook emancipatieprocessen hebben invloed: vrouwen gaan meer werken en door
echtscheidingen is het aandeel eenoudergezinnen net zo hoog als bij Nederlanders.
De nadruk op de rol van de vrouw als moeder is het sterkst bij lager-geschoolden en bij de
eerste generatie migranten. Vaders willen wel actiever betrokken zijn bij de opvoeding ->
vaker zo bij jongere generaties. Moeders zijn ontevreden over de gebrekkige emotionele
ondersteuning van en de betrokkenheid bij kinderen van de vaders.
Marokkaans- en Turks-Nederlandse jongens en meisjes krijgen nog steeds mee dat moeders
er zijn voor de zorg en de vaders als kostwinnaar. Marokkaans- en Turks-Nederlandse ouders
maken meer sekse-onderscheid in de opvoeding dan Nederlandse ouders. Meisjes hebben
meer taken in huis en minder bewegingsvrijheid -> moederschap staat centraal.
Meisjes rapporteren vaak een betere band met hun ouders, vooral met hun moeder, dan
jongens. Jongens staan er vaker alleen voor, terwijl meisjes terug kunnen vallen op hun
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller riccigeenen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.