100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Personen- en Vermogensrecht (Het hedendaagse personen- en familierecht, Vlaardingerbroek e.a.) Deel Personenrecht $3.78   Add to cart

Summary

Samenvatting Personen- en Vermogensrecht (Het hedendaagse personen- en familierecht, Vlaardingerbroek e.a.) Deel Personenrecht

5 reviews
 463 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het vak Personen- en vermogensrecht (deel personenrecht). De verplichte stof uit het boek 'Het hedendaagse personen- en familierecht' van o.a. Prof. mr. P. Vlaardingerbroek is in deze samenvatting gecombineerd met de stof gegeven in de hoorcolleges. Ook zijn er enkele voorbeelden o...

[Show more]

Preview 7 out of 26  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 3 (m.u.v. par. 3.5 en 3.8), 4 (m.u.v. par. 4.2 en 4.3), 5 (par. 5.2 en 5.11), 6 (m.u.v.
  • May 7, 2016
  • 26
  • 2015/2016
  • Summary

5  reviews

review-writer-avatar

By: npjroovers • 6 year ago

review-writer-avatar

By: danielle456 • 7 year ago

review-writer-avatar

By: Simonevd23 • 7 year ago

review-writer-avatar

By: Itsanicky • 8 year ago

review-writer-avatar

By: ruudtebiesebeek • 4 year ago

avatar-seller
Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



PERSONEN- EN VERMOGENSRECHT – SAMENVATTING DEEL PERSONENRECHT

Vlaardingerbroek, hoofdstuk 1

Familie en gezin vanuit sociologisch perspectief:
Het familie- en gezinsleven is door de jaren heen sterk veranderd. Door de eeuwen heen zien we dat familie en
gezin het huwelijk als basisinstituut hebben gekend  had eerst vooral een economische en procreatieve
functie. Het gezinsleven werd erg beïnvloed door de familie, kerk en de buurt, maar werd later steeds meer
autonoom  het gezin werd in vergaande mate zelfstandig vormgegeven door de gezinsleden zelf.

Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw, werd het samenleven van gezinsleden ook niet meer
automatisch gekoppeld aan het huwelijk  ongehuwd samenwonen van personen met een affectieve relatie
nam toe. Er ontstaan nieuwe gezinssoorten, waarbij men kan denken aan ongehuwd samenwonenden (hetero-
of homoseksuele) partners met kinderen, eenoudergezinnen, stiefgezinnen en pleeg- en adoptiefgezinnen.
 het feitelijke gezinsleven krijgt een meer pluriform gezicht (ook door immigratie).

Familie en gezin vanuit juridisch perspectief:
De veranderde positie van familie en gezin zorgde voor ingrijpende wijzigingen in het Nederlandse familierecht:
- Er kwam één echtscheidingsgrond (duurzame ontwrichting van het huwelijk), waardoor de echtscheiding
niet meer door een van beide partners tegengehouden kon worden.
- Samenlevingsvormen die niet gebaseerd zijn op een huwelijk werden gedeeltelijk wettelijk geregeld 
bijv. geregistreerd partnerschap.
- Afschaffing onderhoudsplicht tussen grootouders en kleinkinderen, afschaffing van het vereiste van
huwelijkstoestemming door grootouders na overlijden ouders en beperking van de mogelijkheid tot
stuiting van een huwelijk door verwanten aan de zijlijn.
- Afschaffing handelingsonbekwaamheid gehuwde vrouw.

