COMMUNICATIEPSYCHOLOGIE
Examen → toepassingsvragen, alleen syllabus leren is niet voldoende
Samenvatting is gebaseerd op notities uit de lessen en sommige delen uit het boek.
LES 2
CONSUMENTENPSYCHOLOGIE
LESDEEL I
PERCEPTIE, CATEGORISATIE EN DIFFERENTIATIE
Hoe maakt een consument zijn keuze? Hoe vormt een consument een attitude?,…
Hersenen bouwen schemata’s op, die zijn subjectief en komen niet altijd overeen met de
realiteit. Als producent moet je daar rekening mee houden. Hoe ziet de consument mijn
product/ merk?
Een schemata is een associatief netwerk rond een product. Bv. Ketchup: rood, tomaten,
flesje,…
- Eigen ervaring
- Hyperrealiteit (Reclame & media: alles wordt groter, mooier voorgesteld dan het is)
- Oordeel van anderen (‘Dit product niet kopen, ik vind dat echt niet lekker’)
➔ Hyperrealiteit gebruikt dit oordeel van anderen om consumenten te overtuigen
➔ Influencers zijn ook hyperrealiteit, is meer dan gewoon oordeel van anderen
Wanneer de realiteit van de producent en consument te hard verschillen zijn dit vaak geen
succesvolle producten. (slide 6,7 en8) Er werd geen rekening gehouden met de schemata’s
van de consument. Producten mogen niet te hard afwijken van die schemata’s.
CATEGORISATIE
In welke categorie hoort dit thuis? Categorie = verzameling van gelijkaardige producten
HIER NOG TOEVOEGEN VAN SLIDE 19
Alle appelsienen zijn ongeveer hetzelfde → veralgemenen (geen apart schemata voor elke
appelsien)
- Door identificatie zie je alle noodzakelijke kenmerken, maar geen afwijkingen
- Door equivalentie zie je alle noodzakelijke kenmerken en de afwijkingen
1
,EQUIVALENTIE
Categorisatie op basis van:
- Consistentie: aantal overeenkomende kenmerken
- Mate van onderscheidenheid: afwijking per kenmerk
Bv. Nog nooit een pompelmoes gezien, hersenen gaan zoeken naar iets dat ze wel
kennen dat er op lijkt: appelsien. Zijn ze hetzelfde? Nee. Wat zijn de afwijkingen? Hoeveel
afwijkingen zijn er? Veel. Dan wordt het niet als appelsien gecategoriseerd. Wat is het
dan?
➔ Niet equivalent zorgt voor differentiatie
DIFFERENTIATIE
Wat is er anders aan? Kan door:
- Assimilatie: schema aanpassen in bestaande categorie
o Bv. In 1 categorie meer weten over het ene, dus apart schema maar wel
bijhorend bij de kernschemata (slide 25)
- Accommodatie: nieuwe subcategorie creëren
Examenvraag: Hoe zorgt deze advertentie voor categorisatie voor het product? (foto links
slide 28) Het uitgangspunt is: stel dat iemand niet weet waarvoor het product dient : hoe kan
die dan vanuit deze advertentie weten wat het is? (door categorisatie)
- Het broodje: het is duidelijk dat er op de boterham iets gesmeerd is
- Het botervlootje: heel duidelijk een botervlootje (als je boter niet kent is dit wel niet
duidelijk)
Het product leren kennen, het product HERkennen, waarom zou ik dit product kopen en niet
een ander product? Wat maakt dit product anders?
