In deze samenvatting is alles samengevat voor het vak hersenen en gedrag aan de UVA inclusief oefenvragen en uitwerkingen van de hoorcolleges. De samenvatting is geschikt voor studenten die de premaster orthopedagogiek volgen.
Bij hoofdstuk 13.1 zit er een fout in de juiste antwoorden. De laatst...
Test Bank - Biological Psychology, 13th Edition (Kalat, 2019), Chapter 1-14 | All Chapters
TEST BANK FOR BIOLOGICAL PSYCHOLOGY, 13TH EDITION, JAMES W. KALAT/ LATEST VERSION
Test Bank For Biological Psychology 13th Edition All Chapters Complete Guide A+
All for this textbook (87)
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Pedagogische Wetenschappen
Hersenen en gedrag (70120241AY)
All documents for this subject (30)
1
review
By: keira0915 • 1 month ago
Seller
Follow
noavink1
Reviews received
Content preview
Samenvatting Hersenen en Gedrag Premaster orthopedagogiek
Week 1 college 1
Cellen en informatieoverdracht
Twee soorten hersencellen:
1. Neuronen: zenuwcellen vooral in je hersenen.
a. Is een cel en heeft kenmerken zoals elke andere lichaamscel.
b. Heeft een celmembraan waarin kanaaltjes inzitten die stoffen kunnen uitwisselen.
c. Heeft ook een celkern met het genetisch materiaal.
d. Mitochondriën: energievoorziening van de cel. Wordt glucose verbrand.
e. Ribosomen: maken eiwitten. Hebben een specifieke functie in de hersenen.
f. Neuron is belangrijk voor communicatie, kan info uitwisselen met andere neuronen.
2. Gliacellen: steuncellen, vervullen een ondersteunende functie.
Kenmerken van een neuron:
1. Dendrieten: vertakkingen aan het uiteinde. Komt informatie binnen
en opgevangen. Die geeft het door aan het cellichaam (celkern).
a. Ontvangen informatie op van andere neuronen.
b. Soma/ cellichaam: brengt alle informatie samen.
2. Axon: zit tussen de neuronen. Informatie loopt hier doorheen.
a. Vervoeren zenuwimpulsen.
b. Aan het einde van een axon zit de presynaptische terminal
(eindpunt van de axon, zit voor de synaps): geeft informatie
af aan een volgende cel. Heet ook wel de synaps.
Gliacellen: ondersteunen de functies van de neuronen.
- Nemen de helft van het hersenvolume in en beïnvloeden de communicatie en
informatieverwerking. Zijn niet de primaire verwerkers.
Functie gliacellen:
- Geven letterlijk steun.
- Aan/ afvoer van stoffen: doen vooral de astrocyte. Heeft vaak een uitloop met een bloedvat
en een uitloop naar een neuron.
- Productie hersenvloeistof. Grenzen vaak aan de hersenvloeistof.
- Maken myeline: doet een oligodrendonsyt. Hebben uitlopers die zich om de axonen heen
rollen.
o Heeft dezelfde functie als een plasticje die om de oplader van je telefoon zit, het
houdt de stroom op zijn plek. Isoleert de axon zodat de prikkel niet weglekt.
o Is een witte stof.
- Spelen een rol in de afweer tegen virussen en schimmels. Zijn de microglia.
- Rol bij de ontwikkeling van de hersenen. Radiale gliacellen.
- Geven niet zelf informatie door maar beïnvloeden dit.
Grijze stof: cellichamen in de hersenen.
Witte stof: myeline.
Centrale zenuwstelsel (CZS): De hersenen en het ruggenmerg communiceren met hun omgeving.
,Informatieverwerking:
- Van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel.
- Van de ene plek naar de andere plek in centrale zenuwstelsel.
- Van het centrale zenuwstelsel naar de spieren.
Afferent: voert informatie aan. Bijvoorbeeld van de zintuigen naar de hersenen. De informatie wordt
aangevoerd naar de hersenen.
- Waar de informatie naar toe gaat is het afferent.
