SAMENVATTING PSYCHIATRIE
PSYCHOSESPECTRUMSTOORNISSEN ............................................................................................. 2
BIPOLAIRE STEMMINGSSTOORNISSEN ......................................................................................... 4
DEPRESSIEVE STEMMINGSSTOORNISEN ....................................................................................... 6
ANGSTSTOORNISSEN ..................................................................................................................... 8
OBSESSIEF COMPULSIEVE STOORNISSEN ...................................................................................10
PSYCHOTRAUMAGERELATEERDE STOORNISSEN ........................................................................12
SOMATISCHE SYMPTOOMSTOORNISSEN ...................................................................................13
NAGEBOOTSTE STOORNISSEN.....................................................................................................14
EETSTOORNISSEN ........................................................................................................................15
SLAAP-WAAKSTOORNISSEN ........................................................................................................17
MIDDELENGERELATEERDE & VERSLAVINGSSTOORNISSEN ........................................................18
PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN ..............................................................................................20
ONTWIKKELINGSPSYCHIATRIE .....................................................................................................22
FORENSISCHE PSYCHIATRIE & FORENSISCH RECHT ....................................................................24
1
,PSYCHOSESPECTRUMSTOORNISSEN
Kenmerken: wanen, hallucinaties, gedesorganiseerde spraak en gedrag, terugtrekking,
zelfverwaarlozing, introversie
SYNDROMEN
• Schizofrenie
• Schizofreniforme stoornis
• Schizo-affectieve stoornis
• Waanstoornis
• Kortdurende psychotische stoornis
• Katatonie
ONTWIKKELING, BELOOP & GEVOLGEN
Begint in de adolescentie met prodromale symptomen (sombere, angstige of geïrriteerde
stemming, cognitieve symptomen, betrekkingswanen, magisch denken, terugtrekgedrag).
Op latere leeftijd vooral negatieve symptomen manifest. Weinigen hebben vast werk, velen
vertonen middelenmisbruik.
DIAGNOSTIEK
Vaak geen ziektebesef. Zien er vaak slordig uit. Hetero-anamnese is essentieel.
DD
• Middel/medicatie Þ Gebruik navragen
• Somatische aandoening Þ Oudere leeftijd zonder voorgeschiedenis
• Bipolaire/depressieve stoornis met Þ Tijdens stemmingsepisode
psychotische kenmerken
• OCD Þ Met obsessies en/of compulsies
• Schizotypische persoonlijkheidsstoornis Þ Introversie, weinig sociale contacten,
magische/paranormale denkbeelden
• Borderline persoonlijkheidsstoornis Þ Frequente conflicten, zelfdestructiviteit,
woede, automutilatie, suïcidaliteit
EPIDEMIOLOGIE
Levensprevalentie van 0,8%. Vaker bij mannen.
ETHIOPATHOGENESE
Neurobiologisch
• Belangrijke erfelijke factor
• Invloed van dopaminerge en glutaminerge neurotransmissie
• Kleiner hersenvolume door synapsverlies en wijdere ventrikels
2
, Psychosociaal
• Psychotraumatische gebeurtenissen
• Migratie
• Stedelijke woonomgeving
• Druggebruik
• Pre- en perinatale risicofactoren (infecties, malnutritie, stress, hypoxie, pre-eclampsie)
BEHANDELING
Psycho-educatie
Informatie over ziekte en mogelijke behandelingen. Eventueel ervaringsdeskundigen.
Psychofarmacologie
Antipsychotica werken goed tegen de positieve symptomen, maar minder tegen de negatieve
en cognitieve symptomen.
Begin met een lage dosering en drijf op tot gewenst resultaat met minimale bijwerkingen.
Clozapine is efficiënter, maar kent meer bijwerkingen. Geïndiceerd bij therapieresistentie.
Behandeling is in principe levenslang, tenzij eerste episode met remissie binnen het jaar.
Bij 80% zal na stoppen van de behandeling een recidief of exacerbatie optreden. Stoppen
doen ze omwille van bijwerkingen. Een depottoediening kan de therapietrouw verbeteren.
Þ Bijwerkingen: antidopaminerg, anticholinerg, antihistaminerg, antinoradrenerg, metabole
complicaties (meer eetlust en zo overgewicht)
Þ CAVE: maligne neurolepticasyndroom
Psychotherapie
• Cognitieve gedragstherapie
• Gezinsinterventies
• Muziektherapie
• Psychomotorische therapie
• Coping bij hallucinaties
• Cognitieve remediatie
Psychosociaal
Sociale vaardigheidstraining, rehabilitatie en sociale steun.