- Emotie: Mhm, ziet er lekker uit
- Stemming: Goede stemming, collega’s verrassen haar
→ Affect
- Associatie: Positief gevoel, hoe komt dat? Taart, collega’s, maar niet door bv. Gsm
(waardeherkenning)
- Kennis + info:
→ Attitude = evaluatief oordeel op basis van
o Affectieve verwerking + cognitieve verwerking
o Aantrekkelijkheid
o Belangrijkheid & waarschijnlijkheid
2
,AFFECTIEVE VERWERKING
Geen controle over deze verwerking, automatisch
Stellingen van Zajonc over affectieve verwerking
- Primair
- Onvermijdelijk
- Onherroepelijk
o Eerste gedachte is nooit echt de eerste gedachte (schilderij: je denkt dat het
niet mooi is, komt dichter en vindt het mooier = je vond het ergens al mooi
want je wou dichterbij gaan kijken)
- Komen vanuit onszelf
o Niet vanuit het voorwerp
- Moeilijk te verantwoorden
- Komen los van de situatie
o Bv iets eten en ziek worden, het daarna nooit meer willen eten
Affectieve verwerking → niet te beïnvloeden? Toch wel → Mere exposure effect
MERE EXPOSURE EFFECT
is een psychologisch fenomeen waardoor mensen de neiging hebben om een voorkeur voor
dingen te ontwikkelen alleen omdat ze ermee vertrouwd zijn.
Meer ‘exposure’ aan iets kan ervoor zorgen dat je er vertrouwd mee wordt en er dus een
voorkeur voor krijgt.
Zajonc deed in 1968 een experiment
Subliminale stimuli = onderbewuste prikkels die
niet bewust verwerkt worden (beelden die snel
aangeboden worden)
Hij toont figuren in een video die snel
aangeboden worden, vervolgens vroeg hij aan
de proefpersoon welke figuren die gezien heeft.
Vaak werden deze figuren niet verwerkt en zien
de proefpersonen gewoon grijze beelden.
Hierna vroeg hij welk figuur ze het mooiste
vonden, hier bleek dat de proefpersonen de
figuren die vaker getoond werden als
aantrekkelijker beschouwen. Ook al zijn die niet bewust gezien geweest. Verklaring:
evolutieleer → dingen waar je meer mee in contact komt zijn ‘veilig’ en dus beter.
Examenvraag: hoe is dit een goede advertentie in het perspectief van attitudevorming
(affectieve en cognitieve verwerking)?
LES 4
ATTITUDEVERANDERING
Waarom en hoe onze attitude tegenover producten verandert.
Een attitude verandert niet zomaar, daarvoor is eerst overreding en acceptatie nodig. Bij
overreding stelt de consument zich vragen over de huidige attitude, er volgt acceptatie als
de consument de nieuwe attitude aanneemt ter vervanging van de oorspronkelijke attitude.
Dit kan gebeuren door persuasieve boodschappen.
PERSUASIEVE BOODSCHAPPEN
Zijn boodschappen gericht op het veranderen van de attitude van mensen. Ze verschillen
van informatieve boodschappen maar de grens is vaag aangezien persuasieve
boodschappen ook informatie geven en informatieve boodschappen ook een attitude
oproepen. Advertorial → goed voorbeeld van die vage grens.
Overredende boodschappen zijn boodschappen die in de eerste plaats aandacht trekken
en makkelijk te begrijpen zijn. Ze leggen vaak associaties met de leefwereld van de
consument.
HET NON-COMMITMENT GEBIED
Om een optimaal effect te bekomen met een persuasieve boodschap is het belangrijk om
eerst te bepalen welk gedrag ze willen veranderen en daarna hoe ze die
attitudeverandering gaan waarmaken.
Mensen zijn het meest geneigd hun bestaande attitude aan te passen wanneer een
boodschap zich richt op het non-commitment gebied, hier bevinden zich standpunten
waarvan ze minder zeker zijn. Het bevindt zich tussen het acceptatiegebied en het
verwerpingsgebied. Als persuasieve boodschappen zich op het non-commitment gebied
richten is er de grootste kans op overreding.
Als ze consumenten willen overtuigen met reclame moeten ze geen gebruik maken van wat
iedereen al weet (acceptatiegebied) of onwaarschijnlijke boodschappen
(verwerpingsgebied). De ideale reclameboodschap moet prikkelen en een reactie teweeg
brengen (mhm dat wil ik wel eens proberen, zou dit lekker zijn?)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmaceuppens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.