Rechtsbeginselen in het personen- en familierecht:
Klassieke rechtsbeginselen:
- Vrijheidsbeginsel  personen dienen zo veel mogelijk vrij te zijn in de keuzes van hun samenlevingsvorm.
Dit was eerst erg beperkt, maar thans hebben bijv. paren van gelijk geslacht de vrijheid om hun relatie
juridisch vorm te geven en is het adoptierecht uitgebreid en zijn er meer mogelijkheden om vaderschap te
ontkennen. Het vrijheidsbeginsel kan nooit helemaal gerealiseerd worden  moet soms beperkt worden,
onder meer, omdat er nog andere rechtsbeginselen zijn die de vrijheid van personen beknotten.
- Gelijkheidsbeginsel  gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, en ongelijke gevallen moeten
ongelijk behandeld worden. Vanaf de jaren ’70 is dit beginsel meer naar voren gekomen en zijn er steeds
meer ongelijkheden verdwenen of afgezwakt. Volstrekte gelijkheid zal echter niet altijd bereikt kunnen
worden (bijv. bij gebrek aan keuze van de ouders krijgt het kind de naam van de man).
- Verantwoordelijkheidsbeginsel  het verantwoordelijkheidsbeginsel is wettelijk uitgewerkt  zie bijv.
art. 1:81 BW, art. 1:82 BW en art. 1:247 lid 1 BW. Aanvankelijk werd de verantwoordelijkheid in het
personen- en familierecht vooral gelegd bij de betrokken personen zelf  verminderd in de twintigste
eeuw  overheid wordt steeds meer aangemerkt als medeverantwoordelijke voor het kunnen realiseren
van een normaal familie- en gezinsleven door betrokkenen in de samenleving. De rol van de overheid is
betrokken, maar begrensd  privésfeer eerbiedigen maar ook voorwaardenscheppend handelen door
bijv. financiële ondersteuning etc. Daarnaast moet de overheid ook ingrijpen in het ouderlijk gezag waar
de veiligheid van het kind in geding is (leidend is het belang van het kind).

Plaats van het personen- en familierecht:
- Nationaal perspectief  het personen- en familierecht is van oudsher als een van de basisonderdelen van
het burgerlijk recht aangemerkt. De onderwerpen die deel uitmaken van het personen- en familierecht
zijn in vergelijking met het Romeinse recht niet ingrijpend veranderd.
- Internationaal perspectief  toenemende aandacht voor rechten en plichten van personen en bepaalde
groepen van personen. Het gaat met name om de politieke, burgerlijke, economische, sociale en culturele

, Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



rechten van onder meer ouders, kinderen, jeugdige personen, individuen en gezins- en familieleden.
Aanvankelijk komt dit vooral naar voren in internationale verklaringen, later ook in
mensenrechtenverdragen (EVRM, IVBP, IVRK). Het EVRM heeft de grootste invloed gehad op het
Nederlandse personen- en familierecht  dat is niet alleen het gevolg geweest van de rechtstreekse
werking van bepaalde verdragsbepalingen, maar ook van de interpretatie van deze bepalingen in het licht
van de omstandigheden van deze tijd door de Europese Commissie en het Europees Hof in hun
beslissingen. Het grondrecht waarop het vaakst een beroep wordt gedaan, is het recht van eenieder op
respect voor zijn familie- en gezinsleven en privéleven (art. 8 EVRM).

Wanneer is sprake van familie- en gezinsleven:
Familie- en gezinsleven is een verzamelnaam voor een verzameling van betrekkingen bestaande tussen
personen die deel uitmaken van een bepaald gezin en/of familie. Er bestaat geen standaardtype van familie- en
gezinsleven, omdat het een dynamisch begrip is en voortdurend aan veranderingen onderhevig is. Het kan in
ieder geval worden aangenomen tussen:
- echtgenoten
- ongehuwd samenwonende man en vrouw
- moeder en kind
- ouders en de staande hun huwelijk geboren kinderen
- een kind en diens biologische vader (tijdens of na samenleving van niet met elkaar gehuwde ouders, of uit
een langdurige affectieve relatie zonder samenleving of huwelijk)
Dit is echter geen limitatieve opsomming. Familie- en gezinsleven kan ook verloren gaan, maar dat mag niet te
snel worden aangenomen. In het algemeen zal gelden dat naarmate de bestaande banden hechter zijn
geweest, de vereisten op grond waarvan de beëindiging van bestaand familie- en gezinsleven kan worden
aangenomen, ook zwaarder zullen moeten zijn.

