Immunopathologie
Voorbeeldexamenvragen
• Atopische dermatitis en allergische contactdermatitis zijn beide allergieën maar worden gekenmerkt door een
verschillend type overgevoeligheidsreactie. Bespreek het immunopathologisch mechanisme van beide aandoeningen.
• Bespreek het immunopathologisch mechanisme dat aangewend wordt in het afdoden van intestinale wormen.
• Wat is een allergie en welke factoren spelen een rol in de ontwikkeling ervan?
• Schets de pathogenese van een auto-immuunziekte. M.a.w., hoe, wanneer, onder welke omstandigheden ontstaat dit?
• Wat is het verschil tussen een primaire en een secundaire immunodeficiëntie? Werk van beide een concreet voorbeeld
uit.
• Het feit dat bij onze huisdieren antistoffen overgedragen worden van moeder op neonaat via het colostrum is een nuttig
mechanisme om de neonaat direct na de geboorte te beschermen tegenover allerhande infectieuze agentia. Maar soms
gaat het fout. Bespreek.
• Complementdeficiënties worden pijnlijk zichtbaar tijdens de immuniteitsgap. Wat wordt hiermee bedoeld en welke
complementdeficiënties bestaan er?
• Immuungemedieerde hemolytische anemie en thrombocytopenie gelijken nogal op elkaar voor wat de etiologie,
pathogenese en symptomen betreft. Bespreek en geef duidelijk de verschilpunten tussen beide aan.
• Welke bloedgroepen komen er voor bij de kat? Welke bloedgroepen zijn het belangrijkst bij de hond in het kader van
bloedtransfusie-reacties? Wanneer komen deze voor bij de kat en de hond?
• Wat zijn anti-nucleaire antistoffen (ANA’s)? Bij welke aandoeningen komen ze voor? Hoe veroorzaken zij ziekte?
• Schets de pathogenese van reumatoïde artritis.
• Beschrijf de pathogenese van de afstotingsreactie tegenover een allograft
• Wat verstaat men onder ‘Graft vs. host disease’? Wanneer kan het voorkomen?
• Cortico’s zijn erg populaire immunosuppressiva. Wat zijn hun effecten? Hoe ontstaan deze (pathway?). Wat zijn
mogelijke bijwerkingen?
Indeling syllabus immunopathologie
Les 1. Hoofdstuk 1: Overgevoeligheidsreacties; type I overgevoeligheidsreactie (2 uur)
Les 2. Hoofdstuk 1: Overgevoeligheidsreacties; type II, type III en type IV overgevoeligheidsreactie (2 uur)
Les 3. Hoofdstuk 2: Immuungemedieerde ziekte (2 uur)
Les 4. Hoofdstuk 3: Immunodeficiënties (2 uur)
Les 5. Hoofdstuk 4: Immuungemedieerde hematologische aandoeningen (2 uur)
Les 6. Hoofdstuk 5: Systemische immuunziekten (2 uur) TWIO’s
Les 7. Hoofdstuk 6: Transplantatie-immunologie (2 uur) - les 1: Type I overgevoeligheidsreactie
- les 3: immunologisch mechanisme auto-immuunziekte
Les 8. Hoofdstuk 7: Immunomodulatie + wrap up (1 uur) - les 5: IMHA + IMTP
- les 6: SLE + RA – verschil non-erosieve polyartritis
- les 7: host vs graft + graft vs host
1
,1. Overgevoeligheidsreacties
Inleiding
Voorbeelden:
• Immuuncomplex glomerulonephritis: de collateral damage veroorzaakt door de acties vh immuunsysteem tgo bepaald
pathogeen is ernstiger dan de schade die de pathogeen op zichzelf toebrengt
• Allergische reacties/allergieën: pathologisch immuunrespons tegenover onschuldige, lichaamsvreemde Ag
• Auto-immuunziekten: pathologische immuunrespons tegenover onschuldige, lichaamseigen Ag
4 types van overgevoeligheidsreacties maar beter spreken over ‘immunopathologische mechanismen type I tot IV:
2
, TYPE I OVERGEVOELIGHEIDSREACTIE
• Betrokken bij de immuunrespons tegenover mucosale agentia (vb intestinale nematoden) en tegenover
omgevingsallergenen (vb huisstofmijt) die na penetratie vd huid of mucosae allergieën zoals asthma of atopische
dermatitis veroorzaken
• = (IgE)-allergie
Atopische dermatitis
• Huidziekte met meerdere etiologieën, waaronder overgevoeligheidsreactie type I
• Atopie “op de verkeerde plaats”; immuunrespons op plaats waar die niet hoort
• Verschil met allergische contactdermatitis (= type IV overgevoeligheidsreactie) !
