Dit is een samenvatting waarin alle thema's worden behandeld die zijn besproken tijdens de hoorcolleges en werkgroepen voor het tentamenonderdeel staatsrecht.
Thema 1: Object & rechtsbronnen & Thema 2:
constitutionele uitganspunten
De staat is rechtssubject, dus drager van rechten en plichten. Drie elementen als belangrijke
voorwaarden voor het bestaan van een staat:
1. Een grondgebied
2. Een bevolking
3. Er is sprake van uitoefening van gezag of macht
Staat kan worden omschreven als: een ambtenorganisatie die gezag of macht uitoefent over een
gemeenschap op het grondgebied van de staat.
Het staatsrecht omvat het positieve recht omtrent de inrichting van de ambtenorganisatie en de
machtsuitoefening van de staat.
Functies van het staatsrecht:
- Constituerende functie: instellen van overheidsorganisatie
- Attribuerende functie: toekennen van bevoegdheden
- Regulerende functie: reguleren relatie tussen overheidsambtenaren maar ook tussen
ambtenaren en burgers
Staatsrecht levert ook nog een bijdrage aan legitimerende functie: burger moet overheidsgezag
feitelijk aanvaarden. Deze bijdrage kan het leveren door te zorgen voor rechtszekerheid en
continuïteit.
Formele constitutie = alleen de Grondwet. Materiële is met ander wetten erbij die ook gaan over
inrichting van de staat.
Nederland is constitutionele monarchie (art. 24 Gw) en er geldt een toetsingsverbod (art. 120 Gw).
Hoofdprincipes van staatsrecht:
- Beginsel van machtenscheiding: gebaseerd op trias politica van Montesquieu burgers
beschermen tegen machtsconcentratie. In grondwet bestaat het volgende onderscheid:
wetgeving, bestuur, rechtspraak. Machtenscheiding van Staten-Generaal is artikel 72 Gw:
parlement mag eigen werkwijze kiezen. Voor organisatorische machtenscheiding zijn
incompabiliteiten van belang: bepaalde functies niet met elkaar verenigen. Art. 117 Gw:
onafhankelijk van de rechter.
Absolute machtenscheiding ontbreekt (regering): dus nadruk op machtenspreiding. In
Grondwet te zien door gedeelde bevoegdheden (bijv. art 81): doel is elkaar kunnen
controleren: checks en balances.
- Beginsel van de democratische rechtsstaat: concentratie van overheidsgezag vermeden, het
overheidsoptreden wordt ingekaderd en privésfeer van burger beschermd.
Belangrijke aspecten van rechtsstaat:
Legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet een grondslag hebben in een
voorafgaande algemene regeling. Democratieprincipe: diept legaliteitsbeginsel
beetje uit: wettelijke grondslag (mede) tot stand gekomen door verkiezingen.
De machtenbeginsel
Onafhankelijke rechtspraak: rechter handhaaft legaliteitsbeginsel door de andere 2
machten te toetsen op rechtmatigheid.
Grondrechten: in hoofdstuk 1 van Grondwet. Je hebt klassieke grondrechten:
onthoudingsverplichtingen voor de overheid. Sociale grondrechten: overheden
hebben inspanningsverplichting niet in rechte afdwingbaar.
,Constitutionele geschiedenis:
Belangrijkste ontwikkelingen tot 1848:
- Republiek der Verenigde Nederlanden: bestond uit soeverein gedragende provincies
vormen op basis van verdrag een statenbond ontstaan door samenwerkingsverband
genaamd de Unie van Utrecht. De provincies werden soevereine staten door Plakkaat van
Verlatinghe
- Grondwet van het Koninkrijk der Nederland van 1814: creëerde moderne eenheidsstaat en
verankerde machtenscheiding. Gw kende functies toe aan de Koning, SG en rechterlijke
macht. Er was toen alleen nog geen controleren van de machten en nauwelijks grondrechten
- Grondwet van 1815: naar aanleiding van Verdrag van Wenen. België en Nederland waren
nog 1. SG had kritiek op koning Willem I: Tweede Kamer maakte van de situatie gebruik om
ministeriële verantwoordelijkheid in Gw op te nemen
- Grondwetsherziening 1840: bepaalde dat koning altijd minimaal 1 handtekening van een
minister moet hebben om besluit te kunnen nemen: met oog op strafrechtelijk
verantwoordelijk kunnen stellen van ministers. Koning minder en ministers meer macht.
- Grondwetsherziening 1848: belangrijke ontwikkelingen zoals: koning onschendbaar en
ministers verantwoordelijk, veel wijzigingen in positie SG: Tweede Kamer kreeg recht van
amendement en van enquête, regering kreeg recht van kamerontbinding.
Er waren veel veranderingen maar nog geen parlementair stelsel. 2 gebeurtenissen leidden tot
kanteling hiervan:
1. In 1866 trad Meijer af en benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Tweede
Kamer nam motie aan waarin gedrag van kabinet werd afgekeurd. Regering ontbond Tweede
Kamer. Na nieuwe verkiezingen zei nieuwe Tweede Kamer hier niks meer over.
