100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting statistiek KOM () $5.90
Add to cart

Summary

Samenvatting statistiek KOM ()

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting bestaat uit alle hoorcolleges en Grasple lessen. Het kan gebruikt worden voor de tussentijdse tentamen en eindtentamen.

Preview 3 out of 19  pages

  • January 19, 2023
  • 19
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Kwalitatief (beschrijvende) onderzoek
Hoorcollege 1 H1 + H2
Theory - data Cyclus:
Verzamelen van data om te testen, te veranderen, eigen theorie
updaten van hun theorieën.
Het is een self- correcting proces, dat wil zeggen dat jij je eigen
fouten verbeterd.

Kwalitatief onderzoek: gaat over meningen en ervaringen.
Doel: bepaalde kenmerken zo veel mogelijk in de steekproef terug te
laten komen. Wanneer alle redenen even vaak in de steekproef
voorkomen kunnen onderzoekers een goed beeld vormen van elke
reden. Is iteratief proces.
Kenmerken van een wetenschappelijk onderzoek:
 Empirische  Berust op ervaring
Gebaseerd op systematische waarnemingen (onderzoek)
 Controleerbaar  als je het onderzoek nog een keer uit voert, komen de resultaten met
elkaar overeen.
 Probabilistisch Kansberekening. De uitspraak die je maakt geld niet altijd.

Theorie/verklaringsmodel  reeks uitspraken die algemene principes beschrijft over hoe variabelen
zich tot elkaar verhouden.
Empirisch (onderzoek) = dat wil zeggen dat zij uitspraken doen op grond van wetenschappelijk
onderzoek dat is gebaseerd op systematische observaties. (meten, observeren)
conclusie baseren op systematische observaties (onbevooroordeeld). Dat gebeurt in een natuurlijke
omgeving.

Producers  Zijn onderzoekers.
 Doel: organiseren en analyseren de data.
Consumenten  Maken gebruik van de onderzoeken.
 Doel: Kritische sociale wetenschappelijke artikelen lezen en interpreteren.

Evidence-based-threatments  Therapieën ondersteund door onderzoek.
Cupboard theorie: je houdt van datgene waar je eten van krijgt.

Data set ban observaties
Hypothese  een specifieke uitkomst die onderzoekers verwachten te zien in een studie als de
theorie klopt

Kenmerken van een wetenschappelijke theorieën:
 Ondersteund door data (set observaties)
 Falsificeerbaar een theorie weerlegd moet kunnen worden met systematische
waarnemingen.
 Spaarzaam  als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om het complexer te
maken.
Soorten onderzoekvragen:
 Toegepast (applied) = Praktijk problemen oplossen.(Praktische probleem in real life situatie)
Hoe kunnen we snel afgeleide kinderen helpen in het klaslokaal?
 Fundamenteel (Basic) = Kennis vergaren. (Kennis probleem oplossen)
Hoe komt het dat kinderen snel afgeleid zijn?

,Peer- review  collegiale controle. Wordt in Journal gezet.
Conclusies van persoonlijke ervaringen:
 Persoonlijke ervaringen zegt niets over de rest van de populatie. Daarom is onderzoek doen
beter dan op je gevoel en mening af gaan.
 Je hebt geen comparison groep (vergelijkingsgroep)  het zou helpen om te kijken wat er
gebeurt met/zonder het ‘ding’.
 Vaak weet je zelf niet wat de oorzaak is voor het gene wat onderzocht wordt. Confounds.

Confounds  alternatieve verklaringen
Confederate  acteur met een specifiek rol voor een onderzoek.

Soorten Bias = Vooroordeel:
o Presten bias  je kijkt alleen naar wat er wel is en niet wat er niet is.
Als je naar een bepaalde groep kijkt, let je alleen nog maar op wat je ziet. Het geen dat afwezig is
vervalt. Hierdoor wordt er overschat van hoe vaak iets voorkomt.
 Availability heuristic
Dingen die makkelijk inde hersenen ontstaan. Speelt een rol bij presten bias.
o Conformation bias  informatie zoeken die overeenkomt met wat je geloofd/ vermoed.
o Bias blind spot  We denken dat we niet gevoelig zijn voor biassen
Onderzoekers zijn zich bewust van bias, daarom interpreteren ze de data objectief.

Hoorcollege 2 H10
Doel van kwalitatief onderzoek:
o Sociaal fenomenen begrijpen vanuit hun natuurlijke context. In een zo’n natuurlijke setting
onderzoeken.
 Om empirische patronen te vinden doormiddel van: beeldmateriaal, observaties,
teksten.
 Die zijn startpunt voor theorievorming (theorie).
Sociaal fenomeen: alles wat we om ons heen zien aan sociale interacties.