Intrinsiek: de dendrieten en axon liggen in dezelfde structuur. Voert informatie af binnen dezelfde
hersenstructuur. Bijvoorbeeld in het ruggenmerg ligt een neuron die krijgt informatie aangeleverd in
het ruggenmerg. Geeft informatie aan de buurtcellen.
Efferent: E van exit. Voert informatie af. Bijvoorbeeld van de hersenen naar de spieren.
Je neemt hierbij altijd als referentiepunt de hersenen dus gaat er informatie naar toe of vanaf.
Sensorische neuron: afferent. Gaat van de dendriet naar de axon naar de presynaptische terminals.
Van de huid naar de hersenen. Dendrieten liggen bij de huid.
Motorische neuron: is efferent. Voert informatie van de hersenen weg naar de spieren.
Presynaptische terminals eindigen bij de spier omdat je hersenen een reactie geeft naar je spier.
Interneuron: liggen in het ruggenmerg, hier is sprake van intrinsiek want het ligt in dezelfde
structuur.
Hersenen worden goed beschermd door de volgende manieren:
- Bot: je schedel. Ruggenmerg door je wervels. Dus je bot en wervels beschermen je CZS.
- Vloeistof laagje: drijven je hersenen in.
- Bloed-hersenbarrière: laten voedingsstoffen wel toe aan de hersenen maar schadelijke
stoffen laten ze erbuiten.
Hersenen moeten zo goed beschermd worden omdat er geen nieuwe hersencellen aangemaakt
worden.
De bescherming gebeurt voornamelijk door de bloed-hersenbarrière:
- Beschermt de hersenen.
- Gevormd door de wand van de bloedvaten.
- Houdt schadelijke stoffen buiten.
Wat kan er wel doorheen:
- Kleine moleculen zoals zuurstof en CO2 en sommige vitaminen.
- In vet oplosbare stoffen
- Ongeladen stoffen: zuurstof en CO2
Via speciale kanaaltjes:
- Water
Via actief transport:
- Glucose, aminozuren, ijzer en sommige vitamines.
- Aminozuren: de bouwstenen van eiwitten.
Wat kan er niet doorheen:
- Schadelijke stoffen
o Sommige kunnen er wel doorheen zoals alcohol.
- Virussen
- Medicijnen: antidepressiva kan er bijvoorbeeld wel doorheen want dit is oplosbaar in vet.
- Een hersentumor kan je niet behandelen met chemotherapie middels medicijnen omdat dit
afgestoten worden.
,Bloed-hersenbarriere: kan ook stuk gaan, hierdoor kan een hersenontsteking ontstaan dat fataal af
kan lopen.
- Deze kan stuk gaan door bijvoorbeeld trauma zoals een hersenschudding. Straling of hoge
bloeddruk kan dit ook.
Samenvatting boek 1.1
Neuronen: ontvangen informatie en geven dit door aan andere cellen.
2 mensen ontdekte de neurosciende:
1. Charles Sherrington
2. Cajal
Celmembraan: buitenste laag van een cel. Scheid de binnenkant van de cel met de buitenomgeving.
De meeste stoffen kunnen er niet in of uit maar er zijn een paar stoffen waarbij dit wel kan.
Kern: bevat de structuur van een chromosoom.
Mitochondriën: is de structuur die metabolische activiteiten uitvoert en de energie levert die de cel
gebruikt voor alle activiteiten.
- Als deze minder goed werken heb je sneller een depressie.
- Waarbij ze extreem werken zijn snel oververhit.
Ribosomen: zijn de plaatsen in een cel die nieuwe eiwitmoleculen synthetiseren. Zijn nodig voor het
opbouwen va de cel.
Endoplasmatisch reticulum: een netwerk van dunne buisjes die nieuw gesynthetiseerde eiwitten
naar andere locaties transporteren.
Motorische neuronen: ontvangt excitatie via zijn dendrieten en geleidt impulsen langs zijn axon naar
een spier.
Sensorische neuronen: begint bij bijvoorbeeld de huid, of wordt gestimuleerd door licht, geluid of
aanraking.