2. In 1867: Luxemburgse kwestie: Willem II wilde Luxemburg afstaan aan Napoleon: Tweede
Kamer was hier ontevreden over verwierp begroting van Buitenlandse Zaken. Kabinet
wilde ontslag indienen maar koning was hier niet mee eens. Tweede Kamer: ontbonden
nieuwe verwierp de begroting ook: gevolg was dat kabinet ontslag indiende:
vertrouwensregel is hiermee gevestigd.
Pas in 1917 is het algemeen kiesrecht ingesteld en daarmee ook een representatieve democratie
met parlementair stelsel.
Sinds 1848 kwam legaliteitsbeginsel tot ontwikkeling Meerenberg-arrest: Koning slechts bevoegd
tot hetgeen hem in de Gw uitdrukkelijk is toegekend: opgenomen in grondwetswijziging van 1887.
Bestuursrechtspraak heeft ook veel ontwikkelingen doorgemaakt. In Grondwetsherziening van 1887
werd mogelijk gemaakt om geschillen met overheid via rechter dmv beroep op te lossen. Sinds 1994:
rechtbanken in eerste aanleg en ABRVS of CRvB staan open voor hoger beroep.
Na Tweede Wereldoorlog: veel verdragen tot stand gekomen.
Staatsvorm = de manier waarop de bevoegdheden zijn verdeeld tussen het centrale
overheidsverband en de andere overheidsverbanden in de staat verticale machtenscheiding.
Regeringsvorm = verhouding die verschillende ambten hebben binnen 1 overheidsverband =
horizontaal.
Belangrijke staatsvormen:
Eenheidsstaat: focus gelegd op sterke centrale macht en eenheid van staat. Ze zijn vaak
gedecentraliseerd: er zijn dus decentrale overheidsverbanden. Kenmerken:
- Grondwet stelt decentrale overheidsverbanden in en geeft hen bevoegdheden omtrent
regelgeving en bestuur, maar geen exclusieve bevoegdheden
- Centrale overheid heeft bevoegdheid toezicht te houden op decentrale overheden.
, Federale staat/bondsstaat: bestaat uit deelstaten die samen een groter overheidsverband vormen,
zoals Duitsland. Deelstaten bezitten kenmerken van een staat: eigen grondwet, eigen parlement en
regering. Deelstaten kennen ook overkoepelende federale grondwet.
Staatsbond = geen staatvorm, maar een verdragsconstructie waarin het federalisme is terug te zien.
Staten werken samen om een bepaald doel te behalen en stellen daartoe een gezamenlijk orgaan in.
Koninkrijk der Nederlanden: Nederland en aantal Caribische eilanden. Het Statuur bindt deze d.m.v
een federale constitutie. Het is dus geen federale staat.
EU heeft geen federale grondwet, maar heeft wel trekjes van het federalisme: het bezit
overheidsorganisatie die erg lijkt op centrale overheidsverband in federale staat.
Constitutie: algemene benaming van het samenstel van rechtsregels die de grondslagen vormen van
de inrichting van de overheidsorganisatie en de verhouding tussen de overheidsorganisatie en de
burgers betreffen.
- Formele constitutie (is in Nederland de Grondwet)
Sprake zijn van schriftelijk vastgelegde wet
Totstandkoming en herziening van die wet moet afwijken van gewone wetten
Heeft andere benaming
Heeft bijzondere positie t.o.v gewone wetten
- Materiële constitutie: geheel van rechtsregels die op grond van hun inhoud kunnen worden
aangemerkt als normen die de grondslagen van de inrichting van de staat laten blijken.
Andere definitie: het moet gaan om rechtsregels die een constituerende, attribuerende of
regulerende functie. De Grondwet valt hier dus ook onder.
Andere deel zijn organieke wetten en regelingen: wetten en regelingen die overheidsambten
instellen beschouwen als organieke wetten: bijv. Kieswet
Verschil Grondwet met andere westerse constituties: Grondwet is niet sterk ideologisch getint:
worden geen leidende beginselen expliciet genoemd.
Kenmerk Grondwet: veelheid aan open voorschriften: Gw bepaalt hoofdzaken en laat veel ruimte
over voor interpretatie. Gw benoemt wel de belangrijkste elementen en fasen van de politieke wils-
en besluitvorming: waarborgen van de stabiliteit van de staatsorganisatie.
Ander belangrijk kenmerk is het toetsingsverbod: op deze manier is de wetgever een belangrijke
interpretator van de Grondwet.
Grondwet heeft ook een zware herzieningsprocedure:
- Tijdens eerste lezing: wetsvoorstel tot stand die normale wetsprocedure doorloopt (art. 137
Gw): voorstel door meerderheid Tweede Kamer aangenomen en bekrachtigd door regering.
- Dan ontbinding van Tweede Kamer: valt vaak samen met de normale verkiezingen.
- Na verkiezingen: Tweede lezing: in dit geval moet wetsvoorstel tweederdemeerderheid
krijgen in beide kamers: kan dan niet meer worden gewijzigd.
Rechtspraak is ook belangrijke bron van constitutioneel recht. Belangrijke arresten bij vormgeving
constitutionele recht: Meerenberg-arrest en Fluorideringsarrest: HR deed belangrijke uitspraak
omtrent legaliteitsbeginsel dat nergens met zo veel woorden was vastgelegd.
Zulke ongeschreven rechtsbeginselen komen vooral voor tussen overheid en burger: reden hiervoor
is machtenscheiding.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynn14. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.68. You're not tied to anything after your purchase.