Kenmerken van een kwalitatieve onderzoek:
 Via specifieke observaties probeert de onderzoeker:
De grote lijnen in kaart te brengen. (sociale werkelijkheid te omschrijven in haar diversiteit)
Naar algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen/ aanpassen van bestaande theorieën.
Door middel van Inductie  vanuit observaties en waarnemingen een nieuwe theorie vormen.

Een kwalitatieve interview is meestal semi- gestructureerd. Dat wil zeggen dat er een Topiclijst
aanwezig is. De onderzoeker weet waar hij het globaal over wilt hebben.
Saturatie: Als je geen nieuwe informatie vergaart via je onderzoek. Genoeg geïnterviewd.
Field notes: aantekeningen die waardevol kunnen zijn voor de analyse. Gezichtsuitdrukking/houding,
interactie.

Onderzoek moet betrouwbaar en valide zijn:
Betrouwbaarheid: de mate waarin een meting vrij is van meetfouten. De mate waarin het
meetinstrument consequent meet. (zou het hetzelfde resultaat hebben als je het nogmaals uitvoert).
Validiteit (geldigheid): Meet de test wat je moet meten. Komen de gegevens overheen met de
waarheid.
Verstandhouding (rapport): relatie tussen interviewer en geïnterviewde. (zodat de geïnterviewde
zich op zijn gemak voelt)

, Soorten validiteit:
 Externe validiteit:
Op grond van klein groepjes uitspraken doen voor grotere groep.
Hoe goed kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar de andere groepen.
 Interne validiteit:
Is de voorwaarde voor causaliteit.
Kunnen alternatieve verklaringen uitgesloten worden.
 Statistische validiteit:
Zijn de statistische resultaten/conclusies juist.
 Significantie  de waarschijnlijkheid dat er een correlatie, niet op toeval berust is. P
 Relevantie 
 Nauwkeurigheid 
 Geschiktheid Is de juiste toets gekozen, is er voldaan aan de voorwaarden, is het
op de juiste manier uitgevoerd, zijn de resultaten op de juiste manier
geïnterpreteerd.
 Begripsvaliditeit:
Hoe goed is een theoretisch begrip geoperationaliseerd.
Kan op verschillende manieren getest worden;
 Subjectief (voor dataverzameling)
 Indruksvaliditeit  Hoe beoordelen de experts dit meetinstrument.
 Inhoudsvaliditeit worden alle aspecten van het theoretisch begrip gemeten.
 Empirisch/ objectief (na dataverzameling)
 Convergente validiteit komen de meting van 2 meetinstrumenten overeen? (hoog)
 Divergente validiteit  hangen de metingen van een meetinstrument samen met
een meetinstrument die wat anders meet. (laag)
 Criterium validiteit hoog scores op matching hangt samen met je studiegedrag.
Dus een samenhang tussen een meetinstrument en gedrag.

Dataverzamelingsmethoden:
 Interview Uitvragen naar ervaringen.
Voordeel: kan meer de diepte in gaan en doorvragen wat de respondent precies bedoelt.
Nadeel: interviewer kan de antwoorden beïnvloeden en in een bepaalde richting sturen en de
geïnterviewde kan het sociaal gewenste antwoord geven.
 Focusgroep  Bij een moeilijk onderwerp waarover geïnterviewden nog niet echt een idee
gevormd hebben. Interacties is key. Voordeel en nadeel: mensen voelen zich juist wel of
gemak en gaan praten of tegenovergesteld.
 Bestaande data (beeld, online) geen last van reactiviteit. Veel data voorhanden
 Observatie  Sociale fenomeen vanuit de natuurlijk context. Waarnemen en registreren van
gedragingen, gebeurtenissen en interacties. Wat mensen zeggen verschilt misschien van hoe
zij zich gedragen. Dus nuttig bij sociaal wenselijke onderwerpen.

Focusgroep:
Als je meerder mensen interviewt over hetzelfde onderwerp.
- Ze zijn bedoeld om interactie waar te nemen
- Ze zijn specifieker en gaan meer in op detail
 De field- notes gaan ook over interactieprocessen.
 Moderater houdt toezicht en zorgt ervoor dat een gesprek goed verloopt.
 Homogene (zelfde samengesteld).groep qua achtergrond
 Breed scala aan ervaringen heterogeen: verschillende/ ongelijksoortig


Rollen van de observator die onderscheiden worden:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NataliaV. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90
  • (0)
Add to cart
Added