Lichaamscellen = de cellen waaruit je lichaam is opgebouwd. (46 chromosomen)
Chromosomen = dunne draden in een celkern --> bestaat voor een groot deel uit DNA.
DNA = opgeslagen informatie voor je erfelijke eigenschappen.
Bij elke celdeling worden als eerst de chromosomen gekopiëerd. Daarna deelt de cel zich. Elke
dochtercel krijgt de chromosomen. Daardoor bevat elke celkern dezelfde informatie (van je ouders).
Gen = Stukjes DNA samen die informatie bevatten voor een eigenschap. Welke genen er actief zijn,
hangt af van de plaats in het lichaam.
Genotype = de informatie voor al je erfelijke eigenschappen samen. Dit ontstaat al bij de
bevruchting.
Fenotype = alle eigenschappen van een organisme samen. (zichtbaar en niet zichtbaar).
Genotype + milieu = fenotype
5.2
Een cel heeft 46 chromosomen. Deze chromosomen komen in paren voor. Dus heb je 46:2 = 23
paren chromosomen. Dit geld voor alle lichaamscellen. De paren bestaan uit chromosomen van
dezelfde genen dus hebben ze dezelfde erfelijke eigenschappen. Het 23e paar heten de
geslachtschromosomen. Dit is bij de vrouw XX, en bij de man XY. Bij intersekse is dit andersom. Soms
is de informatie van een chromosoom verschillend, omdat een chromosoom afkomstig is van de
moeder en de ander van de vader.
Bij geslachtelijke voortplanting smelten de kern van de zaad en eicel samen. In geslachtscellen heb je
geen paren maar zijn de chromosomen eenvoudig. Dus bevat een geslachtscel 23 chromosomen.
Geslachtscellen ontstaan door de celdeling meiose. De chromosomen worden hierbij verdeeld over
de dochterscellen elke geslachtscel krijgt dan een chromosoom.
Een bevruchte eicel bevat 46 chromosomen en 23 paren, omdat de kernen van de geslachtscellen
zijn samengesmolten. Een chromosoom komt van de vader en de ander van de moeder. Het
genotype hangt af van toeval. Nakomelingen hebben een ander genotype dan de ouders, omdat de
chromosomen een andere combinatie hebben.
Het geslachtschromosoom in de eicel is altijd X en bij een zaadcel XY.
5.3
Chromosomen bestaan een groot deel uit DNA. DNA bestaat uit de basen A + T en C + G dit zijn de
basenparen. Je DNA heeft informatie voor je uiterlijk maar ook voor het functioneren van je organen
en cellen. De basenparen die nodig zijn voor een eigenschap, vormen een gen. Voor alle
eigenschappen zijn meerdere genen nodig.
De kleur, vorm en werking van je lichaam word geregeld door je eitwitten. Genen bevatten ook de
informatie voor het maken van die eiwitten. De informatie in een gen noem je een genvariant of een
allel. 2 allelen noem je een allelenpaar.
Als een chromosoom beschadigt raakt, kan informatie veranderen. Het veranderen van dat
genotypen heet de mutatie. Allelen veranderen hierbij. Mutatie in een geslachtscel kan zorgen dat
het allel van de 2 geslachtscellen terechtkomt in de eicel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tianajenelle9. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.