100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting hoofdstuk 1 stofwisseling van biologie voor jou $5.37
Add to cart

Summary

Samenvatting hoofdstuk 1 stofwisseling van biologie voor jou

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Dit is de samenvatting van hoofdstuk 1 over stofwisseling uit het boek biologie voor jou.

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1
  • January 21, 2023
  • 8
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Samenvatting H1
Paragraaf 2
De opbouw en afbraak van stoffen in cellen is de stofwisseling of metabolisme.
Enzymen maken dit mogelijk. Cellen nemen stoffen op en geven het af aan hun
omgeving. Cellen met chlorofyl kunnen energie opnemen. Andere cellen moeten
stoffen opnemen die energierijk zijn. Dit is chemische energie.

De opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen is
assimilatie. Hierdoor ontstaan organische stoffen waaruit cellen
bestaan. Het kan dienen als brandstof, reservestof, bouwstof of
informatiedrager. Voor veel bindingen tussen atomen is ook energie
nodig om ze in stand te houden.
De afbraak van organische moleculen noem je dissimilatie. Hierbij
komt energie vrij die voor assimilatie of andere processen zoals
transport gebruikt kan worden. Verbranding is een dissimilatieproces met glucose.

Organische stoffen zijn koolstofverbindingen. Waterstof, zuurstof, stikstof, zwavel,
fosfor en metalen komen ook vaak voor. De koolwaterstofbinding is energierijk.
Anorganische stoffen bevatten slechts enkele koolstofverbindingen met kleine
moleculen waarin 1 koolstofatoom voorkomt.

Glucose is een voorbeeld van een organische stof met een koolstofketen met
zuurstof- en waterstofatomen. Je kunt ze weergeven in een molecuulformule,
structuurformule en een ruimtelijk model.

Planten en cyanobacteriën zijn autotroof. Ze kunnen glucose vormen door
koolstofassimilatie. Hier is CO2, H2O en energie van de zon voor nodig
(fotosynthese). Heterotrofe organismen moeten voor de opbouw van hun cellen
organische stoffen als voedsel opnemen.
In de voortgezette assimilatie wordt glucose gebruikt om koolhydraten, vetten,
eiwitten en DNA te vormen. Hier zijn mineralen zoals nitraten en fosfaten voor nodig.

Bij stofwisselingprocessen waarbij energie nodig is, is ATP (adenosinetrifosfaat)
nodig. Dit transporteert energie naar de plaats waar het nodig is. ATP is een
nucleotide en bestaat uit adenosine en 3 fosfaatgroepen. In de bindingen tussen de
fosfaatgroepen is veel energie. Als de derde fosfaat groep afsplitst, ontstaat ADP
(adenosinedifosfaat) en komt energie vrij. ATP kan worden gevormd bij dissimilatie
en bij lichtreacties van fotosynthese. De energie die hierbij vrijkomt, wordt gebruikt
om een fosfaatgroep te binden met ADP. Deze reactie wordt fosforylering genoemd.

Assimilatie en dissimilatie zijn kernmerken van leven. Assimilatie en handhaving van
de bouw zijn alleen mogelijk door constante toevoer van energie. Zonder licht of
energierijke verbindingen (voedsel) is geen leven mogelijk.

De geordende bouw en stofwisseling zijn gebaseerd op informatie. Die informatie
komt van buiten de cel doordat cellen reageren op veranderingen en van binnen de
cel, van het DNA. Informatie in het DNA beïnvloedt de bouw en de stofwisseling.

, Een hypothese over het ontstaan van het leven is een ‘RNA-wereld’. Uit vulkanen
kunnen koolhydraten, vetzuren, aminozuren en nucleotiden komen. Hieruit kan RNA
ontstaan. Abiotische blaasjes kunnen zich vormen als water met vetten of andere
koolwaterstofbindingen worden gemengd. Als ze dan RNA bevatten kunnen het de
eerste cellen zijn. RNA speelt nu nog steeds een rol bij de stofwisseling.

Paragraaf 3
Enzymen katalyseren stofwisselingsreacties zonder waarbij zelf te worden verbruikt.
Dit is bepalend voor het verloop van de stofwisseling

Enzymen zijn eiwitten. Een deel van het enzym is het actieve centrum. De stof
waarop een enzym inwerkt en die in het actieve centrum past, is het substraat. In het
actieve centrum vindt de reactie plaats zodra het substraat zich bindt. Op het
moment van de binding verandert het enzym-substraatcomplex. Na de reactie laat
het ontstane molecuul zich los en kan de volgende reactie plaatsvinden.

De naam van een enzym bestaat uit de naam van het substraat en het achtervoegsel
-ase. Een stof die ontstaat, is het product. Als de reactie in 2 richtingen verloopt, krijg
je een dubbele pijl met de naam van het enzym erboven.

Veel enzymen hebben een ion of molecuul nodig om goed te kunnen werken. Dit
wordt een cofactor genoemd als het anorganisch is en een co-enzym als het
organisch is. Het enzym wordt dan apo-enzym genoemd.

Chemische reacties verlopen door de beweging en botsing van moleculen. Er moet
een energiedrempel worden overschreden. De energie die moet worden toegevoerd,
wordt de activeringsenergie genoemd. Hierdoor gaan moleculen sneller bewegen en
kan de reactie verlopen. De reactie-energie is de energie die vrijkomt bij de reactie.

De energie is hoog bij stofwisselingsprocessen. Door een enzym op een substraat
wordt de energiedrempel verlaagd en is er minder activeringsenergie nodig. De
producten bevatten minder energie dan het substraat.

In het substraat worden bindingen tussen atomen verbroken en gemaakt. Het
substraat wordt een product en laat dan los. Enzymen zijn substraat specifiek: het
actieve centrum en substraat passen precies op elkaar, elk enzym kan inwerken op 1
stof. Het enzym verandert niet na de reactie en kan verder met de volgende reactie.

De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt, is de enzymactiviteit. Dit kan
in hoeveelheid substraat of hoeveelheid reactieproduct per tijdseenheid. De activiteit
wordt beïnvloed door de temperatuur, zuurgraad, concentratie en bindingen.
Onder de minimumtemperatuur is er geen enzymactiviteit doordat de moleculen te
traag bewegen voor de vorming van enzym-substraatcomplexen.
Bij stijging van de temperatuur neemt de activiteit ook toe. Maar
boven de maximumtemperatuur verliezen de enzymen hun vorm
en neemt de activiteit af. Dit heet denaturatie en is irreversibel.
Het verband tussen de temperatuur en enzymactiviteit kan je
weergeven in een optimumkromme. De temperatuur waarbij geen
activiteit is, is het minimum. Waar de meeste activiteit is, is de
optimum en waar het er geen activiteit meer meetbaar is, is het maximum.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ayestibos. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.37
  • (0)
Add to cart
Added