H1 ruilen over tijd
Levensloop = opeenvolging van levensfasen
Voorraadgrootheden = bezittingen en schulden
Vermogen = bezittingen - schulden
Stroomgrootheden = inkomsten en uitgaven
Inkomen = beloning voor het beschikbaar stellen van arbeid, natuur, ondernemerschap of kapitaal
Menselijk kapitaal = kennis en vaardigheden die je verkrijgt door opleiding, training en ervaring
Verdiencapaciteit = hoogte van het inkomen dat een persoon kan verkrijgen
Ruilen over tijd/ intertemporele substitutie = uitstellen of vervroegen van consumptie
Sluiten van een lening: je beschikt tijdelijk over het geld van een ander -> rente betalen
lening terugbetalen -> aflossen
Sparen = consumptie uitstellen door een deel van je budget niet uit te geven. Je ruilt de consumptie
van nu voor consumptie voor later. Als je je geld naar de bank brengt, ontvang je rente
Spaarmotieven
Zekerheidsmotief: sparen uit voorzorg
Doelmotief: je spaart om iets te kunnen kopen
Vermogensmotief: je wilt je vermogen verhogen door rente te ontvangen
Lenen = consumptie naar voren halen
Leenmotieven
Lenen om een tegenslag op te vangen
Lenen voor aanschaf van consumptiegoederen
Lenen om een tijdelijk tekort op te vangen
Consumptief krediet = alle geldleningen die bedoeld zijn voor de aanschaf van consumptiegoederen
(gebruik van creditcard, negatief banksaldo hebben, persoonlijke lening)
Hypothecaire lening/ hypotheek = lening met onroerend goed als onderpand
Algemene prijs van tijd = de rente die je betaalt
Individuele prijs = prijs die je bereid bent te betalen
Tijdsvoorkeur = mate waarin mensen geld eerder beschikbaar willen hebben om uit te geven
Lage tijdsvoorkeur: kunnen wachten met consumeren -> lagere individuele prijs
Hoge tijdsvoorkeur: willen zo snel mogelijk geld uitgeven -> eerder bereid om lening aan te
gaan
Algemene prijs van tijd < individuele prijs van tijd -> lenen
Hoe groter het risico is dat je je geld niet terugkrijgt na een lening, hoe hoger de rente
Onderhandse lening = lening die partijen zonder tussenkomst van een bank hebben afgesloten
Kan pas worden omgezet in geld als de looptijd is afgelopen -> hogere rente
Financiële sector -> sparen, lenen en verzekeren
bemiddelen tussen partijen die geld ter beschikking willen stellen (banken, pensioenfondsen,
verzekeringsmaatschappijen) en partijen die geld nodig hebben (bedrijven, overheden,
particulieren)
Levensloop = opeenvolging van levensfasen
Voorraadgrootheden = bezittingen en schulden
Vermogen = bezittingen - schulden
Stroomgrootheden = inkomsten en uitgaven
Inkomen = beloning voor het beschikbaar stellen van arbeid, natuur, ondernemerschap of kapitaal
Menselijk kapitaal = kennis en vaardigheden die je verkrijgt door opleiding, training en ervaring
Verdiencapaciteit = hoogte van het inkomen dat een persoon kan verkrijgen
Ruilen over tijd/ intertemporele substitutie = uitstellen of vervroegen van consumptie
Sluiten van een lening: je beschikt tijdelijk over het geld van een ander -> rente betalen
lening terugbetalen -> aflossen
Sparen = consumptie uitstellen door een deel van je budget niet uit te geven. Je ruilt de consumptie
van nu voor consumptie voor later. Als je je geld naar de bank brengt, ontvang je rente
Spaarmotieven
Zekerheidsmotief: sparen uit voorzorg
Doelmotief: je spaart om iets te kunnen kopen
Vermogensmotief: je wilt je vermogen verhogen door rente te ontvangen
Lenen = consumptie naar voren halen
Leenmotieven
Lenen om een tegenslag op te vangen
Lenen voor aanschaf van consumptiegoederen
Lenen om een tijdelijk tekort op te vangen
Consumptief krediet = alle geldleningen die bedoeld zijn voor de aanschaf van consumptiegoederen
(gebruik van creditcard, negatief banksaldo hebben, persoonlijke lening)
Hypothecaire lening/ hypotheek = lening met onroerend goed als onderpand
Algemene prijs van tijd = de rente die je betaalt
Individuele prijs = prijs die je bereid bent te betalen
Tijdsvoorkeur = mate waarin mensen geld eerder beschikbaar willen hebben om uit te geven
Lage tijdsvoorkeur: kunnen wachten met consumeren -> lagere individuele prijs
Hoge tijdsvoorkeur: willen zo snel mogelijk geld uitgeven -> eerder bereid om lening aan te
gaan
Algemene prijs van tijd < individuele prijs van tijd -> lenen
Hoe groter het risico is dat je je geld niet terugkrijgt na een lening, hoe hoger de rente
Onderhandse lening = lening die partijen zonder tussenkomst van een bank hebben afgesloten
Kan pas worden omgezet in geld als de looptijd is afgelopen -> hogere rente
Financiële sector -> sparen, lenen en verzekeren
bemiddelen tussen partijen die geld ter beschikking willen stellen (banken, pensioenfondsen,
verzekeringsmaatschappijen) en partijen die geld nodig hebben (bedrijven, overheden,
particulieren)