Verplichtingen voor de overheid:
Allereerst een negatieve verplichting  de Nederlandse staat mag niet zodanig handelen jegens de burgers die
onder zijn rechtsmacht vallen dat daardoor niet op gerechtvaardigde wijze inbreuk wordt gemaakt op dit recht
op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Dit is geen absoluut verbod  zie de rechtvaardigingsgronden
genoemd in art. 8 lid 2 EVRM. Vereist is een wettelijke grondslag, de overheidsinmenging moet noodzakelijk
zijn ter bescherming van andere, in het tweede lid van art. 8 EVRM opgesomde, belangen en daarnaast dient
inmenging evenredig te zijn aan het doel dat wordt nagestreefd.

Ook positieve verplichtingen  het kan van de staat vragen zich zodanig actief op te stellen dat diegenen die
op zijn grondgebied verblijven in staat gesteld worden een normaal familie- en gezinsleden te leiden.

De rechter en het EVRM:
Soms is nationale regelgeving niet in overeenstemming met het EVRM. De Nederlandse rechter kan zijn
beslissing dan verschillend vormgeven:
- Wetsbepaling moet op een zodanig wijze worden geïnterpreteerd dat de bestaande strijdigheid met het
EVRM word opgeheven.
- De met het EVRM strijdige wetsbepaling wordt buiten toepassing gelaten op grond van art. 94 Gw.
- Rechter kan een rechtstreekste voorziening geven aan de rechtszoekenden op grond van een schending
van art. 8 EVRM.
- Hij kan zich op het standpunt stellen dat in een bepaald geval sprake is van een verdragsschending, maar
dat het geven van een voorziening die zich wel verdraagt met het EVRM buiten de rechtsvormende taak
van de rechter valt  soms is het aan de wetgever toegewezen.

Vlaardingerbroek, hoofdstuk 6 (m.u.v. par. 6.7, 6.10 en 6.16)

Afstamming:
Het ouderschap wordt gedefinieerd als de rechtsbetrekking tussen kind en ouder(s). Deze rechtsbetrekking
ontstaat door feitelijke omstandigheden waaronder het kind verwekt of geboren wordt: de vraag namelijk of

, Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



het kind binnen of buiten huwelijk geboren wordt. In toenemende mate doen zich rechtsvragen voor
betreffende het verschil tussen genetische/biologische, juridische en sociale ouders. Het soort ouderschap leidt
namelijk tot verschillende rechtsgevolgen.

De familierechtelijke relatie:
Het afstammingsrecht beschrijft de afstammingsrelaties (bloedbanden) tussen ouder(s) en kind(eren) en hun
familieleden, zowel bloed- als aanverwanten.
- Bloedverwantschap  de betrekking de bestaat tussen hen, van wie de een van de ander afstamt of die
van eenzelfde persoon afstammen. De graad van bloedverwantschap in de rechte lijn wordt bepaald door
het aantal geboorten (moeder en dochter 1e graad, overgrootvader en achterkleinzoon 3e graad).
Bloedverwanten in de zijlijn zijn zij, die van eenzelfde persoon afstammen.
- Onder aanverwantschap wordt verstaan de betrekking die ten gevolge van een huwelijk of geregistreerd
partnerschap ontstaat tussen ieder van de echtgenoten en de bloedverwanten van de andere.

In het afstammingsrecht is de belangrijkste vraag of een kind een moeder en een vader heeft en zo ja, wie dat
zijn. De regels die op deze vragen een antwoord geven zijn te vinden in Titel 11 van Boek 1 BW. Het is
belangrijk om zowel in het familierecht als in het onderdeel afstammingsrecht te onderscheiden naar soorten
ouderschap, zoals het:
- Juridisch ouderschap  vastlegging van de wettelijke afstammingsbanden.
- Fysiologisch ouderschap, dat kan worden onderscheiden in genetisch (wie is de leverancier van de
gameten) en biologisch (wie heeft het kind verwekt of gebaard?) ouderschap.
- Sociaal ouderschap  wie is verantwoordelijk voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van het kind?
 de opvoeders(s), mens die de zorg voor het kind opnemen (denk aan pleegzorg). In ruime zin ALLE
ouders die voor een kind zorgen en het opvoeden.

