100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Rechtsgeschiedenis Werkgroepen ALLE weken $10.30   Add to cart

Class notes

Rechtsgeschiedenis Werkgroepen ALLE weken

 54 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat ALLE uitwerkingen en werkgroepaantekeningen van week 1 t/m 7 (ook van de werkcolleges)!

Last document update: 1 year ago

Preview 4 out of 67  pages

  • January 21, 2023
  • May 24, 2023
  • 67
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Prof. dr. mr. h. de jong
  • All classes
avatar-seller
Rechtsgeschiedenis Werkgroepen
Week 1
Werkgroep Studievragen
1. Van wanneer dateert het Corpus iuris civilis (33–37)?
Van 533 - 534.
2. Waarom liet Justinianus het recht opnieuw vastleggen (26–27)?
Een nieuwe codificatie hoorde bij het ideaal van Justinianus van één rijk, met
één recht en één godsdienst. De keizerlijke constituties waren deels verouderd
en niet overzichtelijk geordend. De Codex Theodosianus uit 438 was verouderd.
Het juristenrecht was voor Justinianus’ tijd nooit geordend. De lex citandi had
alleen aangegeven dat van vijf juristen uit de klassieke tijd de adviezen bindend
waren.
3. Uit welke onderdelen bestaat deze codificatie (29, 38)?
Het bestaat uit de digesten, instituten en de codex justinianus. De latere
constituties van Justinianus (novellen) horen strikt genomen niet tot het corpus
iuris.
4. Beschrijf het karakter van elk van deze onderdelen (29, 33–37).
De Codex is een compilatie van keizerlijke constituties; de Instituten een
leerboek voor eerstejaars rechtenstudenten; de Digesten een compilatie van het
oude juristenrecht
5. Wie hebben de verschillende onderdelen van deze codificatie
samengesteld (29, 33, 35, 36)?
De verschillende onderdelen zijn samengesteld door commissies, bestaande uit
professoren van de rechtsscholen (antecessores), praktijkjuristen en hoge
ambtenaren. Zij worden compilatoren genoemd. De belangrijkste was
Tribonianus, die minister van justitie was.
6. Welke instructies heeft Justinianus voor deze werkzaamheden
gegeven (29–31)?
Voor zover niet verouderd, moest het oude materiaal worden gecompileerd en
indien nodig te wijzigen (aan te passen, interpolaties). In geval van
tegenstrijdigheden moesten de teksten worden geharmoniseerd.
7. Wat is het verschil in opzet en structuur tussen het Corpus iuris en
het huidige Burgerlijk Wetboek (39)?
De wetgeving van Justinianus bestaat niet uit teksten die zijn ontworpen door de
wetgever zelf, maar is een compilatie van bestaand materiaal, dat niet
systematisch geordend in één wetboek is samengebracht. De onderwerpen
keren terug in de Instituten, Digesten en Codex.
8. Wat is een verbintenis (224)?
Een verbintenis is een rechtsband waardoor iemand verplicht is een prestatie te
verrichten.
9. Welke bronnen van verbintenis kent het Romeinse recht (224)?
1. Contract
2. Als het ware uit contract
3. Delict
4. Als het ware uit delict
10. Welke vier private delicten worden geregeld in de Instituten (225)?
1. Diefstal
2. Roof
3. Onrechtmatig toegebrachte schade
4. Krenking
11. Van wanneer dateert de lex Aquilia (243)?
287 of 286 voor Christus. Het is een plebischiet > besluit van de
volksvergadering.