Dendrieten: ontvangen ze informatie mee van andere neuronen. Vanuit synaptische receptoren.
- Hoe groter de ontvangst ruimte van een dendriet, hoe meer informatie het kan ontvangen.
Dendritische stekels: korte uitwassen die het beschikbare oppervlak voor synapsen vergroten.
Celkern of soma: bevat de kern, ribosomen en mitochondriën.
Axon: uitloper van een neuron die aangesloten is aan bijvoorbeeld een andere neuron, orgaan of
spier.
Myeline: zit om een axon heen als beschermlaag.
- Knooppunten van Ranvier: onderbrekingen in de myeline.
Presynaptische terminal: axon geeft chemicaliën af die tussen de neuron en een andere cel
doorkruisen.
Afferente axon: brengt informatie naar een structuur. Sensorische neuronen.
Efferente axon: brengt informatie weg. Motorische neuronen. E van exit.
Glia: houdt de neuronen bij elkaar.
Astrocyten: zijn belangrijk voor ritmes in je lichaam zoals ademhalen. Ze vervoeren bloed naar
verschillende hersen delen.
- Reageren soms ook op hormonen.
Microglia: fungeren als onderdeel van het immuunsysteem en verwijderen virussen en schimmels uit
de hersenen.
Oligodendrocyten: bouwt de myelinescheden die bepaalde gewervelde axonen omringen en
isoleren.
Radiale glia: zijn er voor het begeleiden van de migratie van neuronen en hun axonen en dendrieten
tijdens de embryonale ontwikkeling.
, - Als dit proces voorbij is veranderen ze vaak in neuronen.
Blood-brain barriere: zorgt ervoor dat niet alle chemicaliën de hersenen in komen.
In je hersenen worden er geen nieuwe neuronen aangemaakt. Als er een virus binnen dringt zal de
neuron kapot gaan. De blood-brain barriere is er om ervoor te zorgen dat virussen buiten blijven. Als
dit mislukt kan een persoon dood gaan.
De bloed-hersenbarrière is afhankelijk van de endotheelcellen die de wanden van de haarvaten
vormen.
- In het lichaam zitten hier kleine ruimtes tussen maar in de hersenen niet zodat het alles
buiten kan houden.
- Dit zorgt er alleen ook voor dat er goede stoffen buiten gehouden worden.
Actief transport: pompt stoffen van het bloed naar de hersenen. Zoals glucose of aminozuren.
Bij mensen met Alzheimer zijn de endotheelcellen beschadigt en kunnen er ook schadelijke stoffen
de hersenen in komen.
Glucose kan wel me grote hoeveelheden door de bloed hersen barriere.
Oefenvragen
Welk deel van een neuron heeft zijn eigen genen, gescheiden van die van de kern?
A. De ribosomen
B. De mitochondriën
C. Het axon
D. De dendrieten
Wat is het meest onderscheidend aan neuronen, in vergelijking met andere cellen?
A. Hun temperatuur
B. Hun vorm
C. Hun interne bestanddelen, zoals ribosomen en Mitochondria
D. Hun kleur
Wat doen dendritische stekels?
A. Ze synthetiseren eiwitten.
B. Ze vergroten het beschikbare oppervlak voor synapsen.
C. Ze houden het neuron in positie.
D. Ze metaboliseren brandstoffen om energie te leveren voor de rest van het neuron.
Wat doet een efferente axon?
A. Het controleert onvrijwillig gedrag.
B. Het controleert vrijwillig gedrag.
C. Het draagt output van een structuur.
D. Het brengt informatie in een structuur.
Welke van de volgende is een functie van astrocyten?
A. Astrocyten geleiden impulsen over lange afstanden.
B. Astrocyten bouwen myelinescheden die omringen en isoleert axonen.
C. Astrocyten creëren de bloed-hersenbarrière.
D. Astrocyten synchroniseren activiteit voor een groep van neuronen.
Welke van de volgende is een functie van microglia?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noavink1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.