Ontstaan van een familierechtelijke relatie:
De termen wettig, onwettig en natuurlijk kind zijn per 1 april 1998 vervallen en vervangen door het al dan niet
in familierechtelijke relatie staan tot een ouder. Een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten staan in
familierechtelijke betrekking tot elkaar, aldus art. 1:197 BW.
- Juridisch moederschap  de (juridische) moeder van een kind is de vrouw uit wie het kind is geboren of
die het kind heeft geadopteerd (art. 1:198 BW). Ook een draagmoeder wordt automatisch juridisch
moeder. De wetgever heeft niet voorzien de mogelijkheid van ontkenning/vernietiging van het (juridisch)
moederschap noch in een gerechtelijke vaststelling van het moederschap.
- Duomoederschap  het duomoederschap is sinds kort wettelijk geregeld. Als een kind wordt geboren
binnen een lesbische relatie dan kan die geboorte sinds 1 april 2014 leiden tot het van rechtswege
ontstaan van moederschap voor de echtgenote of de geregistreerde partner van de vrouw die het kind
baart (zie art. 1:198 lid 1 sub b BW). Het is dus mogelijk geworden dat een kind, afgezien van de adoptie
door de vrouwelijke partner van de moeder, twee juridische moeders heeft. Dit duomoederschap
ontstaat ook door erkenning of door gerechtelijke vaststelling van het moederschap e.d. (zie art. 1:198 lid
1 sub c en d BW). Er bestaat echter nog wel een verschil tussen lesbische paren en heteroseksuele paren,
want bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap een heteropaar ontstaat ouderschap in alle gevallen,
maar bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap van een lesbisch paar alleen indien bij de conceptie
gebruik werd gemaakt van zaad van een onbekende donor en zij bij de geboorteaangifte een verklaring
van de Stichting Afstammingsvoorlichting kunnen overleggen.
 Ook de bekende spermadonor kan het kind tegenwoordig erkennen (zie art. 1:204 lid 3 sub b BW).
- Juridisch vaderschap  art. 1:199 BW bepaalt hoe juridisch vaderschap ontstaat. Het geeft een juridische
omschrijving van het ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen een kind en zijn of haar
(gehuwde of als partner geregistreerde) vader, maar zegt niets over het biologische vaderschap. Er
bestaat een wettelijk vermoeden dat de man die ten tijde van de geboorte van het kind met de moeder is
gehuwd of haar geregistreerd partner is, als vader van dat kind moet worden aangemerkt (art. 1:199 sub a
BW). Zelfs indien het huwelijk of GP door de dood van de man is ontbonden geldt, dat hij als vader moet
worden aangemerkt indien zijn overlijden binnen een periode van 306 dagen voor de geboorte van het
kind plaatsvond (art. 1:199 lid 1 sub b BW). Een kind dat binnen of na de maximale conceptieperiode van

, Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



306 dagen na de echtscheiding van de ouders wordt geboren, staat slechts in familierechtelijke betrekking
tot de moeder.
- Juridische status van kinderen van transgenders  sterilisatie en/of aanpassing van het lichaam aan het
gewenste geslacht is niet langer vereist. Hierdoor kan een tot vrouw geworden man nog wel een kind
baren, ook al staat in de geboorteakte van die persoon dat het geslacht mannelijk is. Andersom kan een in
een vrouw gewijzigd man nog een kind verwekken  art. 1:28 lid 3 BW.

