ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 1: KENNISMAKING MET ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Ontwikkelingspsychologie: Wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus
van differentiatie en functioneren leiden. (Het is de wetenschappelijke studie naar de groei, verandering en
stabiliteit van conceptie tot adolescentie. Het richt zich op de menselijke ontwikkeling.)
Menselijke ontwikkeling wordt voor een deel bepaald door rijpingsprocessen. Het impliceert verandering
en vooruitgang op twee niveaus;
- Van klein naar groot (Groei)
- Van eenvoudig naar complex (Differentiatie)
De psychologische ontwikkeling van de mens staat nooit stil, maar alleen in de kinder - en jeugdjaren leiden
deze tot veranderingen door de combinatie van rijping en leren tot een steeds hoger niveau van functioneren.
De ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met twee fundamentele kwesties:
1. Welke psychologische toestanden doorlopen individuen tijdens hun ontwikkeling?
2. Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene toestand naar de volgende?
We willen ontwikkelingsprocessen beschrijven en verklaren
Ontwikkelingen:
- Fysieke ontwikkeling: ontwikkeling doe betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam zoals
hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap op ons
gedrag.
- Cognitieve ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop het gedrag van mensen
wordt beïnvloed door groei en verandering in de eigenschappen die de ene persoon onderscheiden van de
andere persoon.
- Sociale en persoonlijk ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op de sociale relaties en interacties
met anderen en op duurzame eigenschappen die de ene persoon onderscheiden van de anderen.
Welke ontwikkelingsgebieden kennen we? Fysiek, emotioneel, sociaal, persoonlijk
Leeftijdsgroepen:
1. Babyperiode (0-12 maanden): We spreken hiervan zolang een kind nog niet loopt. In het eerste levensjaar
is het groei- en ontwikkelingstempo heel hoog. Een van de belangrijkste ontwikkelingen is het ontstaan van
de eerste hechtheidsrelatie.
2. Peuterperiode (1-4 jaar): De peuter is ondernemend en zelfbewust. Nieuwe vaardigheden en
leerervaringen. De belangrijkste is de taalontwikkeling, die de basis vormt van de snel toenemende sociale
en communicatieve vaardigheden. Een eigenschap dat nog veel voorkomt is egocentrisme; Peuters denken
en handelen sterk vanuit hun eigen belevingswereld en kunnen zich nog niet in andere verplaatsen.
3. Kleuterperiode (4-6 jaar): De kleuter is meer op andere gericht en beschikt meestal over een rijke fantasie.
De kleutertijd heeft echter heel specifieke kenmerken en onderscheidt zich nog duidelijk van de
schoolperiode die op zes jarige wordt ingeluid. Het verschuift van spelen naar leren.
4. Schoolperiode (6-12 jaar) de cognitieve ontwikkeling neemt in deze periode een belangrijke plaats in.
Naast school en buurt komen veel schoolkinderen via sport- of hobbyactiviteiten met anderen kinderen en
volwassenen in contact.
5. Adolescentie (12-18 jaar): het wordt ingeluid door de puberteit. Een belangrijk aspect van deze fase is de
ontwikkeling van seksualiteit en identiteit. Tijdens deze fase is de relatie met leeftijdsgenoten minstens zo
belangrijk als de band met hun ouders.
, Ontwikkelingsfase Leeftijd Omgeving
Babyperiode 0-12 maanden Gezin, kinderopvang
Peuterperiode 1-4 jaar Gezin,
kinderopvang,
peuterspeelzaal
Kleuterperiode 2-6 jaar Gezin, groep 1-2,
opvang etc.
Schoolperiode 6-12 jaar Gezin, groep 3-4,
sport of opvang etc.
Adolescentie 12-18 jaar Gezin, VO,
leeftijdgenoten
Locke en Rousseau:
Locke: (Tabula- Rasa) Stelde dat elk kind als een ongeschreven blad ter wereld kwam, dus zonder
noemenswaardige erfelijke bagage, en dat de opgedane ervaringen bepalend waren voor de verdere
levensloop.
