Kleutertijd 3 – 6 jaar
In de kleutertijd gaan ze al spelend de wereld verkennen en ervaring opdoen. Komt al heel wat
aanbod wat ze nodig zullen hebben als ze naar school zullen gaan.
Lichamelijke en motorische ontwikkeling p 182
Lichamelijke veranderingen
- Individuele verschillen nemen toe met de leeftijd. Hoe ouder => hoe meer je dit ziet.
- Verdere sterkte groei.
- Verhoudingen veranderen. Hoofd zal minder snel groeien. Meer in verhouding tegenov. de rest.
- Sterke uitbouw van de hersenen
- Handvoorkeur. Links of rechts = fijne motoriek
Motorische verandingen => forse vooruitgang. P 184
Grove motoriek
- Lopen als volwassene =>minder platvoets => bewegingen ook soepeler.
- Inschatten bewegingen
- Evenwichtsbeheersing. Heeft te maken met de verhoudingen van het lichaam die tot zijn recht
komen. Zwaartepunt komt lager te liggen.
Fijne motoriek
- Zelfredzaamheid in alledaagse taken => leren eten met vork, wisselen van kledij.
- Favoriete spelactiviteiten => constructies bouwen, schaar hanteren.
- Oog-handcoördinatie => nodig om later te leren schrijven als lagereschoolkind.
Ontwikkeling in waarnemen en mentaal functioneren => piaget p 186
Preoperationeel denken opgedeeld in 2 delen
1) Preconceptueel stadium (2-4 jaar)
Het einde van het preconceptueel stadium => Preconcepten/globs worden vervangen door afgelijnde
begrippen. bv een koe is niet gelijk aan een paard. Dit komt door het volgende:
- Beter opmerken van gelijkenissen en verschillen (nauwkeuriger waarnemen en leren door
volwassenen). Globs worden scherper omschreven. Meer afgeleide categorieën. Opmerken
gevlekte koe of bruin paard => verschil.
- Rol van de taalontwikkeling => ze leren meer aparte woorden. Betere woordenschat dus
kunnen meer dingen benoemen.
,2) Intuitieve denken (kleuterperiode) (4 tot 6-7 jaar) p 188
De overgang van het preconceptueel naar het intuïtief denken. Voorbeeld ppt.
- In de tuin staan 6 tulpen en 2 rozen. We vragen of er meer bloemen of tulpen zijn. De jongen
(4jaar) antwoord meer tulpen.
We zitten op het einde van de deelfase ‘preconceptueel denken’, namelijk de eerdere preconcepten
worden vervangen door meer afgelijnde echte begrippen/concepten (aldus snapt Lieve wel wat
tulpen, rozen en bloemen zijn). MAAR logisch denken is nog niet OK:
kleuters zijn in staat om parallelle categorieën naast elkaar te zetten maar kunnen hier nog geen
hiërarchie in steken (KLASSENINCLUSIE). Eén van de typische oordeelsfouten.
intuïtief => ze gaan oordelen op het zicht en niet op het logisch denken. (Concreet aanwijsbare
zaken.)
illustratie die bergen test:
- Kinderen maken oordeelsfouten
- Reageren op het direct waarneembare wat zij zien voor hun neus)
- Moeite met inleven – vanuit hun standpunt bekijken = egocentrisme – geen perceptuele
rolneming
- Missen het logisch denken!
Typische voorbeelden van kinderen in fase van intuïtieve denken
Ook de conservatieproef.
Typische oordeelsfouten bij het intuïtief stadium => ze reageren op het waarneembare zonder
logisch na te denken. P 188 - 191
1) Vorm van EGOCENTRISME: gaan ervan uit dat anderen net hetzelfde zien als zijzelf (cf
driebergentest), de situatie net zo beoordelen als zijzelf – onvermogen om andermans standpunt
in te nemen – bv aan telefoon op verjaardag ‘hoe oud ben je vandaag?’ – toont 4 vingers
2) GECENTREERD denken: ze zien 1 iets opvallend, en daarop vormen ze zich een oordeel. Houden
slechts rekening met 1 eigenschap tegelijk. Een paard met wat vlekken gaan ze kunnen
aanduiden als een koe door deze opvallende eigenschap. (Zo ook te merken in morele
oordeelsvermogen en in waarneming). Bv de conservatieproef. Hoogste merken ze op, dus is
groter.
3) STATISCH DENKEN: hebben vooral oog voor toestanden en niet voor verandering – kleuter ziet
enkel begin en eindtoestand, zonder het tussenliggende proces goed te kunnen voorstellen bv
moeite met lezen strip – gevaarlijk in verkeer: auto die dichterbij komt.
4) ONOMKEERBAARHEID VAN HET DENKEN: kunnen een gebeurtenis niet terugdenken in de tijd: dit
is de sleutel tot operationeel denken omdat je dan kunt checken of je conclusie juist is. (Bvb
nauwelijks kunnen geloven dat opa en oma ooit kind zijn geweest). In de lagere school moet je dit
wel kunnen om te kunnen terug te denken aan de bewerkingen die je hiervoor deed.
, Enkele afzonderlijke processes :
Fantasie p 200
- Kleuters gaan een realistischer wereldbeeld hebben tegenover de peuter. Minder animistisch
en artificialistisch Het gaat minder denkfouten maken. Ze stellen meer actieve waarom-vragen
- Ze genieten ook meer van: plezier. Het is een manier om heel wat inzichten op te doen en
vaardigheden eigen te maken.
- Naarmate ze ouder worden veranderd fantasiespel naar verschillende rollenspelen. Inleven in
rollen. = meer inzicht in levenssituaties, hoe is het om straf uit te delen?
- Samen spelen als belangrijke basis voor het oefenen van sociale vaardigheden.
- Enorme interesse voor sprookjes.
Stelling: sprookjes zijn helemaal afgesteld op de mogelijkheden en behoeften van kleuters.
Afgesteld op hun cognitieve mogelijkheden:
- eenvoudig, fantasie
- Heilzame invloed ook door aanknoping bij reële angsten die zo bespreekbaar en oplosbaar
worden, biedt uitzicht op goede afloop, zo meer vat op emoties en kans om die te verwerken
- zet in op hun leefwereld
- zet in op hun angsten om deze bespreekbaar te maken en om hiermee om te gaan.
- In een veilige omgeving
- Meegeven van moraal => wat mag wel of niet => inzetten op ontstaan van geweten.
Taalontwikkeling schaerlaeckens. P 204
- Eindstadium van de taalontwikkeling: algemene structuur van de taal is verworven – blijft
wel verder evolueren
- SCHAERLAEKENS: differentiatiefase (2,5-5j ): primitieve zinnen worden grammaticaal keurige
constructies: langere zinnen, bijzinnen, nieuwe categorieën van woorden,
werkwoordvervoegingen
- Soms schijnbare ACHTERUITGANG door OVERTOEPASSING van ontdekte grammaticale
regels. Door over toepassing van ontdekte grammaticale regels. Kind ontdekt een nieuwe
regel en gaat die te breed gaan toepassen.
- Woordenschat groeit aan met gemiddeld 8 woorden per dag, tot 10000 op 6j, hierbij ook
MEER ABSTRACTE begrippen bvb meer.
- In praten: wachten beter beurt af passen taalgebruik ook aan aan gesprekspartner. (Anders
praten tegen baby dan tegen volwassene)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vdn23. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.