Rechtsgevolgen van juridisch ouderschap:
Kind geboren tijdens Kind met moeder en Kind met alleen
huwelijk of GP moeder: vader/erkenner of moeder:
moeder/erkenner:
Familierechtelijke Ouders ↔ kind Ouders ↔ kind Moeder ↔ kind
relatie:
Gezag over kind: Ouderlijk gezag bij beide Ouderlijk gezag bij Ouderlijk gezag bij
ouders (art. 1:251 lid 1 moeder, vader, moeder of bij voogd
BW) duomoeder of bij beide (art. 1:253b BW)
ouders na gezamenlijk
verzoek (art. 1:253b en
1:253c alsmede 1:252,
1:253aa en 1:253sa BW)
Naam: Naam vader/duomoeder, Naam moeder, tenzij … Naam moeder (art. 1:5
tenzij… (art. 1:5 lid 4 en 5 (art. 1:5 lid 2 BW) lid 1 BW)
BW)
Nationaliteit: Vader/duomoeder/moeder Moeder/duomoeder/vader Moeder (art. 3 RwNed)
(art. 3 RwNed) (art. 3-5c RwNed)
Erfrecht: Ouders ↔ kind (art. 4:10 Ouders ↔ kind (art. 4:10 Moeder ↔ kind (art.
lid 1 BW) lid 1 sub a BW) 4:10 lid 1 sub a BW)
Zorgplicht: Ouders ↔ kind (art. 1:247 Ouders ↔ kind (art. 1:208 Moeder ↔ kind
en 1:392 e.v. BW) jo. art. 1:247 en 1:404 jo. (eventueel de
art. 1:395a BW) verwekker/toestemmer
tot conceptie kind) (art.
1:392 jo. art. 1:394 BW)
Woonplaats kind: Ouders (art. 1:12 BW) Ouders (art. 1:12 BW) Moeder of voogd
Gezag over kind na Langstlevende ouder (art. - -
dood ouder: 1:253f BW)
Gezag over kind bij De rechter beslist slechts - -
verbreking relatie: op verzoek over het
ouderlijk gezag (art. 1:251
lid 2 en art. 1:253n BW)
Omgangsrecht: Voor de juridische ouder, Ouders (art. 1:377a BW) Afhankelijk van nauwe
waarbij het irrelevant is of persoonlijke betrekking
hij/zij wel of niet met (art. 1:377a BW)
ouderlijk gezag is belast
(art. 1:377a BW)

Ontkenning van het vaderschap:
Het door het huwelijk ontstane ouderschap over een kind kan worden aangetast  ontkenning van het
ouderschap. Het juridisch vaderschap (van art. 1:199 BW) kan zowel op verzoek van de man, de moeder als van
het kind zelf worden ontkent. Ook het door het huwelijke ontstane moederschap kan worden ontkent (art.
1:202a BW). Het door huwelijk ontstane vaderschap kan slechts worden ontkent op de grond dat de man niet
de biologische vader van het kind is (art. 1:200 lid 1 aanhef BW).
- De vader of moeder kunnen het in art. 1:199 sub a en b BW, bedoelde vaderschap niet ontkennen, indien
de man vóór het huwelijk heeft kennis gedragen van de zwangerschap, zelfs al wist hij dat niet hij maar
een derde de verwekker was. Dit is slechts anders, indien zijn vrouw hem ter zake niet naar waarheid
heeft geïnformeerd, want als mocht blijken dat zij hem omtrent het verwekkerschap heeft bedrogen, dan

, Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



kan de vaderontkenning wel worden toegewezen. De man moet dit bedrog aantonen (art. 1:200 lid 4
BW).
- Evenmin kunnen zijn het door huwelijk ontstane vaderschap ontkennen, indien de man heeft ingestemd
met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Er is dan wel een causaal
verband nodig tussen de toestemming van de man en het verwekken van het kind.
- Een derde kan zich niet mengen in een gezingsleven van de moeder, haar echtgenoot en haar kind als hij
meent de verwekker te zijn van het binnen haar huwelijk geboren kind  wordt een kind binnen een
huwelijk geboren, dan geldt op grond van art. 1:199 sub a BW dat haar echtgenoot van rechtswege vader
wordt van haar kind. Zijn juridisch vaderschap kan slechts worden ontnomen door een beslissing van de
rechtbank tot gegrondverklaring van de ontkenning van vaderschap op verzoek van de moeder, de
juridische vader en het kind zelf.
- Ook het duomoederschap kan worden ontkend  zie art. 1:202a BW.

