Pedagogische systemen in kindertijd en adolescentie
Class notes
Alle hoorcolleges PSKA
18 views 2 purchases
Course
Pedagogische systemen in kindertijd en adolescentie
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Een zo kort mogelijke samenvatting van de gegeven hoorcolleges van het vak PSKA. Het doel was om zo min mogelijk pagina's te hebben met zo veel mogelijk inhoud. Er is niks weggelaten en alles is op een overzichtelijke manier weergegeven.
Pedagogische systemen in kindertijd en adolescentie
All documents for this subject (24)
Seller
Follow
zoestern1
Reviews received
Content preview
Pedagogische Systemen in Kindertijd
en Adolescentie
HC1 - Introductie en theorieën opvoeding en socialisatie 1
Verschillende theorieën 1
Socialisatie mechanismen 2
HC2 - Gehechtheid 4
Soorten gehechtheid 4
Gehechtheid meten 4
Voorspellers van gehechtheid 5
Gevolgen van gehechtheid 6
HC3 - Gendersocialisatie 7
De rol van ouders 7
De rol van broertjes en zusjes 8
De rol van school 9
De rol van media 9
HC7 - Jeugd en Media 19
Aantrekkelijkheid van media 19
Educatieve media 19
Sociale media 20
Individuele verschillen in media effecten 21
HC8 - Relaties met leeftijdsgenoten 22
Functies en complexiteitsniveaus 22
Selectie en socialisatie 24
Sociometrische status 25
Vriendschappen en peer invloed 25
,HC1 - Introductie en theorieën opvoeding en socialisatie
Socialisatie = een proces waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen verkrijgen/
aanleren en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die eigen zijn aan een
bepaalde cultuur/samenleving, waardoor ze in staat zijn te participeren in de samenleving.
- Bij socialisatie kan je aan drie dingen denken:
● Unidirectioneel: er is één richting wat effect
heeft op het gedrag van het kind.
● Bidirectioneel: aanleg en persoonlijke
processen hebben invloed op gedrag.
● Transactioneel: over tijd heen bepalen
interacties gedrag.
Verschillende theorieën
Een theorie is een door de mens geconstrueerd
beeld van de werkelijkheid. Kenmerken:
● Anders dan de waarneembare werkelijkheid
(empirie), maar het is een poging deze
begrijpelijk en inzichtelijk te maken.
● Een theorie geeft verbanden aan waaruit
ook hypothesen worden afgeleid.
● Een theorie kan worden weergegeven in een schema of model.
● Empirisch onderzoek kan de theorie ondersteunen of verwerpen.
Volgens Freud, met zijn psychodynamische benadering, gaat socialisatie om de regulatie
van impulsen.
- Het kind heeft bepaalde primitieve uitingen, een sterke intrinsieke energie, van agressieve
en seksuele impulsen.
● Deze driften zorgen voor een conflict met de omgeving, waardoor het kind moet leren
deze te reguleren door externe controle.
○ Dit heeft interne controle/identificatie (super-ego) als gevolg.
Drie onderdelen binnen een mens volgens de psychodynamische theorie:
● Id: Heeft directe verleidingen, primitieve driften, met als hoofddoel: genot.
● Ego: Reguleert impulsen door middel van sociale regels.
● Superego: Het geweten dat in verbinding staat met de realiteit.
Block & Block spraken bij zelfregulatie over ego-controle en ego-resiliency. Ego-controle is
hoe men impulsen onder controle houdt en ego-resiliency gaat over aanpassings- en
herstelvermogen na stressvolle situaties (maar wel identiteit kunnen behouden).
- Rothbart deed onderzoek naar effortful control. Vier voorbeelden van gedragingen:
= Een dimensie van temperament dat informatie geeft over zelfregulerend gedrag
van kinderen dat gericht is op vrijwillige controle van aandacht en gedrag.
● Verdelen van aandacht, gefocuste aandacht
● Inhibitie (wanneer iets wel of niet vertonen)
● Lage intensiteit van plezier
● Perceptuele sensitiviteit
Langeveld vond dat ouders het kind weinig moet helpen. Het kind moet mondig worden met
daarmee zelfverantwoordelijke zelfbepaling als doel.
1
, ● Dus wel persoonlijke vrijheid, maar dat je moreel en betrouwbaar je weg vindt in de
maatschappij. (Unidirectioneel)
○ Dr. Spock was het hiermee eens, maar vond ook dat het kind troost nodig
had.
Begin de 20e eeuw kwam het behavioristisch perspectief, waarbij de klassieke conditionering
van Watson erg belangrijk is.
● De nadruk ligt op uiterlijk gedrag waarbij associaties versterkt kunnen worden door
het idee van: stimulus → respons. Men leert dus door middel van associaties (Pavlov).
- Halverwege de 20e eeuw voegde Skinner het kijken naar operante conditionering toe aan
het perspectief. Het gaat om het aanleren van gewenst gedrag door middel van
bekrachtiging (straf-beloning) → toename van gedrag.
Patterson had de Coercion Cycle bedacht die de nadruk legt op negatieve bekrachtiging.
= Wanneer een kind de richtlijn of het verzoek van de ouder niet gehoorzaamt,
veroorzaakt het wangedrag, woede en vijandigheid bij de ouder.
- Een voorbeeld:
1. Moeder dringt op ‘aversieve’ manier binnen in de activiteit van het kind
2. Het kind gaat in de tegenaanval
3. Moeder stopt met berispen
○ effect op korte termijn: prettig voor iedereen.
○ effect op lange termijn: kind leert dat tegenstribbelen werkt.
4. Het kind staakt de tegenaanval
Bandura gaf een toevoeging aan de sociaal cognitieve leertheorie. Hij ondervond dat men
kon leren door te observeren en te imiteren.
● Het gaat om performance vs learning, maar hier is motivatie en self-efficacy bij nodig.
● Ouders moeten daarom een goed model zijn voor hun kind.
● Als men dezelfde eigenschappen heeft zullen ze sneller iets van elkaar overnemen.
○ Beloning is hierbij ook een belangrijk onderdeel.
Bowlby kwam met Attachment and Loss, wat gaat over het gegeven dat kinderen
aangeboren neigingen hebben om bescherming bij ouders te zoeken in gevallen van stress,
gevaar of ziekte. De ouder wordt gebruikt om de omgeving mee te exploreren.
● Ouders moeten daarom ingaan op de behoefte van bescherming/steun.
- Lorenz onderzocht imprinting bij ganzen, waarbij hij zag dat er een aangeboren
hechtingsmechanisme speelt binnen de ganzen vlak na de geboorte.
● In de kritische en sensitieve periode van een kind zal het snel iets aanleren.
Experimenten van Harlow lieten ook zien dat er sprake is van een aangeboren
hechtingsmechanisme (Aapje koos eerder voor troost dan voor voedsel).
Socialisatie mechanismen
Verschillende voorbeelden van socialisatie mechanismen:
1. Opvoeding → Gedrag van kind
● In 1939 werd er als eerste verschillende opvoedingsstijlen geïntroduceerd:
○ Autoritaire stijl: de ouder is de baas over het kind en stelt regels op.
● Voordeel: kind weet wat er verwacht wordt
● Nadeel: Kind kan angstig en volgzaam worden of juist opstandig en
agressief. Het zorgt voor weinig zelfstandigheid en zelfvertrouwen.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoestern1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.