- Hij pleitte voor een strikte opvoeding die uiteindelijk zou resulteren in optimale zelfdiscipline en vorming
van de geest.
Rousseau: geloofde sterk in de aangeboren goedheid van de mens. Het onbedorven kind zou met zijn
nieuwsgierigheid en tomeloze energie slechts ruimte, respect en stimulans nodig hebben en zou zo min
mogelijk de beknotting of correctie van zijn opvoeder moeten ervaren.
- Hij zag het kind als een actief en onderzoekend wezen dat met een sterke wil greep tracht te krijgen op de
realiteit.
- Gaf vooral het gevoel een belangrijke plaats
Charles Darwin, Het eerste onderzoek naar kinderen: Hij observeerde zijn eigen zoon gedurende zijn eerste drie
levensjaren, om verdere steun voor zijn evolutietheorie te vinden.
- Het werd niet systematisch verricht
- Interpretaties waren subjectief
Onderzoek lijkt vooral een kwestie van cijfers en meten. Dankzij de technologie is de mens tot zeer
nauwkeurige waarnemingen en metingen in staat.
Om een eigenschap te meten is het nodig dat we deze operationaliseren; dat wil zeggen dat we de eigenschap
zodanig “vertalen” dat er meetbare gegevens aan gekoppeld kunnen worden. Bv: agressie; als we willen meten
hoe agressief iemand is, kunnen we agressie omzetten in observeerbare gedragingen bijvoorbeeld schoppen,
slaan, schelden.
- De meting van een eigenschap moet valide en betrouwbaar zijn; betrouwbaar wil zeggen dat de meting
ongeacht het tijdstip en de persoon steeds hetzelfde resultaat oplevert. Om te kunnen zeggen dat iets
valide is moet het meetresultaat worden vergeleken met het standaard of criterium.
Bladzijde 25,26,27 even doorlezen
,Dwarsdoorsnedeonderzoek: het is tijd- en kostenbesparend en wordt, ondanks belangrijke beperkingen veel
toegepast.
- Op een specifiek moment worden de meetresultaten van kinderen van verschillende leeftijden met elkaar
vergeleken.
Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren.
We kunnen niks zeggen over de individuele ontwikkeling.
Longitudinaal onderzoek: Het onderzoek wil dus zeggen dat het gedrag van kinderen op minstens twee
verschillende tijdstippen wordt vastgesteld, maar daartussen een duidelijk tijdsverschil.
- Deze methode maakt het mogelijk de ontwikkeling van het individu te volgen, en van een verwarring van
cohort- en ontwikkelingseffect hebben we nu geen last.
- BV: We selecteren een groep van alleen vierjarigen die we de geheugentaak laten uitvoeren. Vervolgens
wordt dezelfde opdracht vier jaar later nog eens door dezelfde kinderen uitgevoerd.
- Het is kostbaar, tijdrovend en stuit vaak op talloze praktische problemen. Daarnaast loopt men het risico in
de loop der tijd proefpersonen kwijt te raken.
Methode Definitie Voordelen Nadelen
Dwarsdoorsnede Op 1 tijdstip de Snel en goedkoop Bij
meetresultaten van grootleeftijdsverschil
groepen van verwarring van
verschillende leeftijd cohort- en
vergelijken ontwikkelingseffect
Longitudinaal Op meerdere Geen verwarring van Langdurig en duur
tijdstippen 1 groep cohort- en
kinderen met ontwikkelingseffect
zichzelf vergelijken
Extra
- Prenatale periode (conceptie tot geboorte)
- Baby/peutertijd (geboorte tot 3 jaar)
- Kleutertijd (3-6 jaar)
- Schooltijd (6-12 jaar)
- Adolescentie (12-20 jaar)
, HOOFDSTUK 2: ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCHE THEORIEËN
Nature: kenmerken als instinct, talent, groei, temperament en drift
Nurture: opvoeding, vaardigheid, kennis en ervaring
De nurture-theorieën waartoe het behaviorisme en de sociale leertheorie behoren kun je geen
ontwikkelingstheorie noemen, omdat de processen die worden beschreven bij kinderen niet wezenlijk anders
verlopen dan bij volwassenen.