Indien ontkenning van een door huwelijk ontstaan vader- of duomoederschap wordt toegewezen, wordt dat
door het huwelijke ontstane ouderschap geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Door de gegrondverklaring
van de ontkenning ontstaat geen vordering tot teruggave van kosten van verzorging en opvoeding of van
kosten van levensonderhoud en studie noch tot teruggave van het krachtens vruchtgenot genotene.

Buiten huwelijk geboren kinderen:
Op grond van art. 1:199 BW (a contrario) bestaat tussen de biologisch vader en het buiten huwelijk geboren
kind van rechtswege geen familierechtelijke betrekking. Het vaderschap kan gerechtelijk worden vastgesteld,
waardoor wel een familierechtelijke betrekking wordt gevestigd (erkenning  art. 1:199 sub c BW) (ook de
duomoeder kan een kind erkennen, zie art. 1:198 lid 1 sub c BW).
- Erkenning = een rechtshandeling, die leidt tot juridisch vaderschap of moederschap over een kind dat
alleen een juridische moeder heeft en vindt plaats door het doen opmaken van een akte van een
erkenning bij de ABS of bij notariële akte.
- Een erkenning van een kind dat reeds twee ouders heeft is niet mogelijk.
- De erkenner behoeft niet de biologische vader van het kind te zijn. De wetgever heeft dus gekozen voor
de fictie van het vaderschap. Er bestaat echter een verschil in rechtsopvatting inzake ‘de erkenning’. In
Nederland kennen we een mengvorm tussen de erkenning als waarheidshandeling en als rechtshandeling.
Indien het kind vaderloos blijft, doordat het niet wordt erkend kan tegen de verwekker van het kind of
tegen de man die toestemming heeft gegeven tot een daad die tot de verwekking van het kind heeft
geleid een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap worden ingesteld. Door de erkenning komt het
kind niet alleen tot de erkenner in een familierechtelijke betrekking te staan, maar ook tot de
bloedverwanten van zijn vader.

Op grond van art. 1:203 e.v. BW kan/mag het kind (dat nog geen twee ouders heeft) worden erkend indien aan
een aantal vereisten/voorwaarden is voldaan en een bepaalde procedure is gevolgd:
- Een erkenning gedaan in strijd met art. 1:204 BW is van rechtswege nietig. Het gaat hier om niet moeilijk
te controleren factoren, dus de rechtszekerheid loopt geen gevaar. Lid 1 somt de vereisten op:
- Erkenning mag niet worden gedaan door een persoon, tussen wie de moeder van het kind krachtens
art. 1:41 BW geen huwelijk mag worden gesloten.
- Erkenning mag niet worden gedaan door een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet
heeft bereikt.
- Erkenning mag niet worden gedaan zonder toestemming van de moeder of vader wanneer het kind
dat wordt erkend nog niet de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.
- Erkenning mag niet worden gedaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het kind van
twaalf jaar of ouder.
- Erkenning mag niet als het kind al reeds twee ouders heeft.
- Erkenning is een rechtshandeling en dus is handelingsbekwaamheid vereist.

, Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



Vervangende toestemming:
De ontbrekende schriftelijke toestemming van de moeder (van het kind dat jonger is dan zestien jaar) en/of
van het kind (van twaalf jaar of ouder) vervangbaar door die van de rechter indien (art. 1:204 lid 3 BW):
- De erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen
van het kind niet zou schaden.
- De man de verwekker is van het kind.
- De man de biologische vader is, maar niet te verwekker, en een nauwe persoonlijke betrekking met het
kind heeft.