,12. Op welke vormen van schade hebben hoofdstuk (Caput) I en III van
de lex Aquilia betrekking (244, 252)?
Hoofdstuk I heeft betrekking op het doden van slaven en vee (viervoetige
kuddedieren), hoofdstuk III op het verwonden van slaven en vee, het doden
of verwonden van andere dieren en het beschadigen van stoffelijke objecten.
13. Wat kan op grond van de lex Aquilia worden gevorderd (248, 258)?
Op grond van de letterlijke tekst van hoofdstuk I een boete ten bedrage van de
hoogste waarde van de slaaf of het dier in het afgelopen jaar en op grond van
hoofdstuk III wat de zaak heeft gekost in de dichtstbijzijnde dertig dagen. Later
is dit zo geïnterpreteerd dat in hoofdstuk III het woord ‘ten hoogste’ is
inbegrepen. Als het vermogensverlies meer is dan de hoogste waarde van de
zaak in het afgelopen jaar (of 30 dagen), omvat de boete dit verlies.
14. Waaruit blijkt dat deze bedragen een boete zijn (250, 251, 282–284)?
Zij kunnen hoger zijn dan de daadwerkelijke schade. Omdat het om boetes
gaat, kunnen zij niet worden gevorderd van de erfgenaam van de laedens,
kunnen zij worden gevorderd van alle daders, en, verdubbelt het bedrag
waartoe de gedaagde wordt veroordeeld, als hij ontkent de schade te hebben
veroorzaakt.
15. Welke zijn de vereisten om de vordering op grond van de lex Aquilia
te kunnen instellen (246, 256, 261, 264)?
Vereist zijn:
(i) (allerlichtste) schuld of culpa (levissima) – nalatigheid of onzorgvuldigheid
(ii) onrechtmatigheid (iniuria) – strijd met het recht,
(iii) causaal verband – door eigen fysiek handelen (corpore suo)
(iv) schade aan een zaak – de schade is toegebracht aan een zaak (corpori)
16. Wat zeggen de Instituten over de betekenis van het begrip
‘verminken’ (rumpere, letterlijk openrijten) in hoofdstuk III van de lex
Aquilia (252)?
Volgens Inst. 4.13.3 betekent ‘verminken’ (rumpere) ‘bederven’ (corrumpere),
dat wil zeggen alles waardoor een zaak wordt vernietigd of vermindert van
kwaliteit.
17. Wat voor causaal verband wordt verlangd, wil er sprake zijn van
‘doden’ in hoofdstuk (Caput) I en ‘schade toebrengen’ in hoofdstuk
(Caput) III (261)?
De schade moet worden aangebracht met het eigen lichaam (corpore suo), dat
wil zeggen door eigen fysiek handelen zijn toegebracht.
18. Welke termen gebruikt het Corpus iuris, als er geen sprake is van
‘doden’ of ‘schade toebrengen’, maar er toch voldoende causaal verband
is voor aansprakelijkheid (257, 263)?
Men spreekt dan van toeval of het nalaten.
Dan wordt gesproken van ‘de doodsoorzaak teweegbrengen’ en ‘het toeval in
het leven roepen waardoor de schade kon ontstaan’.
19. Welke actie stelt de gelaedeerde in, als er sprake is van indirect
causaal verband (261)?
Inst. 4.3.16 kent een actio utilis toe, bedoeld is een actio legis Aquiliae utilis,
een actie die sterk aansluit bij de actio legis Aquiliae zelf, bedoeld voor allerlei
gevallen die voldoende lijken op ‘doden’ en ‘de eigenaar schade toebrengen’. De
Digesten spreken van een actio in factum, dat wil zeggen een actie voor een
individueel, atypisch geval.
20. Wat houdt het vereiste van ‘schade’ waaraan moet zijn voldaan om de
actio legis Aquiliae in te kunnen stellen, precies in (264)?
De schade moet zijn toegebracht doordat een stoffelijke zaak wordt vernield of
vermindert van kwaliteit.

,21. Wat was een actio in factum in de tijd van
Justinianus (285)?
Een actio in factum is een vordering waarmee de
laedens aansprakelijk kan worden gesteld in een
atypische situatie, wanneer strikt genomen niet
was voldaan aan alle vereisten voor de benoemde
vordering (actio directa)