SENSITISATIE → HYPERSENSITIVITEIT
Sensitisatiefase:
1. Ag penetreert huid/mucosa
2. Ag wordt gefagocyteerd en verwerkt door een APC
3. APC presenteert epitopen aan Th2 via MHC II – TCR
interactie
4. Th2 richt de B cel differentiatie in richting van IgE
producerende plasmacellen, terwijl Th1 afgeblokt wordt
5. Deficiëntie in Treg’s doet aantal Ag-specifieke Th2 cellen
exploderen
6. De door de plasmacellen geproduceerde IgE’s bezitten de Fc𝜀-receptoren van lokale mastcellen → gesensitiseerde
mastcellen
7. De overmaat aan IgE diffundeert uiteindelijk naar bloed en verafgelegen weefsels → gesensitiseerde basofielen en
‘remote’ mastcellen
Opmerkingen:
• Sensitisatiefase kan maanden tot jaren duren
• Eens allergie ingesteld is wordt die ook heftiger met de tijd = zelfversterkend effect ‘allergy loop’ vb hooikoorts mens
• IL-4, < gesensitiseerde mastcellen is hierin cruciaal
• Waarom er geen Th2-respons ontstaat heeft te maken met het type en dosis van het Ag, plaats van blootstelling aan Ag
en de aldaar beschikbare APC’s (moeilijk te voorspelllen)
3
, Hypersensitiviteit-fase:
1. Ag penetreert huid/mucosa
2. Ag bindt op Fab fragmenten van twee naburige IgE’s op
gesensitiseerde mastcel
3. Aldus ontstane cross-linking van de Fc𝜀-receptoren op mastcel
initieert calcium-influx, verhoging cAMP en triggert intracellulaire
signaaloverdracht → mastceldegranulatie
4. Secretie van voorgevormde ontstekingsmediatoren (histamine,
heparine, serotonine, kininogenase,..) + synthese nieuwe
mediatoren uitgaande van arachidonzuur + vrijstelling pro-
inflammatoire en immunoregulatorische mediatoren (oa IL-4)
5. De vrijgestelde mediatoren hebben verschillende effecten:
Thv huid/mucosa: lokale vasodilatatie
→ hyperemie, oedeem (roodheid en zwelling)
– urticaria beperkt zich tot de dermis
- angioedeem iindien ook de subcutis betrokken is, subcutaan oedeem
→ extravasatie serumproteïnen en ontstekingscellen (vnl eosinofielen die aangetrokken worden door de
eotaxines van de mastcellen)
Thv huid: de vrijgestelde mediatoren prikkelen de naakte zenuwuitlopers wat leidt tot jeuk = pruritis → krabben en
automutilatie met secundaire huidletsels
Zomereczeem paard: typische type I overgevoeligheidsreactie thv de huid
Asthma kat:
• Type I overgevoeligheidsreactie tgo aero-allergenen
• Recurrent hoesten, dyspnee, piepende AH
• BAL (bronchoalveolaire lavage) gekenmerkt door veel eosinofielen
• Hyperplasie bronchale klieren met excessieve mucusproductie
• Bronchiaal en/of interstitieel patroon op RX
• Humane huidschilfers zouden allergeen kunnen zijn
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller decuypermarie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.38. You're not tied to anything after your purchase.