Vanuit de examenstof voor het examen Biologie heb ik een begrippenlijst opgezet en uitgewerkt. Met deze begrippenlijst ben ik succesvol geslaagd in 2021 op het VWO.
Ammonificatie Ammonificatie is het proces waarbij organische stikstofverbindingen zoals
DNA, eiwitten of ureum, door heterotrofe rottingsbacteriën worden
omgezet in de anorganische stikstofverbinding ammoniak (reageert met
water tot ammonium). Ammonificatie vindt plaats in een omgeving zonder
zuurstof.
Antigenen vs. antistoffen Antigenen zijn de lichaamsvreemde ziektestoffen. Antistoffen zijn eiwitten
die door het afweersysteem aangemaakt worden om antigenen te
herkennen. Door te binden wordt de ziekteverwekker onschadelijk
gemaakt.
Apoptose Het proces van geprogrammeerde celdood dat plaatsvindt in meercellige
organismen.
Autonoom en animaal Het autonome zenuwstelsel regelt onbewuste functies van inwendige
zenuwstelsel organen. Met het animale zenuwstelsel maakt het organisme bewuste
handelingen.
Autosomen De 22 chromosomenparen die voor zowel de man als de vrouw gelijk zijn.
Autotroof Organismen die zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben
uit anorganische stoffen. Dit doen ze met energie afkomstig van zonlicht
(foto-autotroof) en/of anorganische stoffen (chemo-autotroof).
Beperkende factor Factor die de snelheid van een scheikundig proces in de cel laag houdt of
het aantal individuen in een populatie laat houdt.
Bohr-effect Het Bohr-effect is de eigenschap van hemoglobine dat als de concentratie
van koolstofdioxide in het bloed toeneemt, de afgifte van zuurstof aan
cellen toeneemt.
Bottleneck effect Een bottleneck is een catastrofale gebeurtenis tijdens de ontwikkeling van
een soort. Bottleneck gebeurtenissen ontstaan onder extreme invloed van
selectiedruk. Bottleneck gebeurtenissen zorgen voor een reductie van de
populatiegrootte, het verschuiven van allelfrequenties en het verdwijnen
van allelen in een populatie.
BPP Bruto Primaire Productie. Alle energie die in een ecosysteem door
producenten wordt vastgelegd in biomassa (in organische stoffen).
Bronchiën Kanalen met kraakbenige, elastische en vlezige wanden, waardoor de
longen contact hebben met de buitenlucht. Bronchiën zijn aftakkingen van
de luchtpijp.
Bufferende werking Het constant houden van de pH
C-assimilatie De vorming van glucose uit koolstofdioxide en water mbv. zonne-energie.
Een ander woord voor koolstofassimilatie is fotosynthese.
Cascade Een opeenvolging van reacties bv bij bloedstolling.
Cell junctions Verbindingsstructuur die communicatie of hechting tussen naburige cellen
mogelijk maakt.
Cellen van Schwann Cellen van Schwann zitten als opgerolde pannenkoeken om de uitlopers
van zenuwcellen. Hebben als functie om de impulsgeleiding van de axon te
versnellen.
Centra in de Groepen schakelcellen in de hersenschors.
hersenschors
Centriolen Centriolen spelen een belangrijke rol bij de celdeling, hierbij verdubbelen
ze zich en begeven zich elk naar een tegenovergestelde kant van de cel.
Van hieruit kunnen ze elk, met behulp van eiwitdraden, de helft van de 2n
chromosomen afzonderen, waarna de cel zich kan delen en de moedercel
twee dochtercellen voortbrengt.
Chemische en De chemische receptoren merken de chemische veranderingen op, zoals
drukreceptoren in de een daling van het zuurstofgehalte. De drukreceptoren zitten in de wand
aorta van de aorta. De drukreceptor meet de rek van het bloedvat. Als de
bloeddruk hoger is, wordt de doorsnede van het bloedvat groter, en
andersom verkleint de diameter van het bloedvat.
Chemosynthese De biologische omzetting van anorganische koolstofmoleculen (vaak
verbranding koolstofdioxide of methaan) en nutriënten naar organische verbindingen,
nodig voor de opbouw van het organisme (biosynthese) door gebruik te
maken van chemische energie.
Ciliën Een trilhaar of cilium (meervoud: cilia of ciliën) is een organel, een
onderdeel van een cel, dat buiten het celmembraan uitsteekt.