De belangen van de verwekker (en van het kind) om met elkaar een familierechtelijke betrekking te krijgen
zullen moeten worden afgewogen tegen de belangen van de moeder om verschoond te blijven van inmenging
in haar gezinsleven met het kind en in haar privéleven én met de belangen van het kind zelf. Er is geen vereiste
meer van family life (bij de biologische vader, niet-verwekker dus nog wel), hoewel het nog wel een rol kan
spelen bij de afweging van de rechter.
- Het belang van de verwekker bij totstandkoming van een familierechtelijke betrekking kan nooit zo
zwaarwegend zijn dat de belangen van het kind of die van de moeder bij een ongestoorde verhouding van
het kind geschaad zouden worden als de toestemming zou worden vervangen.
- Uit de jurisprudentie over art. 8 EVRM en art. 3 lid 1 IVRK kan worden afgeleid dat, wanneer de bij
afweging betrokken belangen elkaar (ongeveer) in evenwicht houden, de belangen van het kind
uiteindelijk de doorslag geven.

Vernietiging van de erkenning:
In art. 1:205 BW staan gevallen, waarin vernietiging kan worden gevraagd. Hiertoe is een beschikking van de
rechtbank nodig, waardoor dus de aanwezigheid van de vereisten welke dit artikel voor de vernietigbaarheid
stelt, in rechte wordt vastgesteld. De vernietigingsgronden gelden zowel voor de man als de vrouw die het kind
heeft erkend (art. 1:205a lid 2 BW stelt namelijk art. 1:205 lid 2 t/m 5 BW van overeenkomstige toepassing).
- Door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.
- Door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door
misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen.
- Door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door
misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.

Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (art. 1:199 sub d BW):
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (art. 1:207 BW) kan worden beschouwd als een laatste
middel voor de moeder en voor het kind om een familierechtelijke betrekking tot stand te brengen tussen het
kind en zijn verwekker. De moeder van een kind zonder juridische vader heeft rechtens twee keuzes:
1. De man die niet wil erkennen langs de weg van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap tot
(juridisch) vader maken.
2. De man via een onderhoudsactie ex art. 1:394 BW dwingen om in de kosten van levensonderhoud een
bijdrage te leveren.

Voldoende is het verwekkerschap, waarbij de aard van de relatie met de moeder en de verwekker van haar
kind of tussen het kind en diens verwekker niet is vereist. Ook bij een onenightstand kan dus een gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap plaatsvinden.
De wetgever heeft ervan afgezien om het mogelijk te maken het vaderschap te doen vaststellen van de
bekende zaaddonor. Bekende zaaddonoren doneren niet zelden enkel met het oog op de kinderwens van de
moeder. Zij wensen zelf niet in alle gevallen het juridisch ouderschap op zich te nemen. Door de gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap zouden zij hiertoe kunnen worden gedwongen.

De verwekker mag niet zelf om een gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap ex art. 1:207 BW vragen,
omdat voor hem de weg van de erkenning open staat. Het rechtsgevolg van de gerechtelijke vaststelling van
het vaderschap is dat hierdoor het kind en de desbetreffende man in familierechtelijke betrekking tot elkaar

, Personen- en vermogensrecht – samenvatting deel personenrecht



komen te staan. De vaststelling werkt terug tot het moment van de geboorte van het kind. Aan deze
terugwerkende kracht zijn beperkingen gesteld (art. 1:207 lid 5 BW).

Inmiddels is ook de gerechtelijke vaststelling van het moederschap in de wet opgenomen en wel in art. 1:198
sub d jo. art. 1:207 BW.

