Een duidelijke samenvatting van het boek Sociale Psychologie (10e editie) van Aronson. Hoofdstuk 1 t/m 13 (bij hoofdstuk 2 alleen hindsigh bias). Inclusief alle begrippen en voorbeelden.
Psychologie: de wetenschappelijke studie naar het gedrag en het innerlijk leven (gedachten en
gevoelens) van mensen.
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie naar de manier waarop de werkelijke of
denkbeeldige aanwezigheid van mensen de gedachten, gevoelens en gedragingen van andere
mensen beïnvloedt.
De kern van de sociale psychologie is de sociale invloed: het effect dat de woorden, daden of alleen
al de aanwezigheid van andere mensen hebben op onze gedachten, gevoelens, houdingen en/of
gedrag. -> Mensen beïnvloeden elkaar altijd. (Dit kan bewust of onbewust gebeuren en hoeft niet alleen
waarneembaar te zijn).
*Sociaal psychologen proberen sociale invloed op een andere manier te begrijpen dan op basis van
gezond verstand of volkswijsheid.
Om sociaal gedrag te verklaren kan gebruik worden gemaakt van de empirische methode: op
waarneming en/of onderzoek gebaseerde methode voor het toetsen van hypothesen (een als
voorlopige waarheid aangenomen, maar nog te bewijzen veronderstelling).
Sociale psychologie is gerelateerd aan diverse wetenschappelijke disciplines (biologie,
neurowetenschap, evolutionaire psychologie, persoonlijkheidspsychologie, sociologie, economie en
politicologie) -> houden zich bezig met onderzoek naar determinanten: bepalende factor in
ontwikkeling of toestand (menselijk gedrag).
Verschillen met andere wetenschappelijke disciplines:
Evolutionaire psychologie verklaard gedrag op basis van erfelijke factoren die zich door de
tijd heen hebben ontwikkeld (door natuurlijke selectie: organismen die zich aan omgeving
aanpassen, hebben meer overlevingskans) -> sociale psychologie richt zich op het hier en nu.
Persoonlijkheidspsychologie verklaart sociaal gedrag op basis van individuele verschillen ->
sociale psychologie verklaart naast persoonlijkheidsverschillen sociaal gedrag in termen van
de macht van de sociale situatie.
Sociologie richt zich op sociale klasse, sociale structuur en sociale instituties -> sociale
psychologie richt zich op de beïnvloeding van de interpretatie of het construct van de sociale
omgeving.
Analyseniveau van de sociale psychologie betreft het individu in de context van een bepaalde
sociale situatie.
Doel is het beschrijven en verklaren en hoe mensen elkaar, als elkaars sociale omgeving, in
hun voelen, denken en doen beïnvloeden -> crosscultureel onderzoek is essentieel.
,Om te verklaren waarom mensen doen wat ze doen gaan we naast de evolutionaire of biologische
benaderingen ook uit van individuele verschillen: de aspecten van de persoonlijkheid die mensen
onderscheiden van anderen. -> Vergroot onze kennis over het menselijk gedrag.
Sociale psychologen houden zich vooral bezig met hoe mensen hun sociale omgeving interpreteren,
dus hoe hun construct (de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en
interpreteren) hen beïnvloedt.
*Sociale psychologie beweegt zich tussen de sociologie en persoonlijkheidspsychologie.
Fundamentele attributiefout (ook wel de correspondentievertekening): neiging om de mate waarin
iemands gedrag wordt veroorzaakt door de rol van persoonlijke eigenschappen en andere interne
factoren te overschatten en de rol van externe situationele factoren te onderschatten. -> Bijv. een
persoon is onaardig door zijn persoonlijkheid en niet door de omgevingsfactoren.
Attributie: toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het daarmee
voorzien van verklaringen.
Psychologische stromingen en sociale psychologie:
Behaviorisme: psychologische stroming die ervan uitgaat dat je om menselijk gedrag te
kunnen begrijpen slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende of straffende eigenschappen
van de omgeving.
Gestaltpsychologie: psychologische stroming die het belang benadrukt van het bestuderen
van de persoonlijke (subjectieve) manier waarop een object wordt waargenomen (het
gestald of geheel), in plaats van het bestuderen van de manier waarop de objectieve, fysieke
eigenschappen zich combineren tot het object.
Fenomenologie: filosofische stroming die probeert door de geestelijk-intuïtieve beschouwing
(door de directe ervaring) van de dingen, niet door rationele kennis, de wereld en het wezen
der dingen te beschrijven.
Naïef realisme: de overtuiging dat we dingen waarnemen ‘zoals ze echt zijn’, daarbij onderschattend
hoeveel we dat wat we zien, interpreteren of zelfs verdraaien.
*We hebben de behoefte om ons goed te voelen over onszelf (positieve zelfwaardering) en de
behoefte om de wereld accuraat waar te nemen (nauwkeurigheid). -> trekken ons in verschillende
richtingen, maar geeft ons de waardevolste inzichten over menselijke gevoelens en gedachten .
Zelfwaardering: beoordeling van mensen van wat ze zelf waard zijn. -> Positieve zelfwaardering: een
positieve waardering van zichzelf.
*We hebben een voorkeur voor informatie die ons in een positief daglicht stelt, die onze
zelfwaardering doet stijgen = zelfverheffingsmotief.