Lees de tekst en beantwoord de vraag.
Casus “De verdronken slaaf”
D. 9.2.9.3 Ulpianus, Commentaar op het Edict,
boek 18
Als jij door het paard waarop mijn slaaf reed, aan het schrikken te maken, hebt
bewerkstelligd dat deze slaaf in de rivier is gevallen en is omgekomen, dan
moet, zo schrijft Ofilius, een actio in factum worden gegeven, net zoals wanneer
mijn slaaf door de één in een hinderlaag zou zijn gelokt en door de ander
gedood.
Vraag
1. Beantwoord de eerste drie vragen van het vierstappenplan (Bijlage 1):
Stap 1: Wat zijn de relevante feiten van de casus?
Mijn slaaf is gedood door een hinderlaag of door het paard te laten
schrikken waarop mijn slaaf rijdt.
Stap 2: Wat is de rechtsvraag?
Welke actie kan er worden ingesteld?
Stap 3: Wat is de oplossing die de tekst geeft?
Dan moet een actio in factum worden gegeven,
Welke bron?  D. boek 9 titel 2 = lex aquillia // D van digesten en Ulpianus is
een jurist. (533)
Ulpianus leefde in de klassieke tijd (0-300)
Actio in factum = actio utilis bij Justinianus
Dit is lex aquilia caput I
Wat zijn de vereisten om de vordering op grond van de lex Aquilia te kunnen
instellen?
1. schuld, het is hem te verwijten.
2. onrechtmatigheid, in strijd met het recht.
3. causaal verband*
*schade is toegebracht door eigen fysiek handelen
4. schade aan een zaak
Causaal verband ontbreekt, want de schade is niet toegebracht door
eigen fysiek handelen.

Werkgroep aantekeningen week 1
Instituten
1. Welke vier private delicten worden geregeld in de Instituten?
 Diefstal (4.1)
 Roof (4.2)  verschil met diefstal is het geweld
 Onrechtmatige toegebrachte schade (4.3)
 Krenking (4.4)
2. Op welke vormen van schade hebben hoofdstuk (caput) I en III van de lex
Aquilia betrekking? (4.3)
 Hoofdstuk 1: Onrechtmatige dood van andermans slaaf of vee (4.3pr)
 Hoofdstuk 3: Overige schade (4.3.13)
3. Wat kan op grond van de lex Aquilia worden gevorderd?

,  Betaling van de maximale waarde van het afgelopen jaar van de zaak (h1)
 4.3.9
 Betaling van de maximale waarde(4.3.15) waarde van de
dichtstbijzijnde 30 dagen van de zaak (h3)  4.3.14 (maximaal staat niet
in 4.3.14, maar is toegevoegd in 4.3.15)


Regeling Handeling Object Rechtsgev Eiser Vereisten
olg
Lex Onrechtmat Andermans Betaling De 1. schuld
Aquilia ige dood slaaf of vee van de eigenaa 2.onrechtmati
Caput I maximale r (4.3pr) gheid
waarde 3. causaal
van het verband*
afgelopen *schade is
jaar van toegebracht
de zaak door eigen
(h1) fysiek
handelen
4. schade aan
een zaak

Lex Verbranden Andermans Betaling De 1. schuld
Aquilia , verminken slaaf of vee van de eigenaa 2.onrechtmati
Caput III en breken (voor zover ze maximale r gheid
(4.3.13) verwond zijn) (4.3.15) 3. causaal
en alle andere waarde verband*
dieren (doden van de *schade is
en dichtbij toegebracht
verwonding) zijnde 30 door eigen
en levenloze dagen van fysiek
zaken de zaak handelen
(h3) 4. schade aan
een zaak
4.5  lijkt op een delict
4.6  vorderingen
4.8  noxale vorderingen  soms kiezen om schade te betalen, maar ook
om degene die schade heeft veroorzaakt uit te leveren
4.9  schade veroorzaakt door dieren
4.12  voortdurende en tijdelijke vorderingen

Rechtgevolg  boete element  het kan namelijk hoger uitkomen dan de
waarde op dit moment

Werkcollege:
A.
Zet de volgende items met een jaartal op een tijdlijn: 1. Novellen; 2. Klassieke
tijd; 3. Codex Vetus; 4. Instituten en Digesten; 5. Regering Justinianus; 6. Codex
Justinianus; 7. Codex Theodosianus; 8. Lex citandi.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jb1999. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.30. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.30  1x  sold
  • (0)
  Add to cart