Wat is de empirische cyclus en welke stappen doorloop je?
Definitie = stappenplan om door middel van onderzoek tot nieuwe kennis te komen
- De empirische cyclus begint bij een theorie. De onderzoeker gaat uit van een
bepaalde theorie: dit is een uitspraak of een samenhangende reeks van uitspraken
met een algemeen geldend karakter.
- Daarna vindt deductie plaats: uit de abstracte theorie worden toetsbare hypothesen
gemaakt.
- Na het maken van de hypothese(n) wordt er een onderzoeksontwerp gekozen. Er
wordt dan gekeken naar:
- Selectie van de onderzoekspopulatie (specificeren van het steekproefkader, van de
procedure voor het trekken van de steekproef, van de te vergelijken subpopulaties,
van de inclusie- en exclusiecriteria)
- Selectie van de meetinstrumenten (herleiden van de begrippen in de
onderzoeksvraagstelling tot meetbare variabelen; zo nodig ontwikkelen van
meetinstrumenten en van criteria ten behoeve van de classificatie van de
onderzoekspersonen met betrekking tot ieder kenmerk)
- Selectie van meetmomenten (tijdstip van observaties)
- Selectie van statistische analysetechnieken.
- Uitvoeren van het onderzoek (verrichten van de observaties; gegevensverzameling)
- Analyseren van de onderzoeksresultaten:
- Frequentie van de meetwaarden van de relevante variabelen (univariabele
analyses; beschrijvend van aard)
- Relaties tussen variabelen (bi- en multivariabele analyses; beschrijven dan wel
verklarend)
- Interpretatie van de onderzoeksresultaten (conclusies)
- De concrete waarnemingen worden omgezet naar een meer abstract gegeven van de
werkelijkheid -> inductie
Systematische waarnemingen -> ben je naar op zoek.
Niet-systematische waarnemingen -> ben je niet naar op zoek, komen ineens op je pad.
,Wat is inductie?
Inductie is het proces waarin concrete waarnemingen die naar voren komen na een
onderzoek worden omgezet in een meer abstract en algemeen geldend beeld van de
werkelijkheid. Hierdoor kun je het terug implementeren in een theorie.
Inductief redeneren stelt dat een nieuwe theorie niet allen opgaat voor de waargenomen
gevallen, maar ook opgaat in alle vergelijkbare gevallen. Om erachter te komen of dat zo is,
voert men nieuwe – systematische – waarnemingen uit
Wat is deductie?
Deductie is het proces waarin er van abstracte algemene theorie een toetsbare hypothese
wordt gemaakt. Je gaat informatie verzamelen en met behulp hiervan stel je hypothesen op
die je met je onderzoek wilt gaan bekijken.
Als een stukje van de theorie nog onduidelijk is kunnen hier weer nieuwe vragen ontstaan ->
nieuwe hypothesen.
Wat is een theorie?
Een theorie is een uitspraak of een samenhangende reeks van uitspraken met een
algemeen geldend karakter. Een theorie kan ontstaan door overlevering, maar is vaak
gebaseerd op waarneming van gebeurtenissen. Deze waarnemingen hoeven niet
systematisch te zijn. Meestal zijn er echter ook systematisch verzamelde waarnemingen: de
resultaten van eerder verricht onderzoek over hetzelfde onderwerp, uitgevoerd door de
onderzoeker zelf of door anderen. Het integreren van al deze waarnemingen gaat niet
automatisch. Dit wordt inductie genoemd.
Een andere manier om een theorie te ontwikkelen is om te trachten de onjuistheid ervan te
bewijzen. Popper (1902-1994) identificeerde hiermee een hoeksteen van de empirische
wetenschap. Volgens hem was conformatie onmogelijk met zekerheid te doen, maar
falsificatie was altijd mogelijk
Hoe pas je de empirische cyclus toe op hiv en aids?
Theorie: homoziekte
Hypothese: alleen homoseksuele mannen kunnen GRID krijgen
,Taak 2
Wat is het verschil tussen een vraagstelling en hypothese?
Een vraagstelling is een vraag -> wat wil je weten?
Een hypothese is een stelling -> wat verwacht je?
De vraagstelling identificeert het concept van het onderzoek en stelt de vraag over de
onderlinge relaties; de hypothese geeft de richting weer die je verwacht.
Waar moet een goede vraagstelling en hypothese aan voldoen? (Picot)
Vraagstelling
Een heldere probleemstelling geeft sturing aan het hele onderzoek, inclusief de analyse. Een
probleemstelling is een nauwkeurige formulering van de vraag waarop de onderzoeker een
antwoord wil geven. Een probleemstelling lijkt veel op een vraagstelling en eindigt altijd op
een vraagteken. Een probleemstelling bestaat uit twee elementen:
- De vraagstelling -> de centrale vraag die de onderzoekers wensen te beantwoorden.