3
PSYCHOSESPECTRUMSTOORNISSEN ............................................................................................. 2
BIPOLAIRE STEMMINGSSTOORNISSEN ......................................................................................... 4
DEPRESSIEVE STEMMINGSSTOORNISEN ....................................................................................... 6
ANGSTSTOORNISSEN ..................................................................................................................... 8
OBSESSIEF COMPULSIEVE STOORNISSEN ...................................................................................10
PSYCHOTRAUMAGERELATEERDE STOORNISSEN ........................................................................12
SOMATISCHE SYMPTOOMSTOORNISSEN ...................................................................................13
NAGEBOOTSTE STOORNISSEN.....................................................................................................14
EETSTOORNISSEN ........................................................................................................................15
SLAAP-WAAKSTOORNISSEN ........................................................................................................17
MIDDELENGERELATEERDE & VERSLAVINGSSTOORNISSEN ........................................................18
PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN ..............................................................................................20
ONTWIKKELINGSPSYCHIATRIE .....................................................................................................22
FORENSISCHE PSYCHIATRIE & FORENSISCH RECHT ....................................................................24
1
,PSYCHOSESPECTRUMSTOORNISSEN
Kenmerken: wanen, hallucinaties, gedesorganiseerde spraak en gedrag, terugtrekking,
zelfverwaarlozing, introversie
SYNDROMEN
• Schizofrenie
• Schizofreniforme stoornis
• Schizo-affectieve stoornis
• Waanstoornis
• Kortdurende psychotische stoornis
• Katatonie
ONTWIKKELING, BELOOP & GEVOLGEN
Begint in de adolescentie met prodromale symptomen (sombere, angstige of geïrriteerde
stemming, cognitieve symptomen, betrekkingswanen, magisch denken, terugtrekgedrag).
Op latere leeftijd vooral negatieve symptomen manifest. Weinigen hebben vast werk, velen
vertonen middelenmisbruik.
DIAGNOSTIEK
Vaak geen ziektebesef. Zien er vaak slordig uit. Hetero-anamnese is essentieel.
DD
• Middel/medicatie Þ Gebruik navragen
• Somatische aandoening Þ Oudere leeftijd zonder voorgeschiedenis
• Bipolaire/depressieve stoornis met Þ Tijdens stemmingsepisode
psychotische kenmerken
• OCD Þ Met obsessies en/of compulsies
• Schizotypische persoonlijkheidsstoornis Þ Introversie, weinig sociale contacten,
magische/paranormale denkbeelden
• Borderline persoonlijkheidsstoornis Þ Frequente conflicten, zelfdestructiviteit,
woede, automutilatie, suïcidaliteit
EPIDEMIOLOGIE
Levensprevalentie van 0,8%. Vaker bij mannen.
ETHIOPATHOGENESE
Neurobiologisch
• Belangrijke erfelijke factor
• Invloed van dopaminerge en glutaminerge neurotransmissie
• Kleiner hersenvolume door synapsverlies en wijdere ventrikels
2
, Psychosociaal
• Psychotraumatische gebeurtenissen
• Migratie
• Stedelijke woonomgeving
• Druggebruik
• Pre- en perinatale risicofactoren (infecties, malnutritie, stress, hypoxie, pre-eclampsie)
BEHANDELING
Psycho-educatie
Informatie over ziekte en mogelijke behandelingen. Eventueel ervaringsdeskundigen.
Psychofarmacologie
Antipsychotica werken goed tegen de positieve symptomen, maar minder tegen de negatieve
en cognitieve symptomen.
Begin met een lage dosering en drijf op tot gewenst resultaat met minimale bijwerkingen.
Clozapine is efficiënter, maar kent meer bijwerkingen. Geïndiceerd bij therapieresistentie.
Behandeling is in principe levenslang, tenzij eerste episode met remissie binnen het jaar.
Bij 80% zal na stoppen van de behandeling een recidief of exacerbatie optreden. Stoppen
doen ze omwille van bijwerkingen. Een depottoediening kan de therapietrouw verbeteren.
Þ Bijwerkingen: antidopaminerg, anticholinerg, antihistaminerg, antinoradrenerg, metabole
complicaties (meer eetlust en zo overgewicht)
Þ CAVE: maligne neurolepticasyndroom
Psychotherapie
• Cognitieve gedragstherapie
• Gezinsinterventies
• Muziektherapie
• Psychomotorische therapie
• Coping bij hallucinaties
• Cognitieve remediatie
Psychosociaal
Sociale vaardigheidstraining, rehabilitatie en sociale steun.
3