Belangrijkste bevindingen van het zelfverheffingsmotief:
Mensen zijn gemotiveerd een positief beeld van zichzelf in stand te houden, deels door hun
eigen gedrag te rechtvaardigen.
Dit brengt hen ertoe om in bepaalde omstandigheden dingen te doen die in eerste instantie
verrassend of paradoxaal lijken. (Zo geven ze voorkeur aan mensen en dingen waarvoor ze hebben
geleden boven associaties met gemak en plezier).
,*Een mens heeft een hoog vermogen om logisch na te denken.
We zijn vaardig in sociale cognitie: hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld; het
selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken van sociale informatie om oordelen te vormen en
beslissingen te nemen. -> Kan worden vertekend door selffulfilling prophecies: gedrag wordt bepaald
door verwachtingen.
Onderzoekers gaan van het accuraatheidsmotief uit: de behoefte van mensen om een beeld te
creëren dat zoveel mogelijk met de werkelijkheid overeenkomt. -> We beschikken niet over alle feitelijke
informatie, dus we maken fouten in het begrijpen en voorspellen van situaties.
*Biologische drijfveren, angst, beloningen (met sociale uitwisseling) en de behoefte aan controle zijn
ook motieven die onze gedachten, gevoelens en gedragingen in situaties beïnvloeden.
Hoofdstuk 2: Methodologie: hindsight bias
Hindsight bias: de neiging van mensen om hun vermogen om een uitkomst te voorspellen te
overdrijven nadat ze te weten zijn gekomen hoe die uitkomst eruitziet. -> Bijv. als we weten wie een
verkiezingen heeft gewonnen, we achteraf een reden zoeken waarom die kandidaat heeft gewonnen. Of dat we
denken dat uitkomsten van experimenten makkelijk zijn te voorspellen, nadat we weten wat de uitkomsten zijn.
, Hoofdstuk 3: Sociale cognitie: hoe we denken over de sociale wereld
2 typen sociale cognitie:
Automatisch denken: denken dat onbewust, onopzettelijk, onwillekeurig en zonder
inspanning plaatsvindt.
Gecontroleerd denken: denken dat bewust, opzettelijk en uit vrije wil plaatsvindt en dat
inspanning vereist.
Automatisch denken doen we aan de hand van schema's: mentale structuren die mensen gebruiken
om hun kennis over de sociale wereld te organiseren in categorieën en om nieuwe informatie te
begrijpen. -> Deze structuren beïnvloeden de informatie die we opmerken, waarover we nadenken en die we
ons herinneren.
*Mensen met het syndroom van Korsakov maken geen nieuwe schema’s aan. -> Elke situatie is voor
hen nieuw. Schema’s zijn heel belangrijk, vooral bij informatie die we op verschillende manieren
kunnen interpreteren. -> Hoe dubbelzinniger de informatie, hoe meer we a.d.h.v. schema’s de lege
plekken opvullen.
Scripts: schema's over specifieke gebeurtenissen, oftewel de beschrijving van hoe zo'n gebeurtenis
gewoonlijk verloopt.
Sociale categorisatie: het begrijpelijker maken van de sociale wereld door mensen op basis van
enkele kenmerken in te delen in categorieën. -> Doen we ook met plaatsen, voorwerpen en situaties.
Toegankelijkheid van schema's: mate waarin schema's en concepten zich op de voorgrond van ons
bewustzijn bevinden waardoor het waarschijnlijk is dat we ze gebruiken bij onze interpretatie van de
sociale wereld. (Blijvend toegankelijk of tijdelijk toegankelijk).
Priming: het proces waarbij recente ervaringen de toegankelijkheid van schema, kenmerk of concept
verhogen. -> Bijv. je leest een boek over psychische stoornissen, deze informatie zal je dan sneller
gebruiken om een nieuwe gebeurtenis te interpreteren.
Perseveratie-effect: fenomeen dat opvattingen van mensen over zichzelf en de sociale wereld
aanhouden, ondanks bewijzen van het tegendeel. -> Bijv. bij een test scoort de ene helft heel goed en de
andere helft heel slecht. Achteraf horen ze dat ze het aantal goede of foute antwoorden toegewezen hebben
gekregen en het nergens op is gebaseerd. Dan toch denkt de groep die goed heeft gescoord dat die het ook
goed heeft gedaan en de groep die slecht heeft gescoord het slecht heeft gedaan.
↓ Onze opvattingen kunnen dus vasthoudend zijn, maar bij ontkrachtend bewijs ook omslaan.
Bestraffingseffect: het fenomeen dat positieve opvattingen over de sociale wereld waarvan bewezen
wordt dat ze onjuist zijn, kunnen omslaan naar zeer negatieve opvattingen. -> Mensen stellen door
nieuwe informatie hun opvatting bij, maar schieten te veel door naar de negatieve kant.
Negativiteitsbias (negativiteitseffect): het verschijnsel dat we negatieve gebeurtenissen en
informatie gemakkelijker opmerken dan positieve, dat die ons sterker beïnvloedt en dat we ons deze
gemakkelijker herinneren.
Selffulfilling prophecy: de verwachtingen van het eigen of andermans gedrag komen sneller uit,
omdat deze verwachtingen onze interpretaties en gedrag sturen. -> Automatisch denken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Thirza2303. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.51. You're not tied to anything after your purchase.