, Cisgeen vs. transgeen Cisgeen is het inbrengen van DNA mbv. recombinant DNA dat afkomstig is
van een organisme van dezelfde soort. Transgeen is het inbrengen van
DNA mbv. recombinant DNA dat afkomstig is van een organisme van een
andere soort.
Clade Een groep soorten bestaande uit een voorouder en alle nakomelingen
daarvan.
Cladogram Schematische weergave van verwantschap tussen soorten van een clade,
inclusief die gemeenschappelijke voorouder.
Climaxecosysteem Eindstadium van de successie waarbij abiotische factoren en
soortensamenstelling min of meer constant zijn. De populaties zijn in
evenwicht, de diversiteit is hoog en het ecosysteem is stabiel.
Co-evolutie Co-evolutie is het proces in de evolutie waarbij organismen zich
voortdurend aan elkaar aanpassen. Vaak leidt co-evolutie tot een
samenwerkingsverband, waarbij beide soorten niet meer zonder elkaar
kunnen.
Colloïd-osmotische druk Het drukverschil dat tussen twee eiwitoplossingen (binnen- en buiten het
bloedvat) van verschillende concentraties ontstaat ten gevolge van
osmose. De vaatwand is wel doorlaatbaar voor water maar niet voor grote
moleculen als eiwitten.
Commensalisme Type van symbiose, waarbij de individuen van de ene soort voordeel
hebben en de individuen van de andere soort geen nadeel.
Cytoskelet Celskelet. Zorgt voor de structuur en de vorm van de cel, opgebouwd uit
dikkere en dunnere microfibrillen en microfilamenten. Het cytoskelet zorgt
voor het vervoeren van blaasjes met enzymen en voedsel en voor het
vervoeren van andere celorganellen door de cel.
Darmperistaltiek De knijpende beweging van het spijsverteringskanaal. Door het
afwisselend samentrekken van de kringspieren en lengtespieren ontstaat
de darmperistaltiek. Door deze beweging wordt de voedselbrij
voortgeduwd en gemengd met spijsverteringssappen.
Darmvlokken De uitstulpingen op de darmplooien, die nogmaals het resorptieoppervlakte
van de darmen vergroten.
Denitrificatie en Denitrificatie is het proces waarbij chemo-autotrofe reducenten in een
nitrificatie zuurstofarme bodem nitraat omzetten in stikstofgas (N2). Door deze
denitrificatie verdwijnt een voor de plant kostbare stikstofbron uit de
bodem. Nitrificatie is het tegengestelde proces.
Diastole Ontspanning van de hartspier. Er is een diastole van de boezems en een
diastole van de kamers.
Diffusie Verplaatsing van (opgeloste) stoffen vanaf een plaats met een hoge
concentratie naar plaatsen met een lage concentratie van die stof.
Diploïd Diploïd betekent dat een cel beide chromosomen van een
chromosomenpaar bevat. Wanneer dit het geval is wordt de cel aangeduid
met 2n.
DNA-repairsysteem Een systeem die beschadigede nucleïnebasen hersteld (tabel 71L).
Doelwitorganen Organen waarvan de cellen hormoonreceptoren hebben en dus de
‘boodschap’ van de hormonen van de klieren ontvangen. De cellen passen
dan hun genexpressie aan.
Eilandjes van Liggen in de alvleesklier. Het zijn endocriene kliercellen die de hormonale
Langerhans stoffen insuline en glucagon produceren. Deze hormonen reguleren de
bloedsuikerspiegel.
Eilandtheorie Een verband tussen de biodiversiteit van een eiland en de combinatie van
de oppervlakte van dat eiland, de klimatologische gesteldheid en de
afstand van dat eiland tot het vasteland.
Emergente eigenschap Nieuwe eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau verschijnen.
Emulgeren Galzouten in gal verdelen grote vetdruppels in de waterige voedselbrij in
kleine vetdruppels, opgelost in de voedselbrij. Door het vet te emulgeren
hebben de spijsverteringsenzymen die vet moeten verteren een groter
contactoppervlakte, waardoor de verteringen van vet sneller loopt.
Endo- en exocytose Endocytose is het proces waarbij de cel stoffen opneemt die door de
celmembraan werden ingesloten. Exocytose is het proces waarbij een cel
stoffen afgeeft aan het extracellulaire milieu.
Enkele en dubbele Bij de meeste dieren stroomt het bloed tweemaal door het hart. Bij
bloedsomloop sommige dieren stroomt het bloed per omloop slechts eenmaal door het
hart.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijezeilstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.96. You're not tied to anything after your purchase.