Sigmund Freud: presenteerde zijn psychoseksuele ontwikkelingstheorie, waarbij hij veronderstelde dat jongen
kinderen over zoiets als “seksuele energie” beschikten.
Hij is ook de eerste geweest die verschillende ontwikkelingsfasen van kind en jongere heeft onderscheid.
Hij zag de mens als vol driften (seksuele driften) dit noemde hij ES; het heeft als doel om de driften zo
spoedig mogelijk te bevredigen. BV: Bij een pasgeboren kind wordt alles door de ES bepaald. De baby eet,
slaapt, plast etc. omdat hij daar behoefte aan heeft.
Ich (ego): Het vormt het realistische element in de persoonlijkheid. Het probeert de driftimpulsen uit te
stellen, of om te zetten in gedrag dat wel door de omgeving geaccepteerd wordt. BV; een jong kind ervaart
dat je je driften maar beter kunt beteugelen, want anders krijg je met straf of afkeuring van je ouders te
maken.
Über-ich (Super-ego): de mens heeft niet alleen sturing en controle van buitenaf nodig. Er dient ook een
innerlijke “rechter” te bestaan die ons ingeeft wat goed of fout is. Bv: schuld- en schaamtegevoel.
Ontwikkelingsfasen:
1. Orale fase (0-1 jaar): is het Es alom tegenwoordig. De erogene zone is de mond en de bevrediging van
libido vindt plaats via zuigen en eten. De moederfiguur wordt als degene die de orale fase bevredigt,
het eerste liefdesobject van het kind.
- Orale fixatie: kan ontstaan wanneer het kind te vroeg de moederborst onthouden wordt.
- Kinderen die een lange periode borstvoeding hebben gehad is het spenen een bron van frustratie
- Eetstoornissen en rookverslaving worden als orale problemen beschouwd.
2. Anale fase (1-3 jaar): de erogene zonde is de anus. Het kind geniet van de controle over de sluitspier;
het kan de ontlasting zelf ophouden of vrijgeven.
- In deze fase botsen de verlangens van het kind met die van de ouders.
- In deze fase komt het Ich in actie, het kind wordt zindelijk en gehoorzaamt.
- Als de zindelijkheidstraining voor het kind op een frustrerende wijze verliep zou dat invloed kunnen
hebben op diens volwassen persoonlijkheid.
- Het thema schoon/vies speelt een belangrijke rol
3. Fallische fase (3-6 jaar): de erogene zone is het genitale gebied. Peuters en kleuters beleven prettige
gevoelens door masturbatie.
- In deze fase voelen kinderen zich sterk aangetrokken tot de ouder van het andere geslacht en zien zij de
ouder van hetzelfde geslacht als hun rivaal die hen jaloers en vijandig maakt.
- Bij jongens leidt dit tot castratieangst: De vrees dat de vader het lustproject, de penis zal afnemen.
Oedipuscomplex
- Elektracomplex: vloeit voort uit het gemis van een penis. Meisjes zouden de penis missen en jaloers zijn op
de vader die er wel een heeft. Penisnijd
- Het kind maakt zich de morele waarde van de ouder eigen, het über-ich komt tot ontwikkeling.
4. Latentiefase (6-12 jaar): het betekent onzichtbaar aanwezig of sluimerend. Seksuele gevoelens worden
onderdrukt of gekanaliseerd.
- Het kind gebruikt de ruimte en tijd vooral om zich in sociaal en cognitief opzicht te ontwikkelen.
5. Genitale fase (na 12 jaar): de genitale zone wordt door lichamelijke verandering gezien als het
centrum van erotische genoegens.
- Jongeren bereiden zich voor op de volwassenheid.
- Het libido wordt geïnvesteerd in seksuele verkenning, het kiezen van een levenspartner en het verwekken
en grootbrengen van het eigen nageslacht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosvandongen03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.78. You're not tied to anything after your purchase.