Samenvatting van PRAKTISCHE ECONOMIE, module 8 en eindexamen Domein G: Goede Tijden Slechte Tijden. In deze module staan begrippen centraal als wisselkoers, betalingsbalans, hoogconjunctuur, laagconjunctuur, werkloosheid en de verkeersvergelijking van Fisher.
Domein I, module 8 – de conjunctuur
1 De conjunctuurbeweging
1.1 De economische conjunctuur
• Je kijkt elk jaar naar de reële economische groei: de procentuele verandering van
jaar tot jaar in het reëel bbp.
o Daarvan trek je een lijn door die leidt tot de conjunctuurlijn. Komt de lijn
boven de x-as, dan is er economische groei; komt hij eronder, dan krimpt de
economie.
o Een horizontale gestippelde lijn geeft de trendmatige groei aan, de
gemiddelde groei over de periode. Deze moet bepaald worden over minstens
twintig jaar.
o De conjunctuurlijn geeft een onregelmatige slingerbeweging, hetgeen de
conjunctuurbeweging is.
• Groeit de economie sterker dan de trendmatige groei, dan is er hoogconjunctuur.
o Consumenten geven snel geld uit, weinig werkloosheid, de bedrijfswinsten
zijn hoog.
• Groeit hij minder sterk dan de trendmatige groei, dan is er laagconjunctuur en
vertoont de lijn een dal.
o Consumenten geven minder snel uit, waardoor bedrijven hun producten
moeilijker verkopen. Het financieringstekort van de overheid loopt op door
lage belastinginkomsten door weinig bestedingen.
• Krimpt de economie twee kwartalen achter elkaar in reëel bbp, dan is dat een
economische recessie. Krimpt deze drie kwartalen of meer achter elkaar,
dan spreken we van de economische depressie. CBS meet dit.
• Er zijn drie kenmerken van de conjunctuurbeweging:
o De beweging is onregelmatig en niet te voorspellen. In principe valt deze
nog een jaar vooruit te spellen, maar dat moet met zeer geavanceerde
wiskunde en statistiek. CPB doet dit. De econometrie houdt zich hiermee
bezig.
o Macro-economische variabelen vertonen dezelfde conjunctuurbeweging.
Deze macro-economische variabelen zijn de conjunctuurindicatoren
waarvan de waarde eerder bekend is dan die van het bbp.
§ Denk aan het aantal afgegeven bouwvergunningen.
§ Om de economische groei te berekenen, kijk je naar de procentuele
verandering van het bbp. Maar de conjunctuur beïnvloedt de hele
economie dus kun je ook kijken naar het inkomen van consumenten,
de bedrijfswinsten, het aantal huizen dat wordt verkocht.
§ Als de variabelen hetzelfde patroon vertonen als de
conjunctuurbeweging zijn ze procyclisch.
o De beweging verloopt tegengesteld aan het aantal werklozen. De
conjunctuur en het aantal werklozen vertonen een tegengestelde beweging.
Dat is logisch: in een tijd van hoogconjunctuur produceren bedrijven zoveel ze
kunnen, dus hebben ze alle arbeid nodig die ze kunnen krijgen. In tijden van
laagconjunctuur is er minder vraag, dus minder productie, dus minder arbeid
nodig.
§ Vertonen variabelen tegengesteld gedrag aan de conjunctuur, dan zijn
de anticyclisch.
• In slechte tijden is de vraag laag waardoor bedrijven minder produceren. Mensen
worden ontslagen en raken onvrijwillig werkloos (als ze ontslag nemen, raken ze
vrijwillig werkloos, beetje obvious dit maar okay, het zijn termen die je moet
kennen).
• Door de stijgende werkloosheid moet:
o De overheid meer uitkeringen verstrekken
o Komt er minder loonbelasting binnen
• Hierdoor verslechteren de overheidsfinancien en neemt de kans op een
financieringstekort toe.
• Door inflatie krijg je ieder jaar met dezelfde nominale uitkering minder koopkracht,
dus de overheid bekijkt daarom bij een aantal sociale uitkeringen, of deze kunnen
stijgen.
o Uitkeringen die stijgen met zelfde percentage als inflatie, zijn
waardevaste uitkeringen. Met de gestegen uitkering kun je hetzelfde blijven
kopen en je koopkracht gaat er niet op achteruit.
§ De overheid kan waarschijnlijk geen waardevaste uitkeringen
garanderen in laagconjunctuur.
• In tijden van hoogconjunctuur zijn weinig mensen onvrijwillig werkloos en is er vooral
vrijwillige werkloosheid. De overheid kan de uitkeringen makkelijk verhogen met het
inflatiepercentage en kan het zelfs daarboven verhogen.
o Door de krapte op de arbeidsmarkt, overtreft de loonstijging meestal het
inflatiepercentage à reële loon hoger.
o Uitkeringen die stijgen met hetzelfde percentage als gemiddelde
loonstijging, zijn welvaartsvaste uitkeringen.
• Conjunctuurbeweging à invloed op internationale handel. Daalt in NL de
binnenlandse vraag, dan is er minder vraag naar buitenlandse producten.
Nederlandse import daalt. Andersom zelfde verhaal.
1.3 Wisselkoersen
de zwevende wisselkoers
• De nationale munten van de landen bepalen in hoeverre een conjunctuurbeweging
zich voortplant van land tot land. Handelspartners hebben soms verschillende valuta.
• De verandering van wisselkoersen zwakt de voortplanting van de conjunctuur af.
• In de Verenigde Staten betaalt men met de Amerikaanse dollar. De prijzen van onze
producten moeten dus worden omgezet van de euro naar de dollar.
o De wisselkeurs euro/dollar is de prijs van een euro, uitgedrukt in dollars.
Daaruit kun je omgekeerd ook de wisselkoers dollar/euro halen.
• De wisselkoers is een prijs, die wordt bepaald door vraag en aanbod. Het bijzondere
is alleen dat deze prijs wordt uitgedrukt in een muntsoort en daarom wordt de
wisselkoers beïnvloed door vraag en aanbod van beide muntsoorten. Daarom
hebben we het over vraag en aanbord van euro’s in ruil voor dollars.
o De wisselkoers past zich aan zodat de vraag naar en het aanbod van euro’s
in ruil voor dollars, aan elkaar gelijk zijn.
o Stijgt de vraag naar euro’s in ruil voor dollars, dan zal de vraagcurve naar
rechts verschuiven.
• Stijgt de waarde van de ene munt, ten opzichte van de andere munt, dan is dit
appreciatie. Bij een waardedaling hebben we het over depreciatie.
o Apprecieert de euro t.o.v. de dollar, dan deprecieert de dollar t.o.v. de euro.
o Dit is binnen een zwevende/variabele wisselkoers.
1.4 Internationale voortplanting van de conjunctuur
in de zwevende wisselkoers
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tahrimramdjan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.