Een vraagstelling wordt (vaak) gebaseerd op een bepaalde theorie.
o Vaak begint de vraagstelling in kwalitatief onderzoek met woorden als ‘hoe’,
‘welke’ of ‘wat’.
- De doelstelling -> hierin vertel je waarom je het onderzoek uitvoert
o Wetenschappelijk doel -> puur kennis vergaren
o Maatschappelijk doel -> de kennis gebruiken om een maatschappelijk
vraagstuk aan te pakken.
Typen onderzoeksvraagstellen:
- Wat is het verschijnsel?
- Hoe vaak/veel komt iets voor?
- Verschillen in vóórkomen (tijd, plaats, etc.)
- Oorzaken en gevolgen (determinanten)
- Functies en disfuncties
- Effectiviteit van interventies.
Bronnen van onderzoeksvraagstellingen – eigen interesse, opdracht, praktijk, waarneming,
theorie/model, hypothesen/voorspelling,
Onderzoek zelf -> nieuwe problemen en deelproblemen.
Elementen van een probleemstelling:
- Begrippen -> bepaalde definities.
Enkele vormcriteria:
o Ondubbelzinnig – beknopt, geen tautologieën, bekende termen.
o Precisie – volledige opsomming óf uitsluitende en uitputtende regel ->| positieve
formulering.
- Relaties -> samenhang/oorzaak; leidt tot… gaat gepaard met…
Deterministisch – risicofactor moet altijd leiden tot een gevolg.
o Probabilistisch – er is een kans op een gevolg.
Probabilistisch komt het vaakst voor.
- Domein -> domeinafbakening.
Een vraagstelling dient in operationele termen geformuleerd te worden. Daarbij vormen de
PICO-elementen een handige kapstok:
- Population -> over wie gaat het? Wat is het domein waarvoor de uitspraak moet
gelden?
- Intervention -> wat is de interventie, diagnostische test of determinant die men met de
gezondheidsuitkomst in verband wil brengen? Dit is ook wel de onafhankelijke
variabele.
, - Comparator/Controle -> met welke interventie, test of determinant wil men een
vergelijking maken?
- Outcome -> welke gezondheidsuitkomst wil men bestuderen> dit is ook wel de
afhankelijke variabele
Soms spreekt men ook van PICOT. Hierbij komt de eenheid tijd erbij.
- Situationele vraagstukken zijn plaats- en tijdgebonden.
- Abstracte vraagstukken zijn onafhankelijk van plaats en tijd
Een vraagstelling kan ook aan SMART-eisen voldoen:
- Specifiek
- Meetbaar
- Acceptabel
- Realistisch
- Tijdsgebonden
Dit is vooral bij een kwantitatief onderzoek
Hypothesen
Hypothesen zijn toetsbare uitspraken over je onderzoeksgroep. Je toetst deze
voorspellingen meestal met behulp van statistische toetsen. Zo’n hypothese wordt dus
logisch afgeleid uit de algemene verwachtingen. Een hypothese is een toetsbare stelling op
grond van waarnemingen in de praktijk die al dan niet kan worden verworpen.
- Het spreekt voor zich dat deze verwachtingen niet uit het niets komen: je moet ze wel
van de juisten argumenten voorzien. Daarvoor gebruik je de literatuur. Een hypothese
is gerelateerd aan een vraagstelling.
- De hypothese komt voort uit de theorie of uit (niet-)systematische waarnemingen
- Aan het eind van het onderzoek blijkt of de hypothese klopt of dat deze verworpen
moet worden
Hypothesen zijn meestal opgesteld in twee delen:
- Een nulhypothese -> de basisveronderstelling die gehandhaafd blijft zolang er
onvoldoende bewijs is voor het alternatief. Dit zijn meestal de aannames zoals ‘geen
verband’, ‘geen effect’ of ‘geen verschil’.
- Een alternatieve hypothese -> de alternatieve veronderstelling. Dit zijn meestal de
aannames die wel een verband, een verschil of een effect veronderstellen.
o Simpele hypothesen -> je verwacht een relatie tussen een afhankelijke en een
onafhankelijke variabele.
o Complexe hypothesen -> je verwacht een relatie tussen 2 afhankelijke of 2
onafhankelijke variabelen
o Directionele hypothesen -> richt zich niet enkel op het bestaan van de relatie, maar
ook op de richting daarvan; dus of hert een negatieve of positieve relatie is.
o Non-directionele hypothesen -> richt zich niet op de richting van de relatie.
De centrale eis waar een hypothese aan moet voldoen is toetsbaarheid. Verder zijn
duidelijkheid, stelligheid, relevantie en precisie van belang.
- Geen normatieve uitspraken doen
- Geen tautologische beweringen
- De waarschijnlijkheid van uitspraken
Wat is het verschil tussen een gewone en wetenschappelijke vraag?
Wetenschappelijk -> met behulp van onderzoek kunnen toetsen en meer kennis vergaren.
Gewone vraag heeft dit niet.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosannedekurver. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.31. You're not tied to anything after your purchase.