Vlaardingerbroek, hoofdstuk 7 (m.u.v. par. 7.3.7, 7.3.8, 7.8 en 7.9)

Adoptie:
Aan de wettelijke invoering van adoptie zijn de nodige discussies voorafgegaan. Deze discussies speelden zich
af rond de vraag of adoptie wel moest worden ingevoerd en zo ja, welke rechtsgevolgen hieraan gekoppeld
moesten worden. Met ingang van 1 november 1956 werd uiteindelijk de mogelijkheid tot adoptie in ons
wetboek opgenomen  art. 1:227 t/m 1:232 BW. Het uitgangspunt van de Nederlandse adoptiewetgeving was
niet de vroegere adoptie in het belang van de (kinderloze) echtparen, maar adoptie als een nieuwe maatregel
van kinderbescherming  het belang van het kind ging vóór het belang van de pleegouders. Er kunnen echter
vraagtekens bij gesteld worden: een kinderbeschermingsmaatregel is nimmer definitief, terwijl bij adoptie in
beginsel onherroepelijk is. Tegenwoordig staat het afstammingsbelang voorop (mede door de invoering van
stiefouder- en partneradoptie)  het kinderbeschermingsbelang speelt nog slechts een rol bij de vraag of
adoptie kan worden toegestaan. De adoptiewetgeving is bij latere wijzigingen verder verruimt, wat er mede
voor gezorgd heeft dat adoptie veranderd is in een mogelijkheid om kinderen te krijgen.

Vereisten voor adoptie:
De vereisten gelden zowel voor de adoptie van kinderen die in Nederland woonachtig zijn als voor kinderen die
uit andere landen komen.
- Kennelijk belang van het kind  art. 1:227 lid 2 BW  adoptie moet in het kennelijk belang van het kind
zijn. Wat hieronder moet worden verstaan, is aan het oordeel van de rechter. Daarnaast moet vaststaan
en voor de toekomst redelijkerwijs voorzien zijn dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in de
hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.
- Voorlichting van het kind  uitgangspunten:
- Voorlichting is noodzakelijk  het voorkomt een latere cultuurschok/identiteitscrisis in de
puberteit.
- De ouderbeleving van het kind is primair. Door de statusvoorlichting mag de zekerheid van de
adoptiefouders en het kind niet worden aangetast.
- Het niet willen voorlichten is begrijpelijk, maar niet verstandig.
- De informatie over de biologische ouders mag niet onnodig negatief zijn, maar ook weer niet al te
geromantiseerd.
- De voorlichting aan het kind moet geleidelijk gebeuren, bijv. al vanaf het zesde levensjaar.
- Maximumleeftijd van het te adopteren kind  art. 1:228 lid 1 sub a BW  het te adopteren kind moet
minderjarig zijn ten tijde van de indiening van het eerste verzoek. Achtergrond van deze bepaling is dat
het niet de bedoeling van een adoptie is om ouders die geen kinderen hebben alsnog nakomelingen te
verschaffen, maar dat de adoptie volledig in het belang van het jonge(re) kind moet staan. Meerderjarige
kinderen zouden er dus geen belang bij hebben (daar valt natuurlijk van alles tegen in te brengen, denk
alleen al aan het financiële belang).
- Vetorecht van de minderjarige van twaalf jaar of ouder  art. 1:228 lid 1 sub a BW  indien een
aspirant-adoptiefkind zelf ernstige bezwaren heeft tegen de adoptie, dan zal de rechter een adoptie niet
in het kennelijk belang van het kind beschouwen, indien de rechter de overtuiging heeft dat het kind ter
zake een weloverwogen standpunt inneemt. In alle procedures geldt thans een oproepplicht (art. 809 Rv)
 de rechter beslist niet dan na de minderjarige van twaalf jaar of ouder in de gelegenheid te hebben
gesteld zijn mening te geven.
- Verzorgingsduur  art. 1:228 lid 1 sub f BW  per 1 januari 2009 is de vereiste verzorgingsduur bij
adoptie door één ouder verkort van drie jaren tot één jaar. Bij adoptie door twee personen tezamen geldt
nog als extra vereiste dat de verzoekers ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande
aan de indiening van het verzoek met elkander moeten hebben samengeleefd (art. 1:227 lid 2 BW).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FennaS. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67163 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.78  6x  sold
  • (5)
  Add to cart