Samenvatting van PRAKTISCHE ECONOMIE, module 6 en eindexamen Domein G: Risico en informatie. In deze module staan begrippen centraal als risicoaversie, verzekeringen, principaal-agentrelatie, principaal agent probleem.
Thanks for the assessment and nice summer! Tahrim
By: mennovoskuilen • 6 year ago
By: tahrimramdjan • 6 year ago
Translated by Google
Hi Menno, thanks for your review. I see that the summary did not fully meet your expectations. Could you let us know what can be improved? Thank you in advance and regards, Tahrim
Domein G, module 6 – risico en informatie
(Leiden: Verstoorde samenwerking, deel 2. Deel 1: zie module 5)
1 Er zijn risico’s en risico’s
1.1 Risico en informatie
• Risico beïnvloedt hoe mensen hun schaarse middelen gebruiken.
• Risico is de verwachte schade van een gebeurtenis. Dit is te berekenen door
𝑘𝑎𝑛𝑠 𝑜𝑝 𝑒𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑒𝑢𝑟𝑡𝑒𝑛𝑖𝑠 ∙ 𝑠𝑐ℎ𝑎𝑑𝑒 𝑡𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑣𝑜𝑙𝑔𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑖𝑒 𝑔𝑒𝑏𝑒𝑢𝑟𝑡𝑒𝑛𝑖𝑠
o De kans maakt uit omdat bijvoorbeeld de kans dat een fiets van dezelfde waarde
gestolen wordt, groter is in een grote stad, dan in een dorpje.
o Soms kan de schade verschillen, terwijl de kans gelijk is: bijvoorbeeld de kans om
ziek te worden is gelijk in Nederland en in de Verenigde Staten, maar in de VS zijn de
kosten veel hoger voor een ziekenhuisopname.
• Risico’s kun je vaak niet precies berekenen, maar moet je inschatten. Dit zorgt voor
onzekerheid.
o Als een risico verkeerd wordt ingeschat en daardoor bijvoorbeeld een aankoop niet
doorgaat, lopen de beide partijen surplus mis.
• Om een risico goed in te kunnen schatten is informatie nodig. Hoe meer, hoe beter. De kans
moet je op basis van zoveel mogelijk gegevens kunnen bepalen, evenals de waarde van een
product of de schade ten gevolge van een gebeurtenis.
1.2 Vrijwillig en onvrijwillig risico
• Een vrijwillig risico is een risico dat iemand bewust neemt. Zij nemen een bepaald risico op
de koop toe. Voorbeeld: bergbeklimmen.
• Een onvrijwillig risico is een risico dat iemand niet bewust neemt en dat niet te vermijden is.
Je kunt het risico verminderen, maar niet laten verdwijnen. Voorbeeld: ziek worden.
• De scherp tussen vrijwillig en onvrijwillig risico is, echter, niet scherp te trekken.
1.3 Risicoaversie
• Mensen staan verschillend tegenover risico’s. De meeste houden er niet van. Deze hebben
risicoaversie.
• Iemand die risicoavers is kiest eieren voor zijn geld.
o Zijn er twee of meer mogelijkheden met dezelfde verwachte opbrengst, dan kiest een
risicoavers de mogelijkheid met het laagste risico.
o In een loterij laat een risicoavers persoon dus de mogelijkheid om meer geld te
winnen los, puur omdat de kans dan met lege handen te staan te groot voor hem is.
• Als er een mogelijkheid is met het laagste risico én een aparte mogelijkheid met een hogere
verwachte opbrengst, is het niet zeker wat een risicoavers persoon zal kiezen.
2 Het verzekeren van een risico
2.1 Een risico verzekeren
• De gevolgen van risico’s kun je verminderen. Dit heet verzekeren. Vooral bij onvrijwillige
risico’s komt dit van pas, omdat je die risico’s niet kunt vermijden.
• Aan de verzekeraar wordt een (verzekerings)premie betaald. In ruil hiervoor kan de
verzekeraar de schade dekken van een gebeurtenis, bijvoorbeeld een diefstal.
• Als de verwachte kosten gelijk zijn bij zowel ‘wél verzekeren’ als ‘níet ,,’, zal een risicoavers
persoon zich toch verzekeren, omdat het risico bij het ‘niet verzekeren’ veel groter is.
2.2 De markt van verzekeringen
• Verzekeringen worden aangeboden door verzekeraars. Wat zij aanbieden, staat in hun polis.
o Een verzekering is een contract tussen de producent (verzekeraar) en consument
(verzekeringsnemer). Dit is een contract met bepaalde geldigheidsduur.
• Het marktevenwicht van een verzekeringsmarkt = prijs per verzekeringen, premie, aantal
verzekeringen dat wordt gekocht.
• Een verzekeraar biedt alleen verzekeringen aan waarmee hij geen verlies lijdt, dus zijn TO
moeten minstens even groot zijn als zijn TK.
o 𝑇𝑂 = 𝑝𝑟𝑒𝑚𝑖𝑒 ∙ 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑧𝑒𝑘𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟𝑠
o De TK bestaan uit de uitbetalingen die de verzekeraar doet. Hij betaalt echter alleen
uit in het geval van schade, en het is niet zeker of die schade er daadwerkelijk komt.
§ Hij kan alleen de verwachte schade berekenen per verzekeringsnemer,
ofwel het risico. Dit is in een formule:
§ 𝑇𝐾 = 𝑟𝑖𝑠𝑖𝑐𝑜 𝑣𝑒𝑟𝑧𝑒𝑘𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟 ∙ 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑧𝑒𝑘𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟𝑠
• Er moet dus gelden: 𝑇𝑂 ≥ 𝑇𝐾, ofwel: (𝑝𝑟𝑒𝑚𝑖𝑒 ∙ 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑧𝑒𝑘𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟𝑠) ≥
(𝑟𝑖𝑠𝑖𝑐𝑜 𝑣𝑒𝑟𝑧𝑒𝑘𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟 ∙ 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑧𝑒𝑘𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟𝑠)
• Hieruit kun je herleiden: : 𝑝𝑟𝑒𝑚𝑖𝑒 ≥ 𝑟𝑖𝑠𝑖𝑐𝑜
• Een verzekeraar moet echter ook loonkosten, huurkosten, etc. betalen, waardoor uiteindelijk
dus naast de risico’s ook deze kosten gedekt moeten worden. Je komt dus uit op:
𝑝𝑟𝑒𝑚𝑖𝑒 > 𝑟𝑖𝑠𝑖𝑐𝑜
• Hoeveel winst de verzekeraar kan maken, hangt af van de markt.
o Bij een beperkt aantal verzekeraars is er een heterogeen oligopolie waarbij de
verzekeraars winst maken.
o Bij vrije toetreding trekt deze winst concurrenten aan, waardoor premies dalen, de
winsten omlaag gaan en uiteindelijk geen enkele verzekeraar meer winst maakt, maar
net genoeg verdient om risico en kosten te dekken. Hierbij is er sprake van een
monopolistische concurrentie.
2.3 Plaaggeest van verzekeraars: informatieachterstand
• Verzekeringen kennen alleen de gemiddelde kans op schade (gemiddelde risico), dat is
gebaseerd op het gedrag van heel veel mensen. De kans voor een individu kan echter hoger
of lager uitvallen, afhankelijk van wat de persoon doet om deze kans te verkleinen.
• De verzekeraar weet dat echter niet, en heeft dus last van informatieasymmetrie: er is een
verschil tussen de informatie die de verzekeraar heeft over het risico v/d verzekeringsnemer,
en de informatie die de individuele verzekeringsnemer heeft.
o Iemand weet bijvoorbeeld van zichzelf dat hij laks omgaat met goederen, maar dat
weet de verzekeraar dan niet.
• Het risico van een individu kan dus hoger of lager uitvallen dan het verzekerd risico. Voor de
verzekeraar is dit geen ramp doordat het risico over de verzekernemers gespreid wordt: over
de ene verzekeringsnemer maakt de verzekeraar winst, over de andere verlies. Dat
compenseert elkaar.
• Door informatieasymmetrie ontstaan echter twee problemen